Beaumont: “Ruggiero bracht me bij opera”
De Spaanse mezzosopraan Maite Beaumont stond in 2006 voor het eerst op het podium van De Nationale Opera, als Dorabella in Così fan tutte. Een jaar eerder was ze al eens in Amsterdam, toen als invalster in de rol van Ruggiero, in Händels Alcina. Met die partij komt ze deze maand terug. “Het is een rol waar je veel in kunt laten zien.”
Ze zag er jong en zorgeloos uit in haar Hawaï-blouse en rode rok met witte stippen. Maite Beaumont zette als Dorabella in Così fan tutte voor het eerst voet op het toneel van De Nationale Opera (haar invalbeurten in Alcina in het jaar ervoor zong ze onzichtbaar vanuit de orkestbak). Het was het Mozart-jaar 2006 en dat werd gevierd met een Mozart/Da Ponte-trilogie in een regie van Sergio Morabito en Jossi Wieler. Later zou de mezzosopraan daarin ook nog de rol van Cherubino zingen, in Le nozze di Figaro.
De moderne ensceneringen gaven veel discussie in het publiek. Maar net als collega Luca Pisaroni heeft Maite Beaumont uitstekende herinneringen aan Così fan tutte. “Het was een heerlijke tijd. Ik werkte in Così samen met Luca, maar ook met Sally Matthews en Danielle de Niese. Heel prettig. We waren jong en de regie was plezierig.”
De trilogie was in het seizoen 2006/2007 een evenement bij wat toen nog De Nederlandse Opera heette. Alle delen werden met een uitgebreide inleiding live op tv en via internet uitgezonden en er waren rechtstreekse vertoningen in bioscopen in het land.
Eenmaal ging het mis. De zaal in Amsterdam zat vol, de tv-camera’s stonden klaar en de bioscopen hadden kaarten verkocht. Maar de computergestuurde draaischijf op het podium wilde niet draaien en de tv-uitzending en vertoning in de bioscoop werden afgelast.
“Een ramp”, herinnert Beaumont zich. “Het was voor het publiek in de zaal en in het land heel vervelend. We hebben het opgelost door een geïmproviseerde, bijna concertante uitvoering te geven. De andere voorstellingen zijn gelukkig uitstekend verlopen. De regie was modern, maar ik had het gevoel dat ik prima kon zingen wat er in de partituur stond.”
Dat was iets minder het geval in het andere deel, Le nozze di Figaro. Dat speelde zich af in de hypermoderne, bijna synthetische omgeving van een autoshowroom. Bij haar eerste opkomst als Cherubino kwam ze onder de prominent opgestelde groene sportwagen (merk: Almaviva) uitgekropen. “Figaro was lastiger om te doen. Door die autofirma, de monteurs, de hele setting was het moeilijker om het juiste ritme te vinden en de geloofwaardigheid in stand te houden.”
Sesto, Falstaff en Ruggiero
Maite Beaumont werd geboren in het Spaanse Pamplona, waar ze zang en viool studeerde aan het conservatorium. Ze studeerde daarnaast ook af in de sociologie. Haar zangcarrière bracht haar naar Duitsland, waar ze vanaf 2001 deel uitmaakte van de operastudio van de Hamburgische Staatsoper. Enkele jaren later stroomde ze door naar het ensemble van dat operahuis.
Ook buiten Hamburg trad ze op. Een jaar voor ze Dorabella in Amsterdam zong, in 2005, debuteerde ze in dezelfde rol op de Salzburger Festspiele. In hetzelfde jaar viel ze viermaal in Amsterdam in bij Alcina van Händel, in de productie die nu wordt hernomen. Ze zong vanuit de orkestbak de partij van Ruggiero, terwijl iemand anders (enkele malen was dat Alice Coote) de rol ‘liep’, zoals dat in het jargon heet.
Vorig jaar juni keerde Beaumont terug bij DNO voor een optreden in Falstaff. En afgelopen december, ten tijde van dit interview, was ze in Turijn voor de rol van Sesto in Giulio Cesare van Händel. Niet voor het eerst, maar wel met plezier. “Ik heb Sesto door de jaren heen op veel plaatsen gezongen, van Barcelona tot Chicago, en dan merk je dat er echt sprake is van een ontwikkeling. Dat is heel plezierig om te ervaren.”
Heeft iemand als u nog veel behoefte aan les en coaching?
“Zeker! Sinds mijn tijd in Hamburg heb ik van allerlei mensen hulp gehad. Het is goed dat anderen naar je stem luisteren en advies geven. Ik heb het geluk, denk ik, dat mijn stem zich door de jaren ontwikkelt, maar dat de kleur en het timbre blijven. Ik heb mijn techniek verbeterd en probeer soms nieuwe dingen uit.”
