FeaturedRecensies

Karige Dido and Aeneas, ondanks verlengstukken

Het New London Consort rekte Dido and Aeneas op tot een avondvullende opera en liet het resultaat gisteren in het Concertgebouw horen. Maar de solisten lieten het afweten en van de respectabele prestatie van koor en ensemble alleen kan een opera nu eenmaal niet leven. Purcell had een prachtig uitgevoerde ‘gewone’ Dido waarschijnlijk meer gewaardeerd op z’n verjaardag.

Om het euvel van Dido – de korte lengte – te ondervangen, heeft dirigent Philip Pickett met het New London Consort de opera van allerlei bonusmateriaal voorzien, gebaseerd op een opvoering uit 1700. Er zijn met name een hoop noten voor de ‘echte’ ouverture gezet, zodat er iets als een extra akte of een proloog is ontstaan.

Maar omdat die ‘proloog’ lange tijd instrumentaal blijft, begin je op een gegeven moment te denken: wanneer begint de opera nou? De aanloop naar het ‘echte begin’ is te veel uitgesmeerd, te lang. Bovendien gebeurt er qua dramatische handeling niets: het is een statische boel.

Na de hele voorstelling uitgezeten te hebben, blijkt echter dat juist het ensemble het meest de moeite van het luisteren waard was. Jammer dat in het begin het ongeduld in de weg staat om daar direct van te genieten.

Want van Pickett valt best te genieten. Hoewel hij bedaard staat te dirigeren, laat hij het ensemble een frisse Purcell-taal spreken. Vooral zijn ritmiek is aantrekkelijk, met een hoogtepuntje in een dans van een dronken zeeman, een stuk dat echt swingt. Verder fraseren de violisten bekoorlijk en is de toevoeging van baroktrompetten en trommels goed gekozen. Zij brengen leven in de brouwerij.

Maar van een goed ensemble alleen kan een opera niet leven. De stemmen leggen het meeste gewicht in de schaal, en juist op dat front valt het tegen. Joanne Lunn heeft het postuur en de klank van een dienstige, meisjesachtige Belinda, maar is helaas ook in haar stem meisjesachtig. Op het grote Concertgebouw-podium produceert ze – zeker voor de mensen achterin – maar een klein geluid.

Misschien is dat wel de reden dat de stem van Michael George (Aeneas) in eerste instantie imposant overkomt. Maar dat is niet van heel lange duur. Ondanks zijn heldenwaardige omvang vliegt hij meerdere malen uit de bocht of weet hij de juiste tonen pas met schokken te bereiken.

Julia Gooding is als Dido evenmin overtuigend. In het beroemde ‘When I am laid in earth’ vindt ze wel de emotie van een ongelukkige, maar niet de ontroerende klanken die daarbij horen. Ze blijft wat hees.

Gelukkig worden de solisten gedekt door een koor dat wel van wanten weet. Ze maken in het afsluitende koorstuk indruk met eerbiedig ingetogen zang, terwijl ze in de heksenscènes zingen als echte kwade geesten: niet mooi maar gemeen, geknepen, vals. In de ‘hohoho’-passages van Purcell laten ze de zangtechnische regeltjes varen en barsten ze uit in een kwaadaardig gelach. Als het om expressie gaat, moet het publiek het daarom van het koor hebben, niet van de solisten.

Maar expressie geeft nog niet de vocale bevrediging die Dido and Aeneas zou kunnen geven. Daarom is deze Dido al met al, ondanks de verlengstukken, een karige oogst voor de 70 euro die je ervoor neer hebt moeten leggen.

Vorig artikel

Vocaal Ensemble geeft jong concert

Volgend artikel

Bulgaarse Don Carlo op tournee door Nederland

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.