Zingen bij het KAMPVUUR
De Haarlemse operagroep The Fat Lady speelt een ateliervoorstelling over ontmoetingen, over aantrekken en afstoten en over de liefde. Drie jonge vocalisten, begeleid door piano en slagwerk, vertellen in de Haarlemse Lichtfabriek met een originele selectie klassiek repertoire het verhaal.
“Là ci darem la mano”, zingt hij. Normaal gesproken zingt zij dan twijfelend, maar ook nogal bevallig terug dat ze dat niet, maar ook wél wil: “Vorrei e non vorrei.” Maar wat als niet zíj, maar een derde figuur het twijfelende antwoord zingt? Het is in een notendop de situatie in KAMPVUUR, dat deze dagen in de Haarlemse Lichtfabriek wordt gespeeld.
KAMPVUUR, met als ondertitel ‘Puur Opera!’, is de nieuwe atelierproductie van The Fat Lady. Afwisselend brengt het gezelschap grootschalige voorstellingen, zoals Dido and Aeneas en EEN SPRANKJE HEMEL!, en kleinere producties, zoals PEEPSHOW en nu KAMPVUUR. Met een paar solisten, een pianist, een scenografie op hoofdpunten en een mooi verhaal blijk je ook echte opera te kunnen maken, ver van de grote bühne, een cast met een dozijn zangers en een uitgebreid orkest.
Zoiets staat of valt met uitstekende solisten en op dat punt maakt artistiek leider Tamir Chasson doorgaans de goede keuzes. De nieuwe productie KAMPVUUR wordt gespeeld in de hal van de Haarlemse Lichtfabriek en die heeft een akoestiek die de zangers aan de ene kant helpt – het rondom zittend publiek wordt ook bereikt als je niet naar de zaal zingt – maar het ze ook lastig maakt. Het geluid zweeft naar alle kanten en dat vraagt vocale projectie.
Sopraan Julia Westendorp moet meteen vol aan de bak. Ze loopt “dromerig door het bos”, vermeldt het verhaal, maar moet daarbij wel een veeleisende aria van Puccini uit La rondine zingen. Ze vult de grote ruimte met gemak en golft schijnbaar moeiteloos van hoog naar laag, spelend met het volume van haar stem.
In het verhaal van de voorstelling heet ze ook Julia. Dat verhaal wordt geïllustreerd met aria’s en liederen uit het klassieke repertoire, van Mozart en Händel tot Kurt Weill en Jake Heggy. De man heet Lionel, gezongen door Lionel von Lawrence. Hij is net afgestudeerd aan de Fontys Hogeschool, afdeling muziektheater klassiek, en werkt voor de tweede maal mee aan een Fat Lady-productie. Zijn stem heeft kracht en is licht getimbreerd, waardoor een duet als dat van Papageno en Papagena uitstekend tot zijn recht komt. Dat stuk zingt hij samen met Julia, maar daarbij is er ook nog dat derde karakter.
Jo heet dat karakter, en met de aria uit Carmen over de liefde als een rebelse vogel heeft die de toon meteen gezet. Zwoel, rode hoge hakken: een vrouw dus. Of – er klinkt het geluid van een countertenor – toch niet? De drie zijn op het podium bezig met een spel rond aantrekken en afstoten, verleiden en verleid worden. Jo is countertenor Jorg Delfos, die het geheimzinnige karakter speelt. Zijn stem is hoog en heel specifiek. Het zal de arrangeur in de triostukken wat hoofdbrekens hebben gekost om de vocale combinaties te maken. Delfos straalt in de hoogte, maar bij een stuk als Kurt Weills Youkali komt de laagte niet helemaal uit de verf.
Het repertoire dat voor de voorstelling is gekozen, is deels overbekend. De zangers zullen het vermoedelijk al vanuit hun opleiding goed kennen. Daarnaast zijn er heel originele keuzes, zoals het lied ‘Die Nacht’ van Richard Strauss, dat mooi verstild door Lionel von Lawrence werd gezongen.
Sopraan Julia Westendorp bracht een prachtige versie van ‘Do not go my love’ van Richard Hageman, op een tekst van Tagore. Het hoogtepunt in het aandeel van Jorg Delfos was zowel theatraal als vocaal het lied ‘Countertenor Conundrum’, door Jake Heggie in de jaren negentig gecomponeerd voor Brian Asawa.
Voor de begeleiding was er niet alleen de piano van Tamir Chasson. Slagwerker Konstantyn Napolov had een eigen rol in het geheel. Theatraal was er niet veel ruimte voor zijn muziek, maar hij opende de voorstelling met een percussiestuk van Louis Andriessen en verraste met een op marimba gespeeld ‘Lascia ch’io pianga’ van Händel.
De voorstelling stelt hoge eisen aan de zangers, vocaal en in hun spel. Met alleen de aria’s moeten ze verder met beweging en kijken, heel veel kijken, het verhaal vertellen. Regisseur Ida van de Lagemaat maakte met haar enscenering wellicht de eerste kijkopera. Het duurde even voor het verhaal ‘flow’ kreeg en de karakters gingen leven.
Hoe het afloopt, kan beter nog niet beschreven worden, maar met het slotlied kwam er een zeer fraai einde aan de voorstelling. Het terzet ‘Soave sia il vento’ uit Così fan tutte kan mooi klinken als het gezongen wordt door twee sopranen en een bas, zoals Mozart het noteerde, maar het kreeg een extra glanslaag in de uitvoering door sopraan, bariton en countertenor.
KAMPVUUR is de komende dagen nog te zien in de Lichtfabriek Haarlem. Zie voor meer informatie de website van The Fat Lady.