Recensies

Gruberova: prima donna ja, diva nee

Voor haar vele fans is ze de koningin van de coloratuur, de prima donna Assoluta. Voor veel anderen is ze een saaie, bepaald niet glamoureuze zangeres. De Oostblok-nachtegaal. Men houdt van haar, men haat haar: ze polariseert al decennia het publiek. En blijft dat doen. Want na meer dan 45 jaar bühne is ze nog niet klaar. En nu is er dan een nieuwe biografie.

Om Florence Foster Jenkins te parafraseren: wat zijn noten? Slechts wegwijzers! Waarom zo nauw luisteren? Een toon hoeft niet altijd perfect te ‘zitten’. Een hoge d, een hoge e kan toch niet altijd raak zijn?

Aangenomen dat u bovenstaande ‘heterodoxie der intonatie’ in al uw flexibelheid accepteert, kunt u ongestoord het nieuwe boek van Markus Thiel over het leven en de artistieke prestaties van Edita Gruberova gaan lezen. Een boek waarin met overenthousiaste verteltrant geschreven wordt. Kritiek uitgesloten.

Een atypische diva is deze Slowaakse, die in meer dan 45 jaar carrière vele duizenden fans voor zich gewonnen heeft, zonder daarbij verleid te worden door het gevestigde sterrensysteem. Verbluffend klein is ook haar repertoire, dat beperkt blijft tot weinig titels en nog minder componisten.

Hoewel de eerste operaopname die ze kocht, als studente in 1962, Madama Butterfly met Renata Tebaldi was, hield ze zich in haar gehele carrière ver van elk contact met verismo en Puccini. Op twee opnamen na, die enkel in de toelichting bij het boek genoemd worden: haar cd Le Donne di Puccini en het popalbum Siente me (het absolute dieptepunt in de discografie van Gruberova, zo niet van het gehele naoorlogse tijdperk).

In 240 bladzijden vertelt de Duitse operacriticus en journalist Markus Thiel een levensverhaal dat de lezer meeneemt van een provincie in het communistische Tsjecho-Slowakije, waar Gruberova geboren werd en studeerde, via Wenen naar de grootste operahuizen ter wereld. Om vervolgens ontworteld (maar belastingvoordelig!) in Zwitserland aan te komen, in de dure heuvels aan de Zürichsee, vanwaar de 65-jarige sopraan alweer meer dan 25 jaar haar vermogen en haar agenda beheert.

Al in 1996 schreef Neil Rishoi Ein Portrait van Edita Gruberova. En wat betreft de levensloop van de zangeres staat daar eigenlijk alles al in wat ook in het nieuwe boek te lezen is. Nieuw is wel de informatie dat de sopraan sinds vijf jaar niet meer samenleeft met de voor haar zo belangrijke dirigent Friedrich Haider, die door Thiel overigens in dezelfde adem met Böhm, Kleiber, Bonynge en Harnoncourt genoemd wordt.

Heel bijzonder voor een biografie is het één na laatste hoofdstuk, waarin het om de toekomst gaat. Daar lezen we bijvoorbeeld tot in detail dat de voorlopig laatste nieuwe rol in de carrière van de ‘Assoluta’ La Straniera van Bellini zal zijn, in een regie van Christof Loy bij het Opernhaus Zürich, juni 2013. Een rol die ze twee weken geleden al in concertvorm heeft gezongen in München (of was het een betaalde openbare repetitie?).

Het geduld van de oplettende lezer wordt op de proef gesteld door de talloze herhalingen van feiten in het chronologische verhaal en de thematische uitwijdingen parallel daaraan. Die breiden het boek meer uit in de dikte dan in de diepte. Een verdieping van de thema’s of een paar extra vragen bij de feiten, laat staan een objectief-historisch perspectief op de verrichtingen van deze grote zangeres, ontbreken volkomen.

