Die Zauberflöte: theater van de glimlach
Simon McBurney is terug bij De Nationale Opera. Zijn Zauberflöte biedt een avond inventief muziektheater, waarin de regie net zo speels is als de muziek van Mozart. Geen grote emoties, wel voortdurend een glimlach over de creativiteit van de vormgeving en over de zang.
Regisseur Simon McBurney beschikt over een ongekende vindingrijkheid. Dat bewees hij al met zijn indrukwekkende productie van A Dog’s Heart enkele seizoenen geleden en ook zijn regie van Die Zauberflöte, die kort na de eerste serie in december 2012 alweer hernomen wordt, staat bol van de vondsten.
Voor elk theatraal en dramaturgisch probleem lijkt McBurney een creatieve oplossing te hebben. Al is het probleem achter die oplossing in een enkel geval niet helemaal duidelijk. De Königin der Nacht zingt haar wraakaria bijvoorbeeld vanuit een rolstoel. Voor welke kwestie dát een oplossing is, werd mij niet duidelijk. Maar in het geheel van McBurneys werk overheerst de theatrale kwaliteit, vaak wat onconventioneel ingevuld.
Tijdens de ruim drie uur die de voorstelling duurde, ontstonden in de zaal voortdurend hoorbare en onhoorbare (glim)lachen. Grote emotie viel niet te verwachten, maar een mooie vertelling op uitstekende muziek was het zeker.
McBurney laat de zangers hard werken, zet het orkest bovengemiddeld in het licht en laat de leden van het Nederlands Philharmonisch Orkest (NedPho) meedoen met de voorstelling. Op enig moment werd er zelfs meegezongen door enkele koperblazers, al kan het zijn dat ze dat gewoon deden omdat ze er plezier in hadden.
Voor het antwoord op de vraag ‘waar haal je in een opera een toverfluit vandaan?’ kiest McBurney de meest logische weg: bij de fluitist. Hanspeter Spannring van het NedPho heeft wat extra werk aan het weggeven en weer in ontvangst nemen van de toverfluit.
Ook voor de dringende en nogal manifeste behoefte van Papageno aan een vrouw kiest de regisseur een simpele en moderne oplossing: Papageno Thomas Oliemans zendt via een geprojecteerd schoolbord een glasheldere wens de wereld in: #papagenozoektvrouw.
Van Wanroij bleef zelfs in een hoekig legerpak ‘every inch a lady’
Mozart uitvoeren in een ruime zaal als die van Nationale Opera & Ballet vraagt de nodige aandacht, zowel bij de zangers als bij het orkest. De plaatsing van de musici, goed in het zicht, veel hoger dan gemiddeld en met dirigent Marc Albrecht vol in beeld, hielp zeker.
Kamermuzikaal, maar zonder te verdrinken in de ruimte, begeleidde het NedPho de zangers, met een weldadige bodem van geluid, die, op een enkele uitzondering na, prachtig synchroon liep met de zang.
Vrijwel alle zangers van de originele cast bleken beschikbaar voor de reprise, op twee wissels na. Judith van Wanroij als Erste Dame en Chen Reiss als Pamina waren nieuw. De Nederlandse sopraan was na geruime tijd weer terug op de plaats waar ze hoort, op het Amsterdamse hoofdpodium. Ze voerde de drie Dames mooi aan, mengde prima met de fraaie stemmen van haar collegae en bleef zelfs in een hoekig legerpak ‘every inch a lady’.
Chen Reiss heeft veel mee, waaronder een aangename, soepele en warme sopraan. Ze stapte moeiteloos in de leegte die de vorige Pamina, Christina Landshamer, liet. Haar bijdrage was, in een voorstelling die niet echt bol stond van de emoties, het meest ‘grijpend’.
