Neuköllner Oper scoort met Offenbach
Wat weinig belovend oogde – een bewerking van een succesvolle Offenbach-komedie – bleek bij de Neuköllner Oper een onverwachte triomf te zijn. Met een enorme spirit en vier geweldige vertolkers zette het operahuisje een topproductie op het toneel.
Ik ben net terug van de Neuköllner Oper. Niet echt een operahuis. Of tenminste: niet waar ik net geweest ben. Het is een ‘studio’, om beleefd te belijven. Ach wat: een ruimte met 53 stoelen langs de rand. Maar laat me zeggen: Berlijn heeft het weer geflikt. Voor de derde keer in een paar weken tijd had ik een fantastische theateravond uit.
Het zag er niet veelbelovend uit: een ‘versie’ van Halévy’s en Offenbachs heerlijke staaltje Frans-Chinese muzikale krankzinnigheid, Ba-ta-clan. ‘Versie’ geeft me altijd net zoveel rillingen als de vreselijke Duitse woorden ‘bearbeitet’ en ‘dramaturg’, of – het ergste van allemaal – ‘Regietheater’. Ik bedoel: waarom kunnen ze het niet uitvoeren zoals het geschreven is? Het is perfect, en dat is het al sinds 1855.
Oké, het was perfect voor Frankrijk. Oké, ik snap dat het misschien hergelokaliseerd moet worden voor Duitsland (zoals Karl Treumann 150 jaar geleden deed). Maar wat is dit? Een geheel nieuw libretto…? Mijn nekharen stonden bij voorbaat al recht overeind.
Hoe onterecht.
Om met de muziek te beginnen: de sprankelende ‘douche’ van Offenbach-muziek werd grotendeels gebracht zoals geschreven, gearrangeerd door Andrew Hannan voor een curieus Wersi-orgel uit de jaren zestig. Wel waren er een paar grappen en werd een rol ‘gerestyled’ van mannelijk naar vrouwelijk (wast perfect werkte). Geen klachten dus.
En het spel? Het maffe idee van het verhaal werd erin gehouden, maar verder was het stuk volledig herschreven door ene Kriss Rudolph. Toen ik het theater binnenkwam, was ik klaar om meneer Rudolph te verdoemen voor ‘iconoclasm’. Maar nee, hij wist het, ondanks mijn gelimiteerde Duits, helemaal te maken. Zijn stuk mag dan gaan over een ‘Uprising in a Fortune-Cookie Factory’ (Aufstand der Glückskekese) – wat Halévy’s werk niet is – maar het thema en de prachtige ‘bouffe-spirit’ van het werk heeft hij perfect behouden. Ik had het niet voor mogelijk gehouden, maar hij schreef een absoluut succesvolle show rond Offenbachs magische partituur.
Die ‘bouffe-spirit’ – het dramatische bestaansrecht van stukken als Ba-ta-clan – werd prachtig overeind gehouden door regisseur Gustav Rueb en de vier uitzonderlijke spelers die het stuk presenteerden. Ik had niet verwacht dat ik, in 2012, jonge artiesten zou vinden die met de echte burleske flair van de negentiende eeuw kunnen spelen, en daarbij nog zingen kunnen ook!
Wie zegt dat er geen zangers zijn deze dagen die kunnen acteren? Ik kan je onmiddellijk vier jonge mensen aanwijzen die ons een avond vol hilarisch plezier gaven en Offenbachs muziek met flair, nauwkeurigheid en pit uitvoerden. Alexandra Schmidt: een erg grappige actrice met een volumineuze en veelomvattende sopraan. Nini Stadlmann: een glorieus komische vertolkster in een mannenrol (grote theaters: houd haar in de gaten!) Nikolas Heiber: een hunky held met een lichte bariton. En Dejan Brkic: een ontzettend komische ‘slechterik’.
Wat kan ik nog meer zeggen? Ik kwam om af te maken en ging al lovend weer terug…