Parijse opera rehabiliteert Le Roi Arthus
Na een productie van Le Cid in maart en april heeft de Opéra National de Paris deze weken wederom een zelden gespeelde Franse opera op het programma staan: Le Roi Arthus van Ernest Chausson. Een trio topzangers gaf het werk prachtig vorm. Iets wat minder gold voor regisseur Graham Vick.
Ernest Chausson (1855-1899) waagde zich in het midden van zijn carrière aan het schrijven van een opera over de beroemde middeleeuwse kruisridder Arthur. Hij voltooide de opera ongeveer tien jaar later (1895), maar door desinteresse van de Franse operadirecteuren bleef een première uit. Pas na zijn dood werd de opera opgevoerd, in 1903 in Brussel, met de beroemde Nederlandse bariton Henri Albers in de titelrol.
De opera, op een libretto van de componist zelf, handelt over de liefde tussen de ridder Lancelot en Genièvre, de vrouw van koning Arthur, die in eerste instantie niet gelooft dat zijn trouwe ridder Lancelot – laat staan zijn vrouw – tot een dergelijk vergrijp in staat is. Het liefdespaar wordt echter verraden door Mordred, waardoor ze op de vlucht moeten slaan.
Het leger gaat het paar achterna, Genièvre pleegt zelfmoord en Lancelot wordt in de strijd dodelijk getroffen. Arthur vindt zijn stervende vriend en vergeeft hem. Nadat de ridder is heengegaan, wordt de koning op mystieke wijze genoot in een paradijselijk hiernamaals, ondersteund door etherische muziek.
Groot succes heeft de opera niet behaald. In Nederland was het stuk slechts eenmaal te horen, in 1994 in de ZaterdagMatinee. En in 2003 vierde Brussel de honderdjarige première met een matige productie.
De Parijzenaars konden het werk in 1981 concertant horen, maar moesten voor een scenische versie wachten tot zaterdag 16 mei. Het was dus de eerste keer dat Le Roi Arthus geënsceneerd op de planken van een Parijs operahuis stond.
De Opéra National had met Thomas Hampson, Roberto Alagna en Sophie Koch een topcast aangesteld om deze bijzondere gebeurtenis tot een succes te maken. De regie lag in de handen van de gevierde regisseur Graham Vick en de jonge chef-dirigent van het operahuis, Philippe Jordan, dirigeerde het geheel. Desondanks was de avond niet volledig geslaagd.
De voorstelling begon traditioneel, met een dicht doek en prachtig orkestspel. De flitsende ouverture ging doorgecomponeerd over in de openingscène, waarin Thomas Hampson als bijna 60-jarige liet horen dat hij nog altijd gerekend mag worden tot de betere baritons van de wereld. Zijn indrukwekkende stem heeft al vaak geklonken in Amsterdam. De laatste paar keren kon hij me minder bekoren, maar hier maakte hij een verfrissende indruk. Hij was duidelijk in zijn element in de rol van de legendarische Engels koning.
Roberto Alagna was een stralende Lancelot. Het Franse repertoire past hem als een handschoen. Eerder was dat al in Le Cid te horen en in deze opera was hij in mijn ogen nog beter. Zijn zoete tenor kwam fantastisch tot zijn recht, met name in het lange duet met Sophie Koch, die met haar romige mezzosopraan op een wat onderkoelde wijze de rol van Genièvre neerzette. De bijrollen waren verder meer dan uitstekend bezet.
De enscenering van Graham Vick gooide helaas roet in het eten van de operabezoeker, die lang had uitgekeken naar deze voorstelling. De opera speelde zich bij hem af aan de voet van een berg, waar we de contouren zagen van een oude burcht uit de tijd van de kruisridders. Dat diende verder echter geen doel. De actie vond plaats in en rond een huisje dat in de eerste akte gebouwd werd en vervolgens per scène ontleed werd, totdat het een ruïne was. Dat deed wat oubollig en gezocht aan.
