Kaune ontroert als Jenufa in Berlijn
Het heeft lang geduurd, maar Berlijn heeft weer een Janáček-productie: Jenufa in een regie van Christof Loy. Hoewel er wat haken en ogen zijn, maakt de cast er een schitterende voorstelling van, schrijft Kevin Clarke. Voor het eerst in lange tijd geen boe’s in Berlijn.
Gezien het succes dat Günter Krämer met zijn beroemde Janáček-cyclus eind jaren tachtig bij de Deutsche Oper Berlin behaalde, is het nogal verrassend hoe lang deze Tsjechische opera’s afwezig zijn geweest op de Berlijnse tonelen – een paar gastproducties uit onder meer Glyndebourne daargelaten.
De nieuwe Generalmusikdirektor van de Deutsche Oper, Donald Runnicles, kondigde echter aan dat Janáček hoog op zijn ’to-do-list’ staat, samen met Berlioz en Britten. En dus presenteerde hij afgelopene weekend zijn eerste Janáček in Berlijn: Jenufa.
De nieuwe productie werd gemaakt door Christoph Loy, één van de uitgesproken favorieten van de nieuwe intendant Dietmar Schwarz en chef-dramaturg Jörg Königsdorf, die beide officieel pas volgend seizoen beginnen, maar al betrokken zijn bij het huidige seizoen.
Loy’s Jenufa ziet er aantrekkelijk uit. Zeker in de eerste akte, met gouden graanvelden in de panoramische achtergrond en een lumineuze blauwe zomerlucht. De gehele actie zet hij in een witte box met een tafel en een stoel. De achterwand van de box kan geopend en gesloten worden, om de velden in zomer en winter te laten zien.
Het is wat surreëel, vanwege de bewegende muren. Tegelijkertijd is de productie grotendeels realistisch, op een moderne manier. Jenufa en haar familie zijn, in elk geval in de eerste twee akten, zeer eigentijds en aantrekkelijk (!) gekleed, allen heel fatsoenlijk. Het probleem: waarom zou iemand in zo’n moderne (Tsjechische?) samenleving zich druk maken om een illegaal kind van een ongetrouwde vrouw? Laat staan dat die vrouw het kind ombrengt om de schande in de dorpsgemeenschap te vermijden.
Deze centrale vraag wordt niet beantwoord door Loy en dat neemt (voor mij) de fundamentele logica van de opera weg. Maar goed, Loy heeft zich nooit veel aangetrokken van de fundamentele aspecten van welke opera dan ook, dus dat zou je ook niet moeten verwachten (wie heeft sowieso logica nodig in Duits regietheater?). Maar zoals gezegd ziet het er prachtig uit en dus was het gejuich voor Loy en zijn team aan het einde van de avond enorm.
Dat gold ook voor de cast. Michaele Kaune, die van 1997 tot 2011 lid van het huisensemble was, keerde nu terug als gast en kreeg eindelijk (!) een echte première, na al die jaren van tweede keus en tweede cast zijn. Ze was fantastisch en werkelijk ontroerend als Jenufa. Misschien soms wat onpersoonlijk, maar absoluut kloppend als lyrisch en kwetsbaar karakter.
Haar rijke sopraanklanken en openbloeiende hoogte waren niet zo elegant meer als in voorbije jaren, maar klonken breder van toon en meer dramatisch. Toch raakten ze het hart. Mijn hart in elk geval. Het resultaat: ovaties. Absoluut verdiend.
Aan haar zijde was Jennifer Larmore een verrassend jeugdigde stiefmoeder. Ze acteerde goed en zong stijlvol, maar was om eerlijk te zijn volledig miscast in deze ultra-melodramatische rol. Toch was het, als een experiment, fascinerend om Larmore te zien en te horen.
