Operalia-top geeft smakelijk gala in Londen
In 1993 startte Placido Domingo met de competitie Operalia. Een aantal winnaars, waarvan sommige inmiddels wereldfaam hebben verworven, bracht hij bij elkaar voor een gala-avond in het Londense Covent Garden. Het leverde een smakelijke hutsepot op, die door chef Antonio Pappano werd aangevoerd met een meeslepende prelude tot Wagners Meistersinger.
Rolando Villazón zorgde voor de eerste muzikale brok met Kleinzachs ballade uit Les Contes d’Hoffmann. Helaas raakte hij maar heel moeizaam boven het orkest uit. Dienen nieuwe stemproblemen zich aan?
Zijn (volume)probleem werd des te opvallender doordat meteen na hem Joseph Calleja ‘Caro elisir’ inzette uit L’elisir d’amore en er moeiteloos in slaagde de zaal met zijn tenor te vullen. De Bulgaarse sopraan Sonya Yoncheva vulde hem prachtig aan en samen zorgden ze voor een heerlijk en vrolijk duet.
De sopraan keerde na de pauze terug met een erg overtuigende ‘Depuis le jour’ uit Charpentiers Louise, waarna de tenor zich erg ver waagde met ‘Nessun dorma’.
De Russische Julia Novikova zong een behoorlijke maar niet uitzonderlijke ‘Ah! Non credea mirarti’ uit La sonnambula en Stefan Pop was van de partij met Rodolfo’s entree uit La Bohème voor de pauze en na de pauze met ‘La donna e mobile’ uit Rigoletto. Hij klinkt nogal nasaal en ook voor hem geldt dat je onwillekeurig de vergelijking maakt met Calleja. Dat is bij dergelijke avonden met verschillende tenoren wellicht onvermijdelijk; dan wordt kwaliteit een beetje weggeduwd door superkwaliteit.
Het absolute hoogtepunt van het eerste deel kwam van Joyce DiDonato met ‘Tanti affetti’ uit Rossini’s La donna del lago. Een schitterende stem, die vol kleur en variatie liet weten dat ze overmand door ’tanti affetti’ sprakeloos was, en het publiek al even sprakeloos aan haar lippen liet hangen.
Na de pauze keerde Joyce terug in mannenkleren om een al even spectaculaire Romeo te zingen uit Bellini’s Capuleti e i Montecchi, samen met Villazón als Tebaldo. (“Stolto! A un sol mio grido”). Opnieuw bleek Villazon kracht te kort te komen om zich naast Joyce hoorbaar te maken.
Meteen daarna zette Nina Stemme het feest verder met ‘Dich, teure Halle’ uit Tannhäuser. Ze is één en al haar familienaam!
Domingo himself zong natuurlijk ook. Vier duetten: met Calleja ‘Au fond du temple saint’ uit Bizets Les pêcheurs des perles, met Novikova ‘Tutte le feste… Si vendetta’ uit Rigoletto, met Stemme ‘Wintersturme wichen den Wonnemond’ uit Die Walküre en met Villazón ‘O Mimi tu piu non torni’ uit het laatste bedrijf van La Bohème.
Een mengsel dus van tenor- en baritonpartijen, sommige uit het hoofd, andere met een partituur. Zijn echte grandioze zelf werd hij evenwel in ‘Nemico della patria’ uit Andrea Chénier: een rol die hij op het toneel heeft gezongen en door en door kent. Dat merk je meteen: geen partituur, geen aarzeling, vol overgave en vuur en gillende fans die recht veren!
Er was (maar) één toemaatje: het sextet uit Lucia di Lammermoor, dat de zangers voor de gelegenheid met zijn negenen zongen. En daarmee maakten ze er echt een hutsepot van. Maar wel een die smaakt naar meer Operalia.
1 Reactie
“Zijn echte grandioze zelf werd hij evenwel in ‘Nemico della patria’ uit Andrea Chénier: een rol die hij op het toneel heeft gezongen en door en door kent. Dat merk je meteen: geen partituur, geen aarzeling, vol overgave en vuur en gillende fans die recht veren!”
Ik neem aan dat u hier spreekt over Placido Domingo? Hij zong natuurlijk op het operatoneel de rol van Andrea Chenier en kent daarom wellicht ook de rol van Carlos Gerard goed, de bariton die in deze opera de aria “Nemico della patria” ten gehore brengt.
Hoop dat we ook deze aria te zien krijgen in de samenvatting die wordt uitgezonden door ZDF zondagavond 29/7 vanaf 22 uur.