Nu is Le Roi Arthus ook geen makkelijk te ensceneren werk. Want eerlijk is eerlijk: de handeling is aan de saaie kant. Er gebeurt over het algemeen erg weinig, waardoor de opera zich (net als overigens veel meer opera’s) uitstekend leent voor een concertante uitvoering, maar minder voor een geënsceneerde versie. Vick wist zich daar kennelijk geen raad mee, wat tot een matige moderne regie leidde; rechttoe rechtaan, maar saai. Daarbij werden de zangers amper geregisseerd.
De partituur van Le Roi Arthus lijkt sterk op een herontdekt Frans werk van Richard Wagner. Bijna al zijn werken komen wel ergens in enige vorm voorbij. Niettemin heeft de opera ook zijn eigen kleur en stijl en is daarom zeer de moeite van het luisteren waard.
Er werd zeer goed gespeeld door het orkest van de Opéra National de Paris, onder de bezielende leiding van Philippe Jordan. De jonge maestro liet door zijn hoorbare liefde voor het werk het orkest spetteren en waar nodig zwoel en etherisch spelen. Hij had in zijn vader, Armin Jordan, ook een uitstekende leermeester, die in de jaren ’80 de eerste opname van deze opera maakte, met de fantastische tenor Gösta Winbergh als Lancelot! Een opname die ik iedereen kan aanbevelen.
Le Roi Arthus is nog tot en met 14 juni te zien. Zie voor meer informatie de website van de Opéra National de Paris.
10Reacties
Ik was er op première. Na reeds lang geleden het werk te hebben leren kennen (en zeer waarderen!) via de opname van Armin Jordan en het daarna in de Brusselse Munt te hebben gezien (ik vond die produktie toch wel meer dan ‘matig’, zelfs redelijk goed!) keek ik dan ook zeer uit naar deze produktie in de Parijse Opéra. Toch eerst even dit: als men deze handeling ‘aan de saaie kant’ vindt, geldt dit ook voor andere opera’s: Tristan, Pelleas, zelfs Don Carlos (die allemaal OOK tot mijn lievelingswerken behoren). OK, er ‘gebeurt’ niet zo enorm veel in, maar psychologisch evolueren de karakters wel heel mooi en er zijn muzikaal prachtige passages in: bv de beginscene, de duo’s tussen Genièvre en Lancelot, de verschijningscene van Merlijn, de slotapotheose van koning Arthus (ik geloof wel dat ik nu zowat de ganse opera heb opgesomd!). En nog dit: ik vind dat ELKE opera beter tot zijn recht komt in een scenische uitvoering dan in een concertante, ook degene waarin dus relatief weinig actie voorkomt (zoals bv ook Tristan), maar dat is een hele persoonlijke mening.
Goed, mij viel die enscenering ook wat tegen. Ik heb niets tegen ‘moderne – mooie – logische’ ensceneringen, maar hier had ik toch wel wat meer ‘Legende van de Ronde Tafel’in gewild. Nu kwamen de hedendaagse kostuums wat gemakkelijk en sfeerloos over. Er zat wel een zekere logica in om de ondergang van de Ronde Tafel voor te stellen als ‘de Val van het Huis Arthus’ om Edgar Allan Poe te parafraseren. Dit gebeurt dan ook letterlijk: in het eerste bedrijf wordt het huis opgetrokken, in het tweede bedrijf staat er een sofa naast (ook al niet erg origineel) en in het laatste bedrijf wordt het huis neergehaald en gaat de sofa in vlammen op. Weg, echtelijk geluk! Het verre beeld van de torenruine op de heuvel is de enige allusie op de middeleeuwen; en de hier ietwat anachronistische zwaarden, die wel eerst dienst doen als een soort omheining, maar dan ook één voor één weggenomen worden (men heeft ze tenslotte nodig om te vechten!).
Maar muzikaal niets dan lof: Thomas Hampson is een schitterend, gedesillusioneerde koning, Roberto Alagna een tussen passie en plicht verdeelde Lancelot en Sophie Koch een ietwat hautaine, koele Genièvre. Eveneens prachtig gezongen bijrollen. Prachtig gedirigeerd en klinkend orkest. Dus, ondanks de ietwat rare enscenering, toch een voorstelling die meer dan de moeite loonde.
