Welser-Möst leidt heftige Macbeth
De regie van David Pountney zal niet aan iedereen besteed zijn, maar wát een intensiteit raast er van het toneel in de Macbeth die het Opernhaus Zürich in 2001 maakte. Thomas Hampson en Paoletta Marrocu zijn een buitengewoon dramatisch paar en Franz Welser-Möst dirigeert met geweldige drift Verdi’s muziek.
De Zürchner productie van Macbeth is alweer tien jaar oud, maar is door het label Arthaus Musik opnieuw uitgebracht. David Pountney heeft Verdi’s tiende opera in een nogal surreëel jasje gehezen. De kostuums dateren uit verschillende tijdvakken, de personages gebruiken veel symbolische voorwerpen en doen vaak nogal abstracte handelingen.
Ik kan moeilijk vat krijgen op Pountney’s concept. Die overvloed aan symbolisme werkt op mij vervreemdend. Aan de andere kant maakt hij wel geweldig zichtbaar hoe afhankelijk Macbeth van zijn lady is en is de intensiteit van het drama continu hoog. Plussen en minnen dus.
Intens is zeker ook de muzikale kant van het verhaal. Thomas Hampson is mijns inziens een uitmuntende Macbeth. De expressie die hij zijn tekst meegeeft, is subliem, zijn mimiek spreekt boekdelen en zijn volle stem zet alles driedubbel kracht bij. Zijn ‘Pietà, rispetto, amore’ gaat ontroerend diep.
Paoletta Marrocu (vorig jaar in Il prigioniero te zien bij De Nederlandse Opera) zet een heftige Lady Macbeth neer. Haar scherpe stem spiegelt perfect het duistere karakter van de vrouw. Hard, fel, soms haast gevoelloos. In de slaapwandelscène wordt haar klank lichter, wat haar iets wezenloos geeft. Zeer knap gezongen.
Roberto Scandiuzzi zingt met zijn machtige stem een uitstekende Banco en Luis Lima is een gespierde (vocaal) en heroïsche Macduff.
En dan het orkest. Wat Franz Welser-Möst voor elkaar krijgt, verdient naar mijn idee grote bewondering. De huidige chef van de Wiener Staatsoper leidt het orkest haast driftig en agressief door de partituur heen. In felle, heftige kleuren vertelt hij Verdi’s muzikale verhaal en maakt zo het orkest de motor van het drama. Hulde.