Thomas Oliemans is zo onderhand een fenomeen. Een vermaard liedzanger, deze maanden vertolker van het serieuze Mahler-repertoire bij het Residentie Orkest, maar ook zanger/acteur in karakterrollen als Hagen en Kothner in opera’s van Wagner. De rol van Papageno zit hem als gegoten. Na de serie in 2012 en de uitvoeringen van deze productie in Aix-en-Provence is zijn balans tussen prima zang en briljant komisch spel perfect. Zijn Schaunard in de recente La bohème neigde naar een type, maar deze Papageno speelt de bariton als een echt karakter.
De bas Brindley Sherratt, die een Commendatore-achtige sonoriteit produceerde, legde een vocaal fundament in de voorstelling en de Papagena van Regula Mühlemann (overigens net als Judith van Wanroij en Thomas Oliemans een leerling van Margreet Honig) zorgde voor mooie hoogten.
De Königin der Nacht van Iride Martínez was enigszins omfloerst en niet zo verbeten als de rol vereist. Tenor Maximilian Schmitt zong vaardig als Tamino, maar schitterde niet echt in deze voorstelling.
Simon McBurney heeft twee fraaie producties in Amsterdam gerealiseerd. Zijn speelsheid past goed bij de muziek van Mozart. Voor pakweg een regie van de Da Ponte-opera’s zou ik met veel vertrouwen een kaartje kopen.
Die Zauberflöte is nog tot en met 27 maart te zien in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
29Reacties
DE ROLSTOEL
Over Judith van Wanroy: “De Nederlandse sopraan was na geruime tijd weer terug op de plaats waar ze hoort, op het Amsterdamse hoofdpodium.” 100% mee eens! Ik vind Judith van Wanroy een fenomenale zangeres, en ik heb te weinig verstand van opera om te begrijpen waarom zij niet een internationaal vermaarde sopraan is. Zij is “hors categorie”!
Van moderne regie heb ik wel ontzettend veel verstand, dus laat mij de rolstoel even verklaren. Elke regisseur die in de “zaal als die van Nationale Opera & Ballet” (zullen we dat gewoon Het Muziektheater noemen?) aan de slag gaat, moet een contract tekenen.
Daarin staat dat minimaal op het toneel aanwezig moet zijn: 1)Naakt 2)IJskast 3)Zonnebril 4)Rolstoel 5)Persfotograaf met jaren-vijftig hoed 6)Chevrolet 7)Computer 8)Copuleren 9)Auschwitz 10)Hot-dog stal.
McBurney heeft aan zijn contractuele verplichtingen voldaan door voor de rolstoel te kiezen. Had erger gekund, toch?
Inderdaad, heer Keegel, had erger gekund maar een naakte sternflammende Königin zou mij minder plaatsvervangend ongemak hebben bezorgd dan haar in een rolstoel Die hölle Rache te moeten zien zingen. Alle lof overigens voor Iride Martinez` prestatie! Ik hoop dat het haar in de voorstelling die ik binnenkort zal bijwonen bij het produceren van deze aria niet pas tegen het eind hiervan vergund zal zijn zich uit haar rolstoel te verheffen, zoals in de tv-registratie van deze prachtproductie het geval is.
(pardon; Der Hölle Rache)
In de nrc van gisteren een interview met de regisseur waar hij zijn keuzes zeer duidelijk uitlegt. De rolstoel duidt op het machtsverlies en het verlies van controle. Ik ga zondag naar de voorstelling. Ben zeer benieuwd.
Wat hád ik het Mozart en Schikaneder graag gegund deze productie mee te mogen maken!!
Net als 2 seizoenen geleden heb ik erg genoten van deze “Die Zauberflöte”: geen (quasi)diepzinnig vrijmetselaarsgeneuzel maar lekker theater. Zo kan een moderne enscenering dus gelukkig ook zijn! Meneer Keegel, wat de rolstoel betreft, overtuigd door de uitleg van de regisseur? Zo ja, wees dan zo sportief om dat ruiterlijk te erkennen. Zie voor internationale erkenning: http://parterre.com/2015/03/12/magic-flute/.
Laat Meneer Kegel toch in zijn mening (gaar koken)!!!
