Achtergrond

In memoriam: Het kleinste operahuis ter wereld

Toen de Amato Opera eind mei na 61 jaar haar deuren sloot, deed dat pijn in het hart van vele New Yorkse operaliefhebbers. En ook ver buiten de stadsgrenzen bracht het nieuws teleurstelling teweeg. Hoe kon dit minitheatertje met slechts 107 stoelen zoveel harten veroveren?

(Uit de seizoensbrochure van Amato Opera.)
(Uit de seizoensbrochure van Amato Opera.)

Op 319 Bowery Street, New York, staat een klein theatertje. Er is ruimte voor 107 stoelen, een toneel van iets meer dan zes meter breed, een kleine orkestbak, een repetitieruimte en een opslagruimte voor decors. Meer niet.

Maar die kleine proporties zijn misleidend. Want de Amato Opera, het gezelschap dat er sinds 1964 huist, is van veel, veel grotere betekenis voor het operaleven in New York en ook daarbuiten.

Op 31 mei zong het operahuisje – naar eigen zeggen het kleinste ter wereld – haar zwanenzang op de muziek van Le Nozze di Figaro. Of beter: The Marriage of Figaro, want de norm bij Amato was dat bijna alles in het Engels ging. Oprichter Anthony (Tony) Amato had besloten er na 61 seizoenen een punt achter te zetten.

„Ik ben 88 jaar en een beetje moe”, zei hij in de New York Times. „Nu Sally overleden is, heb ik besloten dat het tijd voor me is om een nieuw hoofdstuk te beginnen in mijn leven. It has been a great 60-year run!”

Boito

Sally was 55 jaar lang Tony’s vrouw, tot ze in 2000 overleed. Samen richtten zij in 1948 Amato Opera op. Hun doel was om grote opera’s tegen lage tarieven te produceren en daarin jonge zangers de kans te geven toneelervaring op te doen.

Na jaren door New York rondgezworven te hebben, vonden ze in 1964 hun thuis aan de Bowery Street, waar het operahuis uitgroeide tot een onmisbare kracht in het New Yorkse operaleven.

Tal van jonge zangers deden er hun eerste toneelervaring op om later door te stromen naar bijvoorbeeld het koor van de Metropolitan Opera of andere plekken in het professionele operacircuit.

‘Je moest gewoon van Anthony Amato’s opera’s houden’

Amato Opera produceerde ieder seizoen zes verschillende opera’s, vaak een mix van komedies en tragedies. De producties werden met verschillende casts uitgevoerd. Er werden ook geregeld ‘Opera-In-Brief’-voorstellingen gegeven voor kinderen.

Eén van de hoogtepunten in zijn lange carrière vond Tony zelf de Amerikaanse première van Boito’s Nerone. „Dat was een enorme onderneming”, vertelde hij eens trots. „Een criticus van de New Yorker schreef in zijn recensie: ‘Voor het spektakel dat Amato creëerde op zijn miniatuurtoneel zou de Metropolitan Opera minstens tweeduizend mensen nodig hebben gehad.”

In hun streven om een betaalbaar operahuis te zijn, slaagden Tony en Sally met evenveel verve. In de jaren zeventig betaalde men slechts 3 à 4 dollar (!) voor een kaartje. Op een gegeven moment zag Tony zich genoodzaakt dat iets te verhogen, maar hoger dan een dollar of 35 werd het niet. Toch nog een stuk goedkoper dan andere opera-establishments in de stad.

Dat Amato Opera het zovele jaren en met zoveel succes (ook bij de critici) heeft uitgehouden, is helemaal terug te voeren op de veelzijdigheid van het leidende echtpaar. Tony fungeerde naast artistiek directeur vaak ook als dirigent en speelde soms zelfs in zijn eigen producties mee. Sally was decormaakster, kleedster, kapster, kok en nog veel meer.

Familie

„De Amato Opera was een plaats waar amateurzangers en potentiële professionele zangers in het begin van hun carrière konden deelnemen aan producties”, vertelt Allan Kozinn, muziekcriticus bij de New York Times, die vaak te gast was bij Amato.

Sally en Tony Amato (foto van de site van Amato Opera).
Sally en Tony Amato (foto van de site van Amato Opera).

„Ze namen zowel deel vanwege hun liefde ervoor als voor de ervaring van zingen en acteren voor een plezierig, vaak mild gestemd publiek, dat hun enthousiasme deelde”, vervolgt hij. „Een tijd lang was de Amato Opera ook een plaats waar je ongewoon repertoire kon horen, al was dat in de afgelopen jaren minder het geval.”

De grootste waarde van het bedrijf was volgens Kozinn de huiselijkheid ervan. „Het theater was piepklein, het theaterpersoneel (dat vaak ook als koor fungeerde of kleine rollen zong) behandelde iedereen als familie, en zelfs als je liever opera’s zag in de originele taal dan in het Engels of ondersteund door een orkest in plaats van een kleine orkestband met een synthesizer (en soms zelfs een opname van de ouverture), móest je gewoon van Anthony Amato’s opera’s houden.”

Die opera’s waren altijd ‘down-to-earth’, betaalbaar en toegankelijk voor iedereen, omschrijft Kozinn. Dat, in combinatie met de intieme sfeer in het theater, bezorgden hem goede herinneringen aan het operahuisje.

Leven

Goede herinneringen hadden ook vele anderen. Bijvoorbeeld drie New Yorkse burgemeester, die in de afgelopen decennia stuk voor stuk het operahuis met prijzen beloonden. Of de documentairemaker die in 2001 het operahuis in beeld bracht in Amato: a love affair with opera – een documentaire die de hele wereld rondging, en ook in Nederland werd uitgezonden (in 2002).

Begrijpelijk was daarom het verdriet bij betrokkenen en minder betrokkenen toen Tony eerder dit jaar zijn vertrek aankondigde. Dit seizoen – met onder meer La Bohème, Così fan tutte, La Traviata en The Marriage of Figaro – was het laatste.

Of toch niet? Een groep van zangers, kantoormedewerkers en bestuursleden van Amato proberen het concept in leven te houden. Ze hebben al een bestuur gevormd en een budget bij elkaar gebracht om twee producties in het najaar en nog eens twee volgend jaar zomer te kunnen presenteren. Ze willen het bedrijf Amore Opera gaan noemen.

Nog niet alles is rond. Het theater aan de Bowery Street is bijvoorbeeld al verkocht, dus zit het gezelschap vooralsnog zonder thuisbasis. Dat doet denken aan die jaren vijftig, toen Tony en Sally vol energie hun initiatief van de grond probeerden te krijgen. Het begin van een tweede sprookje?

Vorig artikel

Extra locatie Royal Opera House onzeker

Volgend artikel

Katharina Wagner wil af van nazi-imago

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.