AchtergrondBinnenkortFeatured

Henk en Jan Bastiaan: broers in de muziek

De komende tijd brengen de broers Henk en Jan Bastiaan Neven een programma met Russische muziek, onder meer tijdens de Cello Biënnale in Amsterdam. Er kwam een speciale foto, samen met pianist Hans Eijsackers, rond het thema ‘From Russia with love’. Redacteur François van den Anker sprak met de broers over hun gezamenlijke jeugd en verschillende carrières.

From Russia with love - Hans Eijsackers Henk Neven Jan Bastiaan Neven - foto Ronald Knapp
Hans Eijsackers, Henk Neven en Jan Bastiaan Neven op een foto voor hun programma ‘From Russia with love’. (© Ronald Knapp)

Een diepe liefde voor Russische muziek bindt hen en daarom staan de zanger Henk en de cellist Jan Bastiaan de komende tijd verschillende malen samen op een podium. Ze hebben nog veel meer gemeen: een gezamenlijke jeugd in Krimpen aan den IJssel en dezelfde ouders, die hun kinderen actief stimuleerden om muziek te maken. Beiden kunnen zich verheugen in een onomstreden positie binnen hun vak. Eigenlijk zingt cellist Jan Bastiaan als hij speelt en bespeelt bariton Henk soms in gedachten de cello als hij zingt, zo stellen de twee later in het interview vast. Een gesprek over veel overeenkomsten en een enkel verschil.

“We schelen een paar jaar, ik ben de oudste”, zegt Jan Bastiaan. Hij zit met zijn broer aan een tafel in het personeelsrestaurant van De Nationale Opera. Het is een uur voor aanvang van Le nozze di Figaro. Die productie wordt begeleid door het Nederlands Kamerorkest, waarin Jan Bastiaan plaatsvervangend aanvoerder cello is. Henk haalt koffie, heeft alleen papiergeld en leent wat muntjes van zijn broer voor de automaat. Een voorbeeld van diep vertrouwen tussen de broers? “Nou, bij twee musici die geld van elkaar lenen is het doorgaans een kwestie van de wal in de sloot”, stelt Jan Bastiaan droogjes vast.

Uit wat voor gezin komen jullie?
“Onze ouders zaten beiden in het onderwijs en dat heeft wel effect gehad op onze loopbanen”, zegt Jan Bastiaan. “Dat geldt voor ons, maar ook voor zangeres Marjolein Niels, de vrouw van Henk, en violiste Lonneke van Straalen, mijn partner.”

Volgens Henk, die moeiteloos nog veel meer collega’s kan opnoemen die uit een onderwijzersgezin komen, heeft het te maken met leren-leren. “Dat doen onderwijzers, maar dat heb je in de muziek ook, daarin ben je nooit uitgeleerd. Dus als ouders stuur je je kinderen dan naar de muziekschool.”

Die omgeving was, neem ik aan, sterk christelijk?
“Onze grootouders waren strenggelovig. Ik denk dat onze ouders daar al wat lichter mee omgingen en eigenlijk meegroeiden met ons in een ontwikkeling naar vernieuwing.” Henk weet nog: “Toen wij kinderen waren, was een ijsje kopen of naar het zwembad gaan op zondag ongebruikelijk. Dat deed je niet. Maar toen Jan Bastiaan in een jeugdorkest speelde dat ook op zondag uitvoeringen gaf, zei de docent tegen mijn ouders: die jongen heeft een talent van God gekregen, dus hij moet spelen. Dat was een duwtje voor mijn ouders om daar ruimte voor te maken. Onze ouders zijn belezen, stellen zich vragen en hebben zich mee-ontwikkeld met de tijd. In de boekenkast thuis stond de Bijbel, maar ook boeken van Jan Wolkers.”

Jan Bastiaan: “Ik ben zelf niet praktiserend, maar ben er nog wel door gefascineerd.” Henk reageert: “Ik heb er een allergie voor dogma’s aan overgehouden.”

Als ze in gedachten teruggaan naar hun vroegste herinnering aan muziek in het ouderlijk huis, klinkt er een wat krakerige transistor en ruikt het naar sigarenrook. Henk: “Onze vader was een groot Bach-liefhebber. Ik herinner me hoe hij thuis aan het werk was voor school en daar een sigaar bij opstak. Er was geen hypermoderne apparatuur in huis, de kwaliteit van het geluid was matig. Dat veranderde toen onze oudste zus van haar spaargeld een stereotoren kocht.”