Mag ik, Stefan Caprasse, deze doorbreking van uw radiostilte begroeten als het voorjaarsgeluid van een doorstart?
Wie weet?
(Stefan Caprasse:)
wat uw advies aangaande Olivier Keegel betreft zou ik hieraan willen toevoegen: mits niet overgaar, vermits ik zijn brouwsels, ongeacht de inhoud ervan, doorgaans met smaak tot mij neem.
Wat de smaak van de ene is, is blijkbaar de ergernis van de andere… En wat die inhoud betreft, die is weinig afwisselend en meestal uiterst voorspelbaar…
DE RUITERLIJKE TOEGAVE
De regisseur verklaart in de NRC: “De Koningin van de Nacht geven we ook een belangrijke eigenschap mee: ze zit in een rolstoel, wat een effectieve manier is om het dreigende verlies van haar macht te symboliseren.”
“GEVEN WE EEN BELANGRIJKE EIGENSCHAP MEE!” 🙂 Ik moet ruiterlijk toegeven: gezwam volgens de modernste regelen der kunst, geheel indachtig het adagium “Don’t tell the story. COMMENT on it!” Neem het publiek als een onmondige kleuter bij de hand, LEG UIT!
De verzwegen premisse is hier: er dient een eigenschap “meegegeven” te worden, er moet iets gesymboliseerd worden.
Quod non.
Mozart en Schikaneder hebben in dit opzicht naar behoren gepresteerd. Een zeven-en-halfje zou ik zeggen, ruim voldoende toch?
Zoals Gwyneth Jones het zo treffend zei: “The public is insulted and treated like idiots who are incapable of forming their own interpretation of the composer and librettist’s work and its effects on their daily lives and morals.”
Jaja, Gwyneth Jones die vroeger in de modernste produkties zong en nu plots de grote verdedigster wordt van het traditionalisme (waar ik, nogmaals gezegd, niet persé tegen ben). En wat de (herhaalde) “quod non” betreft: er zijn nog mensen die Latijn gestudeerd hebben, zonder dat ze dat constant moeten tonen!
Maar ik ben me (voor de zoveelste keer) weer aan het laten verleiden tot de eeuwige zelfde discussie. Ik ga het hierbij laten. Ik heb al veel te veel gezegd. Zeur verder alleen!
(kersten:)
Azijn à € 0,37 per liter?
Culinair ben ik van pedis en zuur, en van een forse scheut azijn dus niet afkerig, W. van Essenbeek. Schimpscheuten daarentegen – ik vind het erg spijtig dat te moeten zeggen, Stefan, vind ik smakeloos. Causa finita? (Nota bene: ik ben slechts oud-gymnasiast.)
Wees gerust, ik zal voorlopig geen schimpscheuten (of iets anders) meer schrijven!
Spijtig, Stefan, van dat te kort gebleken voorjaarsgeluid 24 uur geleden. En de zon ging nog wel zo bloedmooi onder met de belofte van weer zo`n mooie dag.
Over smaak valt met operaliefhebbers en -gekken onder elkaar, met inachtneming van Jordi`s drie spelregels, anders best lekker te twisten. Toch?
Twisten is één ding, en ik heb er ZEKER geen bezwaar tegen dat iemand van mening met mij verschilt. Des chocs des idées jaillit la lumière. Wat wel op de duur uiterst storend werkt (voor mij toch) is dat steeds dezelfde voorspelbare discussie ontstaat bij elke nieuwe “moderne” enscenering (in 4/5 van de gevallen dus) waarbij dan telkens de meest misprijzende termen gehanteerd worden over “onwetendheid van het publiek” dat er massaal “in gelopen is” enz… Dit bij elke “moderne” produktie opnieuw moeten aanhoren, waarbij men bijna bang zou zijn om er iets positiefs over te zeggen, omdat men zich dan weer aan een misprijzende reactie (met tittel) mag verwachten, sorry, dat heb ik er niet (meer) voor over. Temeer daar ik dan het gevoel heb in een vakje gestopt te worden, waar ik zeker toch niet voor 100% toe behoor…
Wellicht neem ik een aantal zaken te persoonlijk…
…ik deel volledig uw mening. Zoals ik ook uw gewoonte deel elke productie onbevooroordeeld op haar eigen merites te beoordelen.
