Hallenberg overtuigt met Rückert-Lieder
Onder leiding van Sir John Eliot Gardiner gaf mezzosopraan Ann Hallenberg donderdagavond een overtuigende lezing van Mahlers Rückert-Lieder in het Concertgebouw in Amsterdam. De maestro vulde het aan met een fraaie greep uit Elgars oeuvre.
Dat Sir John Eliot Gardiner naar het Concertgebouw kwam, was wel een klein nieuwtje. De laatste keer was in 2012. Begin vorig jaar kreeg Sir John de Concertgebouwprijs toegekend, waardoor hij nu naar zijn eigen naam kan knikken voordat hij de roodfluwelen trap richting het podium afloopt.
Donderdagavond bracht Gardiner twee stukken uit zijn vaderland mee: de Cockaigne ouverture en de tweede symfonie van Elgar. Als offerande aan de Amsterdamse concerttempel werd daar Mahler aan toegevoegd. Diens Rückert-Lieder werden vertolkt door de Zweedse mezzosopraan Ann Hallenberg.
Hallenberg is geen onbekende in ons land. Ze werd al eerder bejubeld door Place de l’Opera, vertolkte in 2007 Dejanira in Händels Hercules bij De Nationale Opera en trad vorig jaar op tijdens het Prinsengrachtconcert. Daar zong ze barokrepertoire, dus genoeg reden om nieuwsgierig te zijn naar haar Mahler-kwaliteiten.
Mahlers Rückert-Lieder zijn geen echte liederencyclus, maar een verzameling van vijf liederen op gedichten van Friedrich Rückert. Rückert was een vruchtbaar dichter, die bekend werd met korte gedichten rondom een enkel thema, vaak met de inslag van een persoonlijke ervaring of emotie. Mahler was liefhebber van de Duitse dichter en verklankte bijvoorbeeld ook diens Kindertotenlieder. In de Rückert-Lieder blijft Mahler dicht bij de tekst en weet de sfeer van liederen als ‘Um Mitternacht’ en ‘Ich ben der Welt abhanden gekommen’ te vatten in sferische, bijna impressionistische muziek.
De Rückert-Lieder zijn geen kunststukjes waarbij je als vocalist je technische vermogen kunt showcasen. Dat heeft Ann Hallenberg goed begrepen. De mezzosopraan en het Concertgebouworkest zetten bijna onmerkbaar zacht in. Haar barokervaring toont zich: nergens probeert ze te overtuigen met volume of veel vibrato. Gardiner houdt de orkestklank klein en subtiel en geeft Hallenberg de ruimte om hetzelfde te doen.
Het derde lied, dat met zijn verklanking van de nacht doet denken aan de derde akte van Bergs Wozzeck, lijkt een impressie van het gevoelsleven van een kabbelend bergbeekje met ‘Weltschmerz’. Het resultaat is bijna dromerig, maar soms verlang ik naar iets concreets, iets helders in de karamelachtige stem van Hallenberg.
De zangeres mengt mooi met het orkest. Soms zingt ze zo subtiel dat ze het zichzelf moeilijk lijkt te maken en in het begin zijn er wat intonatie- en afstemmingsprobleempjes tussen haar en Gardiner. Toch overtuigt het samenspel door de verbeelding die het weet over te brengen.
Gardiner en het Concertgebouworkest kunnen de zeer lange boog over Mahlers muziek uitstekend volhouden. In het laatste lied kiest Gardiner een langzaam tempo, waarmee de muziek bijna tot stilstand komt. Het orkest volgt hem op de voet en behoudt steeds een volle, boterzachte klank.
Elgar tapt uit een ander vaatje dan Mahler. Hij zal wel altijd bekend blijven als de laatste romantische componist van Brittannië, maar in zijn tweede symfonie laat hij zien dat hij ook beïnvloed is door de twintigste-eeuwse muziek op het continent. Waar in de Cockaigne ouverture nog militaire parades klinken – het slot lijkt zo uit de Pomp and Circumstance Marches te zijn gewandeld – is de symfonie bijna filmisch. Het orkest haalt de laatromantiek gloedvol naar boven en de strijkers werpen zich vol overgave op hun vele unisono passages.
Direct na de Mahler-liederen valt het op dat Elgars symfonie wellicht niet de meest spannende of gecompliceerde muziek is. Het komt uit de tijd dat India nog een viceroy had en de Eerste Wereldoorlog ver weg leek. Maar toch, het is ook voor liefhebbers van twintigste-eeuwse muziek de moeite waard. Neem het derde deel: het begint vrolijk, met vogelachtig gekwetter in de violen, maar neemt al snel een dramatische wending, die uitmondt in een genadeloze, mechanische ritmiek in het slagwerk. Het had Sjostakovitsj kunnen zijn.
5Reacties
De recensent van NRC Handelsblad had bijna geen goed woord over voor dit concert. ** voor Elgar en *** voor Mahler. Na het concert gisteren gehoord te hebben lijkt me dat enigszins overdreven. De recensent verweet Sir John Eliot Gardiner dat hij te veel “boetseerde”. Ik neem aan dat hij daarmee bedoelde dat hij te veel rubato gebruikte. Dat was gisteren bij de Elgar nauwelijks het geval.Hij liet de muziek vrijuit stromen en de musici genoten daar zichtbaar van. Anders dan de eerste symfonie van Elgar die ook wel spottend de “Salvation Army” symfonie wordt genoemd is deze muziek veel melancholischer en meer introvert. Dat laatste aspect had de dirigent wat meer kunnen benadrukken. Nu klonken sommige passages erg luid en pompeus. Ann Hallenberg zong de Rückert liederen prachtig maar erg ingetogen. Ik zat vrij vooraan en kon alles goed horen maar ik betwijfel of dat ook gold voor de toehoorders achterin de zaal.In het laatste lied Ïch bin der Welt abhanden gekommen begon de dirigent inderdaad te boetseren en zodanig dat het geheel uit elkaar dreigde te vallen. Het ging net goed. Voor het lied Um Mitternacht werd de zangeres achteraan bij de trap geplaatst. In dit lied zitten de meeste forte passages en de dirigent wilde die kennelijk wat gedempter hebben. Een geslaagd experiment.
@Rudoplh: Er is bij de NRC en bij de Volkskrant een nieuwe generatie recensenten opgestaan die er genoegen in schept zo’n beetje alles in zeer korte stukjes af te zeiken (Joost Galema, Joep Stapel, Merlijn Kerkhof).
Gelukkig hebben we dit forum. Het is een genoegen deze mooi geschreven en goed onderbouwde recensie van Yourai Mol te lezen. Terwijl ik niet eens bij het concert was. Ga zo door!
N.B. John Eliot Gardiner is morgenavond te gast in Podium Witteman.
@N.B. 2: Rudolph: ook bedankt voor jouw commentaar: meer waard dat het gebazel in de NRC of de Volkskrant.
Bedankt Leen voor de tip.