Als u in een productie staat met een wat lichtere toon, zoals onlangs Falstaff bij De Nationale Opera, beïnvloedt dat uw stemming overdag?
“In zekere zin wel. Er zijn rollen die niet zo veel eisen en dan ben je meer ontspannen. Toch moet je, of je nu veel of weinig zingt, altijd het beste geven.
De dag van een voorstelling begint voor mij zoals elke andere, maar na een korte siësta sluit ik me op in mezelf. Hier in Turijn loop ik in een minuut of twintig naar het theater. Die rust heb ik nodig.
Na de vaak ontspannende schmink trek ik me terug in mijn ‘camerino’, de kleedkamer, met de partituur. Ook al heb ik een rol duizendmaal gezongen, die partituur móet binnen handbereik zijn. Dat laatste uur voor aanvang wil ik rust. Niemand die me kent, zal me dan nog bellen.”
Hoe beviel indertijd uw kennismaking met de rol van Ruggiero in Alcina van Händel?
“Ik zong de rol voor het eerst in Hamburg, in mijn periode bij de operastudio. En al eerder, tijdens mijn opleiding, had ik hem ingestudeerd. Het was door die rol dat ik besefte dat ik mijn leven aan opera wilde wijden. Het zingen, acteren en dat allemaal live op een podium: dat vond ik een geweldige ervaring.”
U bent mezzosopraan en bij het repertoire voor uw stemvak horen ook ‘hosenrollen’ zoals Ruggiero, een mannelijk personage. Speelt u dan een man of speelt u een vrouw die een man speelt?
“Ik ben natuurlijk altijd een vrouw. Gisteren vroeg een collega hier bij de repetitie bij het doorpassen van de kostuums of ik er als Sesto niet meer als een man moest uitzien. Maar ik ben Maite en ik speel vanuit de gedachte: wat zou een man doen in deze situatie? Soms worden voor zulke rollen countertenors ingezet, maar ik denk eerlijk gezegd dat als wij vrouwen een man spelen, dat we vocaal veel meer kracht kunnen geven. En meer woede hebben!”
U gaat in Alcina met Pierre Audi samenwerken. Zijn stijl is vaak abstract. Als u mag kiezen tussen een barokke setting of een meer abstracte, wat bevalt u dan het meest?
“Ik heb geen uitgesproken voorkeur, ik geloof dat het allemaal kan. De vraag is altijd hoe je het concept uitvoert en hoe goed je dat doet. Er zijn prachtige moderne ensceneringen. Voor mij als zanger blijft altijd van belang of de regisseur je als zanger de kans geeft je te ontplooien in een rol, dat je ruimte krijgt om jezelf te blijven.
Mijn smaak is breed. Ik vind het prima om in een traditionele regie te staan, maar ik heb ook met veel plezier nieuwe dingen geprobeerd. En hoewel ik in deze productie van Alcina bijna tien jaar geleden al ben ingevallen, heb ik toen heel weinig kunnen zien van de regie. Ik weet dat Pierre Audi abstract en minimalistisch werkt en ik ben vooral heel erg benieuwd hoe het zal zijn.”
Hoe zingt u Ruggiero? Wat voor iemand is hij?
“Als een ridder, maar wel als een ridder die sterke gevoelens heeft. Dat element wil ik vooral benadrukken. Ruggiero wordt verliefd op Alcina en daar is hij zo door overweldigd dat hij zijn verloofde Bradamante vergeet. Hij raakt vertwijfeld door zijn liefde voor Alcina en voor Bradamante. Zulke liefdesvragen kunnen zich in ieders leven voordoen, of je nou een ridder bent of een gewoon mens.”
Wat zijn de mooiste passages in uw rol als Ruggiero?
“De vele facetten maken deze rol zo mooi om te zingen. Je kunt veel laten zien. In het begin al, met de aria ‘Di te mi rido’. Die is heel theatraal. En dan komt later de vertwijfeling als hij Bradamante herkent. In het tweede bedrijf zing ik ‘Mi lusinga’, dat is een prachtige melodie, het legato ligt wat diep, maar het is mijn lievelingsaria.
Ik zing graag Händel, maar niet alle rollen. Komende weken ben ik hier in Turijn Sesto, maar de titelrol in deze opera, Giulio Cesare, zou ik niet willen doen. Het is niet alleen een kwestie van hoge of lage ligging, het gaat ook om het karakter. In Alcina heeft Ruggiero veel power, maar hij is ook kwetsbaar. Beide kanten wil ik laten zien.”
Alcina is op 25, 27 februari en 1 maart te zien in de Stadsschouwburg Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
1 Reactie
jamooi