Het verheugt mij bijzonder te constateren dat u uw reactie van vanmiddag na vijf minuten nog eens overgelezen hebt. Vive la lumière!
… op haar eigen merites en vooral ook op de mate waarin elke productie met mijn hoogstpersoonlijke, subjectieve smaak overeenkomt. En dat geldt zowel voor uiterst “traditionele” als voor extreem “moderne”. In beide categorieen zou ik zowel voorbeelden kunnen geven van producties die ik (persoonlijk) prachtig (of interessant-boeiend)gevonden heb als die ik (persoonlijk) afschuwelijk vond.
Even wat mosterd na de maaltijd. Kreeg een bericht van een oude vriend, zijn dochter was naar Zauberflöte geweest:
“Mijn dochter ging “met school” naar de Zauberflöte in het Muziektheater” Pappa, het is zo’n mooie muziek, als ik mijn ogen dicht deed zag ik vrouwen in prachtige jurken, mannen in zwierige kostuums, kastelen, koetsen met paarden ervoor, dat soort beelden. Toen ik mijn ogen open deed stond er een man met in een blauwe joggingpak met zijstrepen op het podium die werd uitgekleed door vrouwen in camouflagepakken en legerschoenen, die hem betasten en tot op zijn witte, te grote onderbroek met gulp uitkleedden en hun handen over zijn vieze vette bierbuik lieten gaan. Toen ben ik misselijk geworden en ben weggegaan”.
Zo krijgen we dus de “jonge mensen” naar de opera.
En, meneer Olivier, ik dacht zondagmiddag, na in de foyer wat kleine kinderen gezien te hebben, tijdens de voorstelling nog wel: leuk dat ze met die ouwe-heks-Königin, al die enge metaalgeluiden en die voor mij net iets te lange flessenscène van Papageno ook aan die kinderen hebben gedacht.
Het is ver gekomen als we operarecenties nu al aan kinderen overlaten! De waarheid komt weliswaar uit een kindermond, maar ze zijn nu ook niet bepaald de eerste doelgroep van opera, dacht ik…
Tja, de kinderen van nu zijn wel degenen die de kaartjes over 20, 30 jaar moeten betalen. Toch ben ik het verder volledig met de heer Caprasse eens. Ik zou natuurlijk ook wat kinderen in de strijd kunnen gooien door te zeggen dat het dochtertje van een kennis van me het allemaal prachtig vond, en dat ik afgelopen donderdag bij mijn bezoek aan de Toverfluit constateerde dat de in grote getale aanwezige jeugd het zo te merken ook prachtig vond, maar ik ga dat maar beter niet doen. Bovendien, de conclusie ligt voor de hand: kennelijk heeft het slecht befaamde klapvee zijn kroost meegenomen naar de voorstelling. ’t Zit dan in de genen, hè, dat die het ook mooi vinden…Qualis pater, talis filius!
Wij waren afgelopen zondag naar de voorstelling. Zonder eigen kinderen, maar er liepen er verder best wel wat rond. Ik had eerlijk gezegd niet de indruk dat ook maar iemand zich had zitten vervelen of zich misselijk naar zekere plaats spoedde. Integendeel. De zaal ritselde van gegniffel en plezier. Heerlijke middag gehad.
Mag het nu afgelopen zijn?
De meeste kinderen zullen zich wel geamuseerd hebben maar een mening (hoe zuur ook) krijgt ge inderdaad hetzij met de genen, hetzij met de opvoeding, hé! De appel valt nooit ver van de boom…
En, Loesje, wat mij betreft mag het nu inderdaad aqfgelopen zijn…
Toch nog dit: het verheugt me -en vooral voor de toekomst van Place de l’Opéra- dat de opvolging hierbij toch verzekerd is! 🙂