Nadelig voor Larmore was dat ze naast Hanna Schwarz stond als de (niet zo) oude Burya. Schwarz is nou precies, in stem en stijl, een ideale Kostelnička, zelfs op 70-jarige leeftijd (of ergens in die buurt). Ze heeft de dramatische kracht en intensiteit die Larmore mist. Maar Larmore kan met de tijd wellicht in haar rol groeien. Wie weet probeert ze alvast nieuw repertoire uit voor haar oudere jaren?
De mannen waren prachtig. De aantrekkelijke Joseph Kaiser (de Tamina in Kenneth Branagh’s Zauberflöte-film) zong Steva. Hij zag er heel geloofwaardig uit als de lokale playboy. Een soort macho Man-at-Play, met pak, strop, stoppelbaard en al. Zijn stem was een beetje dun, maar het lukte hem een sympathiek karakter te creëren, al is Steva uiteindelijk een zak.
Zijn tegenstrever, Will Hartmann als Laca, ontbrak het aan regie in het begin. Hij leek eerder woest dan innemend voor het grootste deel van de avond, maar hij zong wel goed. En hij kalmeerde (theatraal gezien) voor een ontroerende finale.
De kleinere rollen waren in het bijzonder goed bezet. Nadine Secunde, Amsterdams Brünnhilde en Elektra, vertolkte de mini-minirol van de burgemeestersvrouw en speelde haar als een echte sociale bitch in bontjas en blonde hairspray-pruik. Martina Welschenbach was haar geweldige ‘fashion bitch’ dochter, een opera-achtige Sarah Jessica Parker. Visueel zeer sprekend.
Aangezien bijna al deze zangers Duits zijn, vroeg ik me af waarom ze niet Max Brods uitstekende Duitse vertaling zongen? Brod was een goede vriend van Janáček en wist precies wat de componist wilde. Het zou de avond veel directer hebben gemaakt, zoals de Krämer-cyclus was in de jaren tachtig. En als je dan toch het Tsjechische origineel wil gebruiken, huur dan ten minste echte Tsjechische zangers in, geen Amerikanen en Duitsers die hun rollen fonetisch moeten leren.
Over de wil van de componist gesproken: Runnicles was vast vergeten zijn bril op te zetten. Hij las geen van de piano-tekens van de componist. Het orkest was buitengewoon luid, van begin tot eind. En er was geen merkbare ‘Klangregie’ die de dramatische hoogtepunten en omwentelingen in de partituur markeerde.
Ondanks dat het orkest zelf uitstekend speelde, was Runnicles voor mij de grote teleurstelling van de avond. Zijn directie ademde niet met de zangers. Of beter: het ademde helemaal niet. En dat is echt jammer, gezien de immense muzikale schoonheid van Jenufa.
Niettemin waren de Berlijners blij om eindelijk een goed uitziende en aantrekkelijk gezongen productie met praktisch geen nonsens te kunnen zien. Ze juichten. En juichten en juichten. Er was geen enkele boe, wat voor het eerst moet zijn in de recente Berlijnse operageschiedenis. Zelfs Christof Loy – die naar verluidt driemaal uit protest de repetities verliet – leek het gejuich dat hij kreeg eerst niet te kunnen geloven. Ik neem aan dat hij er uiteindelijk wel blij mee was.
Iedereen die binnenkort Berlijn bezoekt, zou deze Jenufa moeten gaan zien. Vanwege de hemelse Michaela Kaune, maar ook vanwege Jennifer Larmore. Miscast als ze was, ze is het waard te zien. Net als de twee mannelijke rivalen. Negeer gewoon de ongevoelige directie van de overschatte Runnicles. En geniet van de gouden graanvelden in de eerste akte: die zien er magisch uit!
2Reacties
Ik had in maart 2010 het voorrecht om 2 voorstellingen bij de Deutsche Oper te bezoeken (Tosca met Schicoff en Lucia di Lammermoor met Alagna) en heb daar geen enkele boe gehoord maar wel enthousiast applaus.
Try the first nights! Not repertoire performances. (For the buhs, I mean.)