AchtergrondFeatured

Tenoren van de toekomst: Michael Spyres

In operaland staan de felste spotlights gericht op de prima donna’s. Maar de primo uomo’s komen op een goede tweede plaats. Met hun hoge noten en heldenrollen hebben ze een speciale status in en buiten de operahuizen. Wie zijn de ‘leading gentlemen’ van de toekomst? In deel vier van een serie Michael Spyres.

Michael Spyres: "Ik ben nogal een extremist in het leven" (foto: Dax Bedell).
Michael Spyres: “Ik ben nogal een extremist in het leven” (foto: Dax Bedell).

Wie is Michael Spyres?
Michael Spyres werd geboren in Mansfield, Missouri, in een familie van musici. Hij werd vernoemd naar zijn oom, wiens grootste droom het was om operazanger te worden, maar die door een zeldzame vorm van keelkanker op jonge leeftijd overleed. Spyres groeide op met dit verhaal en wist ergens dat hij het was die deze droom zou vervullen.

In huize Spyres werd er altijd gemusiceerd. Zijn ouders (beide muziekleraar), zijn broer (eveneens operazanger/leraar), zijn zus (violiste, actrice, muziektheaterspecialiste): iedereen was muzikaal actief. Michael zelf luisterde naar alle mogelijke operastemmen en probeerde ze te imiteren.

Het was dan ook geen verrassing dat hij zang ging studeren, eerst in de Verenigde Staten en later in Wenen. Hij begon als bariton, maar switchte later naar het tenorvak. Dat ging niet vlekkeloos: het kostte hem naar eigen zeggen ‘zes jaar van afwijzing en falen’ voordat hij als tenor zijn plek gevonden had.

Na zijn afstuderen werd Spyres een Young Artist van het Opera Theatre Saint Louis, waar hij zijn operadebuut maakte als Rodolfo in La bohème. Zijn grote doorbraak kwam in 2008, toen hij een vast contract kreeg bij de Deutsche Oper Berlin en debuteerde in de rol van Otello in Rossini’s gelijknamige opera bij het Rossini in Wildbad Festival.

Grote huizen en podia als de Scala, Carnegie Hall, het Liceu, de Semperoper Dresden en het Rossini Festival in Pesaro volgden al snel. En recent maakt hij zijn debuut bij het Royal Opera House.

Deze zomer is Spyres wederom in Pesaro en Bad Wildbad te vinden en volgend seizoen staat hij onder meer in Londen, Chicago en Parijs. In de wat verdere toekomst lonkt zijn debuut in Aix-en-Provence en keert hij terug in Covent Garden voor een productie van Idomeneo.

Een eerste solo-cd is er inmiddels ook: A Fool For Love, opgenomen bij Delos en uitgebracht in september 2011. Gezien de imponerende kwaliteit van dat album (lees de recensie), de juichende recensies en reacties die hij in vele steden oogst en de hoge standaard van zijn agenda voor de komende seizoenen is Spyres dé tenor om in de gaten te houden.

Wat zegt Michael Spyres?
De afgelopen weken was Spyres ‘in de buurt’, voor een serie optredens in de titelrol van Candide bij de Vlaamse Opera in Antwerpen. Na afloop van de speelreeks sprak Place de l’Opera met hem.

Je staat in de belangstelling van de grootste operahuizen. Hoe kom je zo ver? Wat was bepalend voor je succes tot nu toe?
“Vele uren oefening en heel veel hard werk. En ik had het geluk Rossini tegen te komen toen ik 25 was. Daarmee vond ik een specifiek stemtype dat bij mijn stem paste. Zodra ik de ‘baritenorrollen’ van hem begon te zingen, raakten mensen geïnteresseerd. Daarmee had ik mijn ‘niche’ gevonden en begonnen de echte deuren zich te openen.”

In Mozarts Betulia Liberata in Salzburg (foto: Silvia Lelli).
In Mozarts Betulia Liberata in Salzburg (foto: Silvia Lelli).

