Trovatore doet het concertant minder goed
De Deutsche Oper Berlin zette woensdag Verdi’s populaire opera Il Trovatore op het toneel. Niet het operatoneel, maar het concerttoneel. Kurt Gänzl zat in de zaal, beluisterde bewonderend Anja Harteros en Dolora Zajick, maar had toch gemengde gevoelens.
Vanavond Il Trovatore bij de Deutsche Oper Berlin. Niet op het toneel, maar in concert. Vreemd, dacht ik. In mijn beleving zijn concertante voorstellingen voorbehouden voor diepzinnige of niet te ensceneren werken. La Contessa d’Amalfi, Il Barone di Dolsheim of Zaira bijvoorbeeld.
Ik had me echter geen zorgen hoeven maken. Het theater zat tot aan de nok toe volgepakt en buiten stonden mensen te bedelen om kaartjes.
Toch bleef ik mijn bedenkingen houden. In een concertvoorstelling komt de muziek misschien wel tot zijn recht – en dit werk is één van de grootste ‘pop-opera’s’, met de ene hit-melodie na de andere – maar het drama lijdt er onvermijdelijk onder. En veel dramatischer dan Il Trovatore kan je het niet krijgen.
Het zou in een concert misschien niet moeten uitmaken of een zwaarlijvige kerel Manrico zingt en Luna lijkt op Anna Magnani met een baard. Maar toch is het zo. Je zou niet afgeleid moeten worden door het heen en weer zwaaiende tenue van de dirigent, maar toch ben je het.
Het ergste is nog het lachwekkende gesleep en gedoe met partituren en lessenaars. Ruiz en Inez kwamen met partituur onder de arm op om hun regeltjes te zingen en twee minuten later gingen ze, met de partituur weer onder de arm, weer af. Alsjeblieft! Hoe kan je de actie dan serieus nemen? Het is nog erger dan een oratorium. Daar zitten en staan ze tenminste alleen. Ze waggelen of kuieren niet heen en weer met een groot zwart boek…
Maar goed. Het was dus een concert. Geen decor, geen kostuums, geen actie. Enkel ‘nummers’. Tenminste, tijdens de eerste helft van de voorstelling was dat het enige wat we kregen. ‘Nummers’. Er was een sopraan (Anja Harteros) die prachtige, vloeiende, pure geluiden maakte, een tenor (Stuart Neill) die gewoon zijn noten zong en een bariton (Dalibor Jenis) die vocaal en dramatisch afwezig was, in die zin dat hij opgegeten werd door het orkest.
Enkel de mezzo/contra-alt Dolora Zajick leek zich bewust te zijn dat dit een meeslepend melodrama zou moeten zijn. Alleen vertoonde ze een alarmerend gat in het midden van haar stem…
Ik keerde knorrig terug voor de tweede helft. Maar er was iets gebeurd in de pauze. Iedereen leek wakker te zijn geworden. Mevrouw Harteros had geestdrift en drama gevonden. Oké, Leonora is een saai ingénu, een fulltime slachtoffer met mooie muziek om te zingen, maar je kunt er meer dan mooi en saai van maken. Harteros deed dat. Na een superglad ‘D’amor sull’ ali rosee’ en een opgewonden ‘Miserere’ kwam ze helemaal los en gaf ze ons alles wat we konden wensen, tot aan het einde van de avond toe.
Zajick had haar drie missende noten in de onderbreking teruggevonden en stortte zich op de laatste scènes. Ze gaf met verzengende topnoten en een ijzeren bodem een publiek veroverend optreden. Ze kreeg zelfs een oldtimer die opgegroeid is met de Azucena van Fedora Barbiere op haar hand… Het publiek liet er na afloop geen twijfel over bestaan wie voor hen de ster van de avond was. En terecht. Ik heb altijd al gevonden dat de opera eigenlijk La madre del trovatore zou moeten heten.
Manrico deed een poging in dit geweld mee te komen. En slaagde daarin. Maar zijn ‘Di quella pira’ sprong er niet uit. Het resoneerde misschien goed achter in zijn gehemelte, maar voor mij op rij 17 kwam het niet tot leven. Luna was ondertussen nog steeds helemaal onzichtbaar.
Het orkest en koor onder Andrea Battistoni en William Spaulding kweten zich onberispelijk van hun taak. Ik begrijp niet waarom een kleine kliek hen met boe’s ontving aan het einde, aangezien het mannenkoor één van de successen van de avond was.
De ondersteunende rollen (en vooral Jana Kurucova als Inez) ware prima, zolang ze niet in de weer waren met hun partituren, hun entrees en hun exits…
Al met al een avond van gemengd plezier. Ik weet niet of een concertante vorm geschikt is voor een werk dat zo bekend is als Il Trovatore. En ik ben er vrij zeker van dat al dat gebanjer met en gepretendeerd gebruik van partituren desastreus is voor het drama en de continuïteit van de opera. Bovendien ben ik behoorlijk zeker dat de casting voor zulke avonden met dezelfde dramatische criteria moet worden gedaan als bij geënsceneerde voorstellingen.
Per slot van rekening is dit een opera. En nog wel één van de populairste aller tijden.