In plaats van hier en daar de namen Callas en Caballé te laten vallen, was een analyse van de meesterwerken van Gruberova in relatie tot de ontwikkeling van de operapraktijk rond Bellini en Donizetti misschien interessanter geweest. Want anders dan in de introductie van het boek te lezen is (,,Zonder u hadden ze deze werken niet eens uit kúnnen voeren”) heeft Gruberova geen renaissance in het genre teweeggebracht, maar veel meer de lijn van Sutherland vastgehouden, in contrast met de lijn van Leyla Gencer. Waarmee ze het repertoire weinig goed heeft gedaan. Maar dat is slechts mijn persoonlijke mening.

Heel goed en lezenswaardig zijn de verhandelingen over Gruberova’s Mozart-vertolkingen, met bijzondere aandacht voor de concertaria’s. Dat is precies de componist waar Gruberova zich naar mijn idee aan had moeten toewijden. Maar met Mozart bereikt men zelden echte wereldroem en een echte diva-status…

A propos: dat Edita geen diva in de gebruikelijke zin is, wordt door Markus Thiel goed beargumenteerd. Ze is meer een hardnekkige profi, een hardwerkende ‘Bühnenarbeiterin’. Ik citeer: ,,Ik ben echt een boerin. Ik heb de nagels van een tuinman.”

En dus kunnen haar stembanden haar nog vele bravo’s en boeketten bezorgen, want haar kalender is tot 2015 nog rijkelijk gevuld. Ook Mozart staat weer op haar agenda, wat voor zowel fans als critici van de diva goed nieuws mag zijn!

De biografie van Gruberova is vooralsnog alleen in het Duits verkrijgbaar, onder meer op Bol.com en Amazon.

Vorig artikel

Barokdiva Kermes vlamt in Concertgebouw

Volgend artikel

Operalia-top geeft smakelijk gala in Londen

De auteur

Alessandro Anghinoni

Alessandro Anghinoni

11Reacties

  1. Kevin
    26 juli 2012 at 14:08

    Love this review! Maybe because I do not like Edita Gruberova as a singer and a media personality. Because instead of showing us a charming or interesting personal side, she is always busy being “Frau Kammersängerin”. Repeating old hats, instead of adding something really individual. And that’s also true about her singing, in my opinion. Give me Callas, Caballe or Sutherland (or Gencer) any day in preference to E.G.

  2. lalala
    26 juli 2012 at 14:09

    leuke recensie!

  3. 26 juli 2012 at 15:24

    Zo zie je maar weer, zoveel mensen zoveel meningen. Heb heel lang moeite gehad met de stem van mevrouw Gruberova (op cd). Tot ik haar eind 90er jaren live hoorde in Wenen. Vanaf dat moment is er iets veranderd en vind ik haar geweldig. Ik kan me ook heel goed voorstellen, dat er mensen zijn die haar stem niet mooi vinden of haar manier van zingen niet appreciëren, maar ik behoor niet tot die categorie.

  4. Peter Oidtmann
    26 juli 2012 at 16:35

    Wat een smakeloze recensie van een of andere derderangs zogenaamde operakenner. Negativiteit alom… Meneer Anghinoni, kunt u het zelf beter? De beste stuurlui staan aan wal. Gelukkig zijn er ook mensen die mevrouw Gruberova wel weten te waarderen. U hoeft geen fan van haar te zien, maar hier een emmer ironie, sarcasme en bagger uitstorten lijkt me niet chique en bepaald niet nodig… schandalig dat een gerenommeerde site als het operamagazine dit weinig inhoudelijke maar volstrekt persoonlijke bombardement aan het adres van mevrouw Gruberova publiceert. Een diepe, diepe schaamte overkomt me… plaatsvervangend… Edita, zing en laat ons genieten! Meneer Anghinoni: als u niets zinnigs weet te schrijven, dan kunt u de inkt liever sparen… volslagen vergeefse moeite en energie.

