Een geslaagde en mislukte ontvoering
De wegen van de platenmaatschappijen zijn soms ondoorgrondelijk. Zo kon het gebeuren dat er binnen een kort tijdbestek twee verschillende uitvoeringen van Die Entführung aus dem Serail bij dezelfde firma (BelAir Classics) uitkwamen. Een goede en een slechte.
Het ging om een productie die Jonathan Miller voor de Zürcher Festspiele in 2003 vervaardigde (BAC007) en een voorstelling gefilmd in Aix-en-Provence in 2004, in de regie van Jérome Deschamps en Macha Makeïeff, en gedirigeerd door Marc Minkowski (BAC028).
Tussen beide producties zit een wereld van verschil. Zo zie je maar wat een goede (of zo je wilt: een slechte) regie met een opera kan doen. Jonathan Miller, toch niet de eerste de beste, laat het gewoon afweten. Er gebeurt niets.
In het midden staat een palmboom en de zangers komen op, leunen er tegenaan en zingen hun aria. Ze zijn totaal aan hun lot overgelaten, wat bij de meesten resulteert in clichématige gebaren en gebaartjes.
Bij Patricia Petibon (Blonde) gebeurt juist het tegenovergestelde: zij chargeert dat het een lieve lust is en doet aan overacting. Kortom: hier zijn zes personages op zoek naar een regisseur.
Ook over het zingen ben ik niet enthousiast, want zelfs Piotr Beczala (Belmonte) en Malin Hartelius (Konstanze) zingen ver beneden hun niveau.
Toch bestaat er één pluspuntje: Klaus Maria Brandauer in de spreekrol van Bassa Selim. Iedere scène met hem verandert in puur theater. Hij acteert niet, nee, hij geeft gewoon een masterclass in acteren.
Slapstick
De productie uit Aix-en-Provence kan je in één woord beschrijven: kostelijk. Al bij de aanblik van het orkest (allemaal met tulbanden en andere exotische hoofddeksels op) en de opkomst van de breed glimlachende Minkowski weet je, dat je je gaat amuseren.
Het toneel wordt bevolkt door een bonte verzameling van merkwaardige figuren in oriëntaalse kostuums en de ene grap volgt de andere grol op, waarbij geen enkel cliché wordt geschuwd. Het is geen komedie meer, het is een slapstick. En waarom niet? Mozart kan het goed hebben, zeker als het om een singspiel gaat.
De dansante opkomst van Bassa Selim (een fantastische Shahrokh Moshkin-Ghalam, een in Frankrijk zeer beroemde danser en acteur) is een verhaal apart. Zijn Duits is abominabel, maar het zij hem vergeven, want wat hij verder met die rol doet (inclusief spectaculaire verdwijntruc aan het eind) is adembenemend.
De zangers zijn prima, het orkest fel en Minkowski op dreef. Maar wees gewaarschuwd – het zit barstensvol Mohammed-grappen.