Jan Bastiaan en Henk Neven.
Jan Bastiaan en Henk Neven.

Jan Bastiaan weet nog hoe het klonk toen hij voor het eerst een orkest live hoorde spelen. “Onze ouders namen ons al vroeg mee naar De Doelen in Rotterdam. James Conlon was daar in die tijd chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest.” Hij besloot als negenjarige dat hij cello wilde spelen en zat al jong in een jeugdorkest. “Het zou klassieke muziek worden, dat was geen keuze en er werd op de muziekschool ook nauwelijks aandacht besteed aan andere muziek. Een oom was amateur-cellist, dat speelde mee in mijn keuze.”

Het eerste instrument van Henk was de piano. Hij zou er een jaar of zes op studeren en later omschakelen naar zang. “We moesten als kinderen allemaal twee jaar naar de Algemene Muzikale Vorming op de muziekschool. Spelen op een blokfluitje en noten leren lezen. Daarna mocht je een instrument kiezen. Onze zus koos fluit, onze jongere broer speelde gitaar. We hadden een buurjongen die trompet speelde en dat leek me wel wat. Lekker hard. Hobo vond ik ook mooi. Maar er was een piano thuis en dat instrument werd het.”

Er was veel muziek in huize Neven, en dat botste ook weleens, weet Henk nog. “Jan Bastiaan studeerde veel en dat ging onze zus, die wat ouder was, soms behoorlijk vervelen. Die stuurde als tegenwicht vanaf haar nieuw aangeschafte stereotoren haar favoriete muziek als een soort Scudraket naar zijn kamer. Ze draaide Wham en U2, heel populair in die tijd.”

Hadden jullie helden?
Henk: “Ik had vooral dirigenten als held. Karajan en Bernstein kende ik van tv. Bernard Haitink dirigeerde in die jaren de kerstmatinees uit het Concertgebouw. Die mocht ik graag imiteren, met een breinaald als stokje. Ik geloof dat in ieder van ons wel een luchtdirigent huist.”

Voor Jan Bastiaan was Rostropovich het grote voorbeeld. “Hij was de standaard, zo hoort een cello te klinken. Ik heb hem nog een paar keer live kunnen horen spelen.”

Henk studeerde piano, maar raakte aan de grenzen van zijn talent. “Na een jaar of zes kwam ik niet meer verder, vond ik. Ik verloor mijn interesse voor het spelen en het was in die periode dat mijn stem begon te muteren. Thuis vond ik bladmuziek, we hadden de partituur van de Matthäus-Passion, en ik begon een beetje te zingen.”

Jullie hebben verschillende carrières, zang en cello, maar juist die instrumenten zitten erg dicht tegen elkaar aan.
Henk: “Ik vind dat ook wel. Als Jan Bastiaan speelt, hoor ik dat hij echt zingt met zijn instrument.”

Jan Bastiaan: “Ik speel nu met het Nederlands Kamerorkest de begeleiding bij Le nozze di Figaro en dan zit je echt niet te zingen; dan ‘prik je een basje mee’. Maar ik heb veel naar zangers geluisterd en ik probeer in een frase een tekst te maken. Dat doet elke strijker.”

Henk heeft ooit in het zuiden van Europa een zomercursus gedaan. “Ik ben toen bij een les van cellist Gary Hoffman gaan zitten. Hij zei tegen de cellisten: ‘Zing het eerst en speel het dan.’ Wij zangers luisteren naar strijkers vanwege hun vibrato en de manier waarop ze in de toon zitten.”

Jan Bastiaan was negen toen hij met cello begon, Henk ging zingen na zijn pianoperiode. Volgens Jan Bastiaan was vanaf het begin duidelijk dat Henk ‘een stem’ had. “Dat uitte zich toen nog in een beetje dollen. Henk had een hele goede Kathleen Ferrier-imitatie in huis. Hij zong met de plaat mee. Eén van de eerste keren dat ik Henk echt hoorde, was toen hij bij de Nieuwe Opera Academie optrad. Daar keek ik toen met bewondering naar.”