Ik heb bij dit bezoek aan Parijs ook ‘Die Zauberflöte’ gezien, eveneens in de Bastille, in de zeer poetische enscenering van Carsen (grasveld, bomen maar ook graven en doodgravers…) in een hele goede bezetting (oa Mauro Peter als Tamino, Jacqueline Wagner als Pamina, Edwin Crossley-Mercer als Pappageno (heel goed gekarakteriseerd), Ante Jerkunica (in dezelfde rol ook al in Antwerpen gezien) als zeer sonore Sarastro en Jane Archibald als heel virtuose Koningin.
En in de Theâtre des Champs Elysees ‘Macbeth’ in een enscenering, die men waarschijnlijk in Amsterdam veel liever zou gezien hebben: sober, somber, vaag middeleeuws, maar heel ter zake en dramatisch, met een paar hele sterke momenten zoals de scenes met de heksen (die er werkelijk uitzagen en bewogen als heksen)en die trouwens omniprésent waren tot in de slotscene of ook de langzame dans van het koppel Macbeth op het einde van I en III. Roberto Frontali was een fascinerende Macbeth en Susanna Branchini een misschien iets te expressief zingende Lady Macbeth, maar enorm in haar rol betrokken. Prachtig gezongen Macduff (zijn aria!) van Jean Francois Borras en ook Andrea Mastroni (Banquo) zat op dat niveau.
Deze opera zag ik jl vrijdag en nog een keer maandag. Ik kan me goed vinden in de beschrijving van Stefan Caprasse. Het was een prachtige uitvoering van alle solisten in hoofd- en bijrollen. Ik kende de opera nog niet en kocht een aantal maanden geleden daarom ook eerst de opname onder Armin Jordan om de muziek te leren kennen, vond de muziek meteen prachtig.
Grijp uw kans om deze opera dan wel te horen of te zien. U hoeft er niet voor naar Parijs want ze is te zien op 2 juni aanstaande op zowel Culturebox (internet) als Mezzo (televisie) en te horen op 6 juni bij NPO 4.
Bedankt voor de appreciatie…
Arthus is zonder meer een meesterwerk, heel jammer dat het in Nederland nooit scenisch is uitgevoerd. Overigens, ik hoorde van Franse collegae dat Hampson de partij flink naar beneden heeft getransponeerd of op zijn minst alle hoge G’s vermeden!
Oeps! Dat was mij niet opgevallen, maar dat is natuurlijk minder…
Betreffende Thomas Hampson: de laatste keren, dat ik hem – overigens niet live – heb gehoord (in “Les contes d’Hoffmann” uit de Met en in het afscheidsconcert van Maris Janssons) ben ik nogal geschrokken. Zijn stem leek veel van zijn oorspronkelijke glans te hebben verloren. M.i. wees dat op slijtage. Op grond van bovenstaande recensie zou sprake moeten zijn geweest van een tijdelijke inzinking, maar die transposities – waarvan Mauricio repte – wijzen dan toch weer in de verkeerde richting, wat erg jammer zou zijn.
Qua interpretatie vond ik zijn vertolking in “Les Contes d’Hoffmann” wel fascinerend maar zuiver vocaal inderdaad… maar de mens wordt natuurlijk ook al een jaartje ouder en heeft heel veel gezongen, tot zelfs Wagner…
Zijn interpretatie van de 4 booswichten in “Les Contes d’Hoffmann” vond ik evenmin om over naar huis te schrijven: veel te braaf. Overigens zag ik, dat ik de naam van Mariss Jansons verkeerd gespeld had. Excuses daarvoor.
Nou, dan zijn we het over die interpretatie niet eens (wat natuurlijk mag…)
Na het beluisteren van de opname met Gino Quilico als Arthus onder Armin Jordan viel mij tijdens de live uitvoering wel op, dat Thomas Hampson ergens een bepaalde hoge noot niet zingt. Maar ik ken de partituur niet, dus dat zegt mij verder weinig want ik weet niet welke noten er in de partituur staan. Ik vond in ieder geval zijn stem uitgerust klinken in vergelijking tot een aantal maanden geleden. En dat zijn stem iets minder glans heeft, tja dat ligt in de lijn der verwachting bij een zanger van bijna 60.