Operarecensie

De 1001 kleuren hoog van Schwanewilms

Sopraan Anne Schwanewilms was voor een avond terug in Amsterdam. In de serie Grote Zangers zong ze Mahler en Liszt, begeleid door Charles Spencer. De ster van de grote opera, vooral die van Strauss en Wagner, toonde haar grote talent en ervaring in een serie liederen, de andere kant van haar vak.

Anne Schwanewilms (foto: Johanna Peine).

‘En nou allemaal je kop houden, laat die vrouw eens zingen.’ Het zou ongepast zijn zoiets te roepen tijdens een operavoorstelling. Maar soms is één van de zangers zo goed dat je zou willen dat er even alle ruimte was voor alleen haar of zijn geluid. De rest even dimmen, het orkest met ingelaste koffiepauze.

De neiging tot zo’n interventie bekroop me in mei 2011, toen Anne Schwanewilms bij De Nederlandse Opera schitterde in de rol van de Marschallin in Der Rosenkavalier. Natuurlijk, ook binnen de kaders van haar rol kon ze stralen, maar er was toch wel vaak weer gescharrel met Octavian of gedoe met de irritante baron dat afleidde.

Een klein jaar later stond Anne Schwanewilms weer op een Amsterdams podium, in de serie Grote Zangers van het Muziekgebouw aan ’t IJ. Een locatie die niet de allure heeft van het Concertgebouw, maar wel een uitstekende klank en een eigentijdse atmosfeer, zonder het vleugje Biedermeier-parfum dat in de Kleine Zaal lijkt te hangen.

De jurk was een tikje Marschallin-esque, met een ingebouwd hoepeltje, maar op het moment dat de sopraan afgelopen zaterdag het podium betrad, was het heel snel duidelijk: dit was de andere Schwanewilms. Niet die van het volume en het grote operapodium, hier kwam de andere kant van haar kunstenaarschap aan het licht, die van het lied.

Mahler luchtig, Liszt indringend en Mahler zwaarder stonden op het programma. Er kwam bij de zangeres overigens geen papier aan te pas, partituur bleek niet nodig en ze had kennelijk ook exact de volgorde van het programma in haar hoofd.

De eerste drie liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn waren tekstueel van het luchtige genre. Het truttelde en pruttelde er lustig op los in de verhalen over kinderen die opgevoed moeten worden, groene weiden en altijd die koekkoek die opduikt. Anne Schwanewilms koos voor een kleurrijke, bijna cabareteske benadering.

‘Een spel met vele rollen’, zo luidde de ondertitel van deze avond. Van Mahler rolde het naar Franz Liszt, een heel ander geluid. Zijn liederen in dit programma hadden tekstueel meer soortelijk gewicht, op teksten van Hugo, Von Schiller en Heine. Van de subtiele muzikaliteit van Mahler ging het naar het onversneden drama van Liszt. Der Alpenjäger was een mini-opera voor piano en sopraan.

In het verhaal van de Lorelei, een Rijnlied op tekst van Heinrich Heine, kwam alles van voor de pauze samen: trefzekere noten, fraaie klankleuren en gedoseerd drama. De slotzin, ‘Und das hat mit ihrem Singen Die Lorelei getan’, kreeg dankzij de pauze alle kans om lang na te klinken in het hoofd.

Het accent verschoof van luchtig naar ironisch in de Wunderhorn-liederen van na de pauze. Muzikaal was het nog uitdagender. Zo kon de zangeres niet alleen haar expressie maar ook haar immense trefzekerheid in het hoog demonstreren.

Wat meer los van de tekst werd hier duidelijk wat een vocale vaardigheden Schwanewilms heeft. Hard in het hoog, zacht, lang of kort, ze raakte die 1001 kleuren hoog allemaal met een fascinerende combinatie van techniek en muzikaliteit. Op weg naar de rustiger kant van haar veertiger jaren kan ze bogen op een grote ervaring en dat maakt een liederenavond een uitdaging die ze voelbaar geconcentreerd maar ontspannen aangaat.

Begeleider Charles Spencer had muzikaal een bijna zelfstandige rol. Mahlers liederen zijn op momenten meer een dubbelconcert voor piano en zang. Het uitgebreide intro van ‘Wo die schönen Trompeten blasen’, met de allure van een pianosonate, gaf Spencer alle kans om te laten horen wat hij kan. Ook in de stiltes, als het klavier zweeg en hooguit het pedaal zijn werk deed.

Met de vijf Rückert-Lieder besloot Anne Schwanewilms de avond. Weg was het cabaret, hier hoorden we spiritualiteit en levensvragen in tekst en muziek. En toen waren er bloemen voor de solisten, van het theater maar ook uit het publiek. De echte fans stonden vooraan, de sopraan bedankte haar publiek met een onhoorbaar maar zichtbaar ‘dank u wel’ en gaf toe met ‘Ach, was Kummer, Qual und Schmerzen’ van Richard Strauss.

Voor aanvang had het publiek in de hoge entreehal kunnen horen waartoe Schubert de bariton Bastiaan Witsenburg uitdaagde. Onverstoorbaar zong hij – begeleid door Daniël Kool – een minirecital in de roezemoezige ambiance en onder de nieuw aangebrachte kacheltjes.

Lag het aan de opbouw van zijn programma of was het een groeiend vertrouwen in zijn eigen vakmanschap? In elk geval schoot de kwaliteit van zijn voordracht en expressie in de 20 minuten die hem toebemeten waren omhoog, van goed naar geweldig.

Bastiaan Witsenburg maakt dit jaar deel uit van het ensemble van Opera Studio Nederland. Anne Schwanewilms is over een jaar terug in Amsterdam, op 16 februari 2013 staat ze in het Concertgebouw, in de ZaterdagMatinee-productie van Die Frau ohne Schatten.

Het volgende concert in de Serie Grote Zangers is op zaterdag 28 april. Bariton Sergej Leiferkus zingt dan liederen van Moessorgski en Rachmaninov.

Vorig artikel

Vrouwenmuziekmarathon in Concertgebouw

Volgend artikel

Opera Zuid yin-yangt zich door Zauberflöte

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.

1 Reactie

  1. G. de Wit
    27 juni 2019 at 09:30

    Mijn lievelings-rol van AWS is in de tweede symphonie van Mendelssohn ‘Lobgesang’. toen ze 38 jaar oud was. Zij is nog steeds de beste sopraan van Europa van dit moment.