Zijn er herinneringen aan de eerste keer dat jullie samen optraden als echte musici?
Jan Bastiaan: “Ik speelde solo op een jeugdorkestenfestival in Frankrijk, waar ik Carey Williams ontmoette, een Welshman die als begeleider met een Brits orkest meereisde. Hij werkte op een school in Doncaster en kreeg daar alles voor elkaar: hij ging op een Bachreis naar Leipzig met zijn leerlingen en ieder jaar was er een complete opera-uitvoering, ook met die scholieren. Nadat ik in Engeland was geweest voor een optreden, kwam hij bij ons thuis. Onze ouders vroegen hem om Henk zangles te geven.”

Henk herinnert zich hoe stimulerend dat was. “Daarna zijn Jan Bastiaan en ik naar Doncaster gereisd en hebben daar opgetreden. Hij het celloconcert van Haydn, ik een aria van Händel en toen samen ‘Mein teurer Heiland’ uit de Johannes Passion van Bach. Dat moet ons eerste echte optreden samen zijn geweest. Later zijn we de Russen samen gaan doen.”

Cello BiennaleDie ‘Russen’ zijn de liederen voor bariton, cello en piano die de twee binnenkort samen met pianist Hans Eijsackers weer gaan uitvoeren op enkele podia. Ze vormen een rode draad door de samenwerking tussen de twee broers. Ook op de Cello Biënnale, op 23 oktober in het Muziekgebouw aan ’t IJ, zullen de liederen van Glinka, Borodin en Tsjaikovski klinken.

De broers zijn het volledig eens over de schoonheid van die muziek. Cellist Jan Bastiaan vindt het “fysiek prettig om dat op een cello te spelen. Je kunt je instrument laten zingen en gonzen. Daar is de cello voor gemaakt. Ik ben niet zo’n zwijmelaar, maar hou erg van de melancholie in die muziek.”

Henk heeft veel tijd gestoken in het studeren op het repertoire. “De taal maakt het lastig, al is Russisch een hele goede taal om in te zingen. Ik kan nu wel zelf transcriberen na het leren van het Russische alfabet. Het is al dat werk helemaal waard, want er is een goudmijn aan repertoire uit Rusland.”

Zo veel overeenkomsten. Zijn er ook verschillen?
Er wordt over die vraag even nagedacht. Jan Bastiaan zegt: “Henk is de zanger en ik verschuil me op het podium achter de cello. De spotlights zijn het verschil. Als zanger op een podium staan is niets voor mij, ik heb daar weleens nachtmerries over.”

Henk geniet van het zingen en van het acteren op een podium, daarom zijn opera en lied beide belangrijk voor hem. “Als ik op een podium sta, wil ik wel echt de aandacht en als ik zie dat die inzakt, zet in een tandje bij.”

Hoe werken jullie samen?
Samenwerken met broers is makkelijk, vinden beiden. Dat geldt ook voor de derde musicus op het podium, pianist Hans Eijsackers, “ook een soort broer inmiddels”. Voor Henk zit dat onder meer in dezelfde ‘muzikale ethiek’ die de broers hebben. “Daarom ben ik niet kritisch over wat Jan Bastiaan doet. Sterker nog: als iemand zou zingen zoals Jan Bastiaan cello speelt, zou het een wereldtopper zijn.”

Jan Bastiaan lacht: “Nu moet ik natuurlijk ook iets aardigs over Henk zeggen. Dat kost me, serieus, geen moeite. Onlangs presenteerde Henk zijn cd Rêves d’Espagne! in de Kleine Zaal. Op die avond was hij het helemaal, soeverein op zijn plek. Je weet als musicus hoe moeilijk het kan zijn. Ik ben in de pauze even langsgegaan in de kleedkamer, maar hoefde niet veel te zeggen. Je hebt als broers weinig woorden nodig.”

Er staan van bariton Henk Neven, cellist Jan Bastiaan Neven en pianist Hans Eijsackers optredens in de planning in de Stiftskerk in Weerselo (16 oktober), tijdens de Cello Biënnale in Amsterdam (23 oktober) en tijdens het Zondagochtendconcert van AVROTROS (5 februari 2017) in het Concertgebouw.

Vorig artikel

Cité de l’Opera: Rufus, Anita en Steve

Volgend artikel

Live in HD start met Tristan und Isolde

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

1 Reactie

  1. Ankie weltevrede
    8 oktober 2016 at 18:03

    Prachtig om een portret te lezen over deze twee topmusici die de schijnwerpers ten volle verdienen.
    Wij volgen hun optredens al jaren en zijn groete bewondereraars,omdat zij het vermogen hebben een indruk na te laten die onnavolgbaar is!
    Kees en Ankie Weltevrede,Riel.