De volgende rol op je programma is Arnold in Guillaume Tell, op het Rossini-festival van Bad Wildbad. Dat is een forse rol: is je stem aan het groeien?
“Ja, ik denk dat mijn stem gegroeid is sinds de eerste keer dat ik Arnold zong, op het Caramoor Festival van New York twee jaar geleden. Ik zie ook erg uit naar het toekomstige ‘pad’ van mijn stem. Mijn spreekstem is een stuk lager dan die van de meeste tenoren en ik heb de aanleg voor een jonge dramatische tenor, maar of dat er ook echt inzit, zullen we gaan zien. Op dit moment ben ik tevreden met de rollen die ik zing.

Een ‘zware rol’ is ook een wat relatief begrip. Ik heb al zes rollen gezongen in dit type repertoire. Dat laat wel zien waar mijn stem naartoe gaat. Ik voelde me bijvoorbeeld erg goed als Faust in Berlioz’ La Damnation de Faust en heb plannen om die rol nog drie keer te zingen. Sterker nog, dit najaar zing ik hem en neem ik hem op in Londen, onder leiding van Valery Gergiev.”

Hoe riskant zijn de beslissingen wat je wel en niet zingt? En heb je op dat gebied wel eens foute keuzes gemaakt?
“Ik kan me geen rol bedenken die ik afgewezen heb, behalve dan die keer dat een concertpromotor me vroeg of ik naast het standaard tenorrepertoire ook de twee Sarastro-aria’s kon zingen…

De meeste carrières worden niet gemaakt door repertoire dat je zelf kiest om uit te voeren, maar door repertoire waar mensen je voor inhuren. Als ik een rol krijg aangeboden, kijk ik ernaar, zing ik het door en bespreek ik het met mijn agent, die zeer deskundig is op het gebied van orkestraties en opera in het algemeen.

Ik heb inmiddels meer dan veertig hoofdrollen gezongen en hoewel sommige beter waren dan andere heb ik enorm geleerd van iedere rol. En als je voelt dat een rol niet goed voelt bij jou en jouw begrip van je stem, heb je twee opties: afzeggen of er het beste van maken en van de ervaring leren.”

Er staan veel minder bekende tenorrollen op je repertoire. Is dat een bewuste keuze?
“Mijn visie is altijd geweest dat je met iedere nieuwe rol zo veel leert over je vak en de operakunst in het algemeen dat het een groot verlies zou zijn als je een rol enkel afwijst omdat die obscuur is. Iedere rol dwingt me om op een andere manier naar mijn stem en mijzelf te kijken. Dat is waarom ik ervan houd obscuur repertoire te zingen.

Tot nu toe heb ik 47 rollen in vier talen gezongen en ik moet zeggen dat elke rol enorm heeft bijgedragen aan wie ik ben. Het heeft mijn horizon verbreed en me laten realiseren hoeveel geweldige werken er zijn. Daarbij helpt het dat ik snel leer en rollen snel in mijn hoofd krijg. Al was dat niet altijd zo: het heeft jaren geduurd voor ik de meest efficiënte manier om rollen te leren te pakken had.

Ik ben nogal een extremist in het leven en ik houd van uitdagingen, maar soms neig ik ernaar wat ver door te draven, in de zin van wat mijn hersens aankunnen. Een voorbeeld: van augustus 2008 tot augustus 2009 debuteerde ik in elf rollen in drie talen, met daarbij nog vier verschillende concerten. Je begrijpt dat ik langzaamaan gek werd…

Maar dat jaar was een uitzondering. Gemiddeld zing ik zes tot acht opera’s (waarvan vijf roldebuten) in een jaar. Op die manier heb ik veel opgetreden de afgelopen acht jaar. Maar ik heb nog een lange weg te gaan om Domingo te evenaren!”

Als Hoffmann in Les contes d'Hoffmann in het Liceu in Barcelona (foto: A. Bofill).
Als Hoffmann in Les contes d’Hoffmann in het Liceu in Barcelona (foto: A. Bofill).

Heeft het iets speciaals om een tenor, een ‘primo uomo’, te zijn?
“Er zijn zeker voordelen aan het zijn van een tenor, aangezien er minder zangers in de tenorenwereld zijn dan in de baritonwereld. Een tenor zijn betekent dat je in een categorie van vocale extremen zit. Bijna iedere rol voor tenor ligt in de passagio en veel mensen vinden nooit uit hoe je nu precies door die delicate mix van technieken moet manoeuvreren. Zoals gezegd kostte het mij jaren.

