CD-recensies

Een Macbeth uit het gouden archief

Orfeo d’Or, zo heet de serie waarin een opname van Verdi’s Macbeth uit 1970 is uitgebracht. Van goud is de uitvoering van de Wiener Staatsoper zeker. De rollen zijn sterk bezet en de muziek is spectaculair.

macbeth Op 18 april 1970 debuteerde Christa Ludwig in Wenen in de rol van Lady Macbeth. Haar echtgenoot was die avond bariton Sherrill Milnes. Op de bok stond Karl Böhm, het Orchester der Wiener Staatsoper dirigerend.

De avond werd live opgenomen en is nu bij Orfeo verschenen. Hoewel de voorstelling bijna veertig jaar geleden plaatsvond en sommige muzikale details daardoor minder scherp te horen zijn, is het een groot plezier deze Macbeth te beluisteren.

Ludwig heeft een enorme kracht in haar stem, waarmee ze gemakkelijk door haar coloraturen glijdt. Lenig, maar ook met de felheid die nodig is voor haar ijskoude karakter. Op sommige momenten is ze iets te lief, maar over het algemeen bijt ze agressief van zich af. Het leidt tot vele prachtpassages. Alleen de slaapwandelscène in de vierde akte, vlak voor haar dood, valt wat tegen, omdat je daar het ontbreken van beeld echt voelt.

Sherrill Milnes is misschien nog wel indrukwekkender dan zijn tegenspeelster. Wat heeft die man een emotionele bariton. Het is alsof hij niet zingt, maar huilt met klanken. Het drijft het drama tot grote hoogten, met een fenomenale slotscène tot gevolg.

Wat bij Milnes echter af en toe ontbreekt, is een krachtige klank. Macbeth is niet alleen maar de angstige heerser die aan het handje van zijn vrouw meeloopt, hij bezit zelf ook de nodige hardheid. Maar dat schemert slechts dunnetjes door in Milnes’ vertolking. Niettemin is duidelijk te horen dat dit de Europese doorbraak van de Amerikaanse zanger was.

Wat opvalt, is dat de andere rollen – hoe klein ook – eveneens zeer sterk bezet zijn. Banco (Karl Ridderbusch) zingt verdienstelijk en Macduff (Carlo Cassutta) laat in het laatste bedrijf horen wat een tenor is – voor diegene die dat in het geheel van bariton, bas en sopraan vergeten was. Zijn aria ‘O figli, o figli miei!’ is van grote klasse.

Daarbij is het leuk dat je mee kunt leven met het publiek dat op die achttiende april van 1970 in Wenen in de zaal zat. Ridderbusch krijgt een uitgestrekt applaus na zijn grote aria, dat zelfs als de muziek weer verdergegaan is nog aanhoudt. En ook Cassutta staat minutenlang in de belangstelling.

Het geheel van die mooie stemmen wordt zeer energiek ondersteund door het dirigentschap van Karl Böhm. Hij maakt van de duistere en heftige muziek van Verdi een waar spektakel. Met name in de heftiger delen laat hij flink uitpakken en draait hij zijn metronoom naar het maximum. Ook dat draagt bij aan het daverende slot van de opera.

Met recht belandde deze uitvoering in de gouden archieven van Orfeo. En voor goud is 19 euro geen hoge prijs.

Vorig artikel

Première beruchte opera in Köln uitgesteld

Volgend artikel

Veel Italiaans repertoire in Vondelkerk

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.