Britse operacharme in de Cotswolds
Aan de andere kant van het kanaal zijn ze wel wat gewend wat betreft zomerse operafestivals. Buxton, Garsington en Glyndebourne trekken jaar na jaar vele opera buffs van over gans de wereld. Daarnaast zijn er de kleinere, minder commerciële, en misschien daardoor wel meer intieme festivals. Eén daarvan: Bampton Classical Opera.
Bampton Classical Opera is een klein festival dat geleid wordt door de energieke Jeremy Gray en Gilly French, twee leraars uit Londen, en dat gespecialiseerd is in achttiende-eeuwse operarariteiten. Het openluchtfestival (hoewel er steeds een binnenalternatief is) vindt jaarlijks plaats in The Deanery Garden in Bampton en Westonbirt School in Westonbirt, met tijdens de pauze de obligate parkpicknick.
Op 26 augustus zag ik in Westonbirt een totaal onbekende double bill: Blaise le savetier van François-André Danican Philidor en L’amant jaloux van André-Ernest-Modeste Grétry. In beide komische opera’s, die in het Engels werden gezongen, staat een kleerkast centraal, waaromheen zich allerlei intriges voordoen. Een gegeven dat meteen doet denken aan Mozarts Le nozze di Figaro.
Zonder twijfel moet Mozart L’amant jaloux hebben gehoord en erdoor zijn geïnspireerd. Niet alleen de eerste noten van de ