BuitenlandFeaturedOperarecensie

La Joyce fonkelt in Münchner Cenerentola

Rossini’s Cenerentola ossia la bonta in trionfo werd op 9 juli in de Beierse Staatsoper Cenerentola ossia la Joyce in trionfo. Hield Joyce DiDonato zich bij aanvang nog wat in, naarmate de avond vorderde leek ze er steeds meer zin in te krijgen en in het laatste deel en haar slotrondo fonkelde haar stem vol kleine versieringen, zoals de diamanten armbanden die ze om had.

Joyce DiDonato in München (foto: Bayerische Staatsoper).

Bij de mannen was de ster van de avond de Italiaanse bariton Alex Esposito, die in april nog in Amsterdam was te zien als Selim in Il turco in Italia. De grote aria van Alidoro, waarin hij Assepoester een betere toekomst voorspelt, zong hij voor het gesloten doek terwijl daarachter een scènewissel bezig was. Er was dus weinig te zien, maar des te meer te horen. Een warme, krachtige stem, superb begeleid door het orkest met een opvallende rol voor de dwarsfluit.

Lawrence Brownlee als de prins vormde in zijn duet in de eerste akte een prachtig koppel met DiDonato, maar stootte in zijn grote aria in het tweede bedrijf, waarin hij zich voorneemt Assepoester te gaan zoeken, tegen zijn limieten.

Alessandro Corbelli lijkt getrouwd te zijn met de rol van Don Magnifico, de vader van Assepoester en haar stiefzussen. Hij zong de rol in tal van producties en in tal van theaters, maar maakte in München een wat uitgebluste indruk. Ook vocaal heb ik hem al beter gehoord.

Bij de kleinere rollen was de Japanse Eki Nakamura een opvallende stiefzus Clorinda. Ze behoort tot het vast gezelschap van de Münchner opera, maar ongetwijfeld zal ze tot ver buiten de stad van zich laten horen.

Het orkest onder Antonello Allemandi speelde vinnig, zonder de zangers ooit te overstemmen. De blazers, vooral de dwarsfluit en de piccolo, waren herhaaldelijk nadrukkelijk van de partij.

Deze productie in een regie van wijlen Jean Pierre Ponnelle was in München voor het eerst te zien in 1980 en ging door als een ophefmakende en vernieuwende productie. Ruim dertig jaar later lijkt ze erg klassiek en braaf. Het bordkartonnen huis van Don Magnifico met in het midden een salon met open haard en aan weerszijden de slaapkamers van de boze stiefzussen, verdwijnt halverwege het eerste bedrijf achter het gesloten doek en wordt vervangen door het al even bordkartonnen paleis van de prins.

Vernieuwend was dat toentertijd misschien, maar nu alleszins niet. Maar het liet wel toe te genieten van een onbezorgde opera-avond, die het vooral moest hebben van de muzikale en vocale kwaliteiten.

Vorig artikel

YouTube-portret: Evelyn Lear

Volgend artikel

Sellars 'ritualiseert' prachtige Matthäus

De auteur

Peter Vandamme

Peter Vandamme

1 Reactie

  1. Laura
    10 juli 2012 at 15:41

    Ik heb deze productie eind mei (met dezelfde cast) mogen zien in München. De zangers waren inderdaad verbluffend, maar het decor en de kostuums deden mij pijn aan de ogen. Ook de regie was simpel en overduidelijk een kopie van een kopie van een kopie van iets dat in de jaren ’70 waarschijnlijk ooit levendig was.

    Eri Nakamura is inderdaad iemand waar we nog van gaan horen – ik zag haar (ook in mei) als vervangster van Anna Netrebko in I Capuleti van Bellini, en daar deed ze het leed van de afzegging van Netrebko volledig vergeten.