  5. alessandro
    26 juli 2012 at 17:34

    Dear Peter
    it is typical of fan of a singer (epecially Gruberova) to be rather undemocratic in the expression of their points of view. Listening is very personal – i LOVE Edita and all of her Mozart and Zerbinettas and Lucias & so on… but this is a review about THE BOOK and not about the singer, this is different. You can’t read a book stating her Traviata in Munich was divine… If you hear her live, she has since years such intonation problems!
    People seem not to notice it, which is allright with me, but a critic writing a book should restrain from stating things that are simply not true!
    So the book of Niel Rishoi remains first choice 🙂
    Enjoy Gruberova, I hope for many years again!

  6. Kevin
    26 juli 2012 at 21:06

    And what do expect from a world famous opera site? Just positive reviews celebrating the stars of the moment? I think that would be very boring. Very uncritical. Very not worth checking in on a website such as operamagazine. So thank God this IS a great opera site. With personal and critical and contrasting reviews.

  7. Alessandro
    26 juli 2012 at 21:34

    Dear Kevin,
    thank you for supporting democracy 🙂

  8. Freek van der Heide
    27 juli 2012 at 08:29

    Beste Alessandro,
    Een hier en daar wat venijnige, maar volgens mij uitstekend beargumenteerde recensie. Ik vroeg me af of je kunt toelichten wat je bedoelt met de woorden die je schrijft over de lijn die Gruberova voortgezet geeft. Meer Sutherland dan Gencer volgens jou (en dat ben ik grotendeels met je eens), en daarmee heeft ze het repertoire geen dienst bewezen, schrijf je. Wat bedoel je daar precies mee? Wil je daarmee zeggen dat de vocale pracht en praal voor de dramatische interpretatie komt?

    Veel succes met al je bezigheden!

  9. Fabio Grasso
    27 juli 2012 at 09:06

    I found at the beginning Edita Gruberova amazing but after a while I got bored.

    She had and has a great carrier and I really respect her for what she did and gave to the fans.
    But as Italian I can’t accept anymore since the last 10 years her pseudo deep interpretation like in Norma and Lucrezia Borgia. She is really far away from dramatically suspense.
    She can’t give something new anymore. The only thing is to through some high notes after her boring arias to let her fans exploding in a common orgasm. In reality the most of them don’t know what and how she sings. The people want to have a good amusement and she can give it but supported from a really good marketing.
    I don’t think a new biography is necessary.

  10. alessandro
    27 juli 2012 at 09:21

    Dear Freek
    you are right! If you read the book (and many reviews about Gruberova) you often read of her “dramatic interpretation” – and I wonder what they mean by that. They say Gruberova created, redescovered e.g. Elisabetta in Devereux. ??? Gencer did it in the 60s, Aliberti, Sills… just to mention a few. To say it easy, Callas and Gencer brought life into those roles. They were able to sing Bolena, Lucia… and Medea, Lady Macbeth, Eleonora and rise your hair! Same did Sills in another way. Sutherland and (early!) Caballé stressed the vocal art, with amazing sound. But the dramatic interpretation is another thing, to me. It is in details, in some seconds sometimes. Listen to Callas pronuncing “Son io” towards the end of Norma, or Gencer singing the finale “Deh, non volerli vittime”… and than take Gruberova. Or the Lucrezia of Gencer!! Do you hear any difference?
    The high notes were always the hall mark of Gruberova, now they are gone and to me what remains is nostalgy.
    Thank you for your feedback

  11. Kevin
    27 juli 2012 at 15:00

    I find it amazing that someone with Gruberova’s box office pulling power and self-declared love for Belcanto has not re-discovered a single Belacanto role. She sings whhat Sutherland and Sills etc. have sung before her. But there seems no drive – as with Cecilia Bartoli for example – to be the first with anything. There are millions of great Belcanto opera (okay, maybe ony hunderts), but Gruberova never say Mayr or anyone outside other than Bellini and Donizetti. I find that sad, because she could have helped put may works back on the map, IF she is such a fan of this repertoire. I remember from an interview with her, that she couldn’t even be bothered to get a piano score of Mayr’s MEDEA. I think that’s an “Armutszeugnis”, and demonstrates a lack of passion I find in her singing too. If you care only for vocal and technical glory, Sutherland is still far more exciting, I think. And Sills at least was a pionier in the US. What is Gruberova?