De affiniteit van het publiek voor de tenorstem heeft volgens mij ook veel te maken met fysica. Wetenschappelijk gesproken ligt de frequentie van een tenor tussen de 250 en 500 hertz. Volgens verschillende studies vinden mensen bepaalde frequenties, in het bijzonder klanken tussen de 400 en 500 hertz, het mooiste.

Dit verklaart ook waarom de meeste succesvolle pop- en opera-artiesten ernaar neigen in dit gebied te zingen en waarom de meeste vrouwelijke popartiesten de hertz-reikwijdte van een alt of mezzo opzoeken. Het is ook geen toeval dat moderne orkesten in het grootste deel van de wereld gestemd worden op 440 hertz.”

Welke nieuwe rollen zou je in de toekomst aan je repertoire willen toevoegen?
“Er zijn vele rollen die ik graag zou willen zingen, maar een paar van mijn favorieten zijn: Peter Grimes, Eleazar, Hermann, Huon, Mitridate, Tito, Orfeo, Vasco da Gama, Tom Rakewell, Lohengrin, Otello… Ik zou ook dolgraag Hamlet in Ambrois Thomas’ Hamlet willen zingen, en Boris Godoenov, en Falstaff, maar dat zal wel nooit gebeuren. Hoewel ik er wel van mag dromen, want Domingo plaveit nu de weg voor die mogelijkheid!

Waar het me uiteindelijk om gaat, is dat ik zoek naar nieuwe en uitdagende ervaringen. Dat helpt me om met veel plezier en opwinding naar de toekomst te kijken.”

Hoe klinkt Michael Spyres?
‘Je crois entendre encore’ uit Les pêcheurs de perles van Georges Bizet:

‘Ah! Lève-toi, soleil!’ uit Roméo et Juliette van Charles Gounod:

‘Eccomi a voi, miei prodi’ uit La donna del lago van Gioachino Rossini, opgenomen in juni 2013 in het Royal Opera House in Londen:

Zie voor meer informatie de persoonlijke website van Michael Spyres.

Lees ook de andere delen in de serie ‘Tenoren van de toekomst’:
Arturo Chacón-Cruz
Saimir Pirgu
Gaston Rivero

Vorig artikel

YouTube-portret: Belvedere Competition

Volgend artikel

Het Belvedere-verslag: de 1e halve finale

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.

4Reacties

  1. chris horsmeier
    4 juli 2013 at 10:17

    Ja mooie stem .Heb overigens ergens gelezen dat hij naar Amsterdam komt bij de opera voor Il Viaggio a Reims klopt dat?
    heb in het interview niets over gelezen .

  2. .erda
    4 juli 2013 at 11:28

    Zag /hoorde hem eerst in de Live in HD uitzending van La Donna del Lago uit ROH, waar hij een beetje “overschaduwd” werd door Didonato, Florez en Barcelonna, hoewel hij ook daar in het algemene enthousiasme mocht delen. Zag hem daarna, vorige maand, in Antwerpen Live in Candide! wat een stem, hij wint er duidelijk bij om hem “live” te horen! En een erg goed acteur, zo goed zelfs dat ik aanvankelijk niet kon geloven dat het om dezelfde man ging. Heb écht het programmaboekje erbij moeten halen om mezelf te overtuigen. Overigens, ik had mezelf beloofd geen voet meer in Antwerpen te zetten zolang Cahn er directeur is, maar ben toch héél blij dat ik me heb laten overhalen. Candide was meesterlijk! Misschien moet ik toch een paar opera’s uitkiezen om te gaan bekijken. Bieto’s Lady Macbeth is daar beslist NIET bij, maar ik heb dus ook Il Giasone “gemist” met Christophe Dumaux, en dat is dan weer jammer…

  3. Rietje
    25 oktober 2013 at 21:26

    Behoord Josë Cura niet bij de toekomstige tenoren ? of heeft Cura zich al bewezen,niet alleen zijn stem is prachtig maar ook zijn spel is schitterend.
    Met vriendelijke groet,
    Rietje.

  4. Anna K
    26 oktober 2013 at 06:33

    Beste Rietje,
    je kan moeilijk iemand van 50 en een carrière van bijna 25 jaar een “toekomstige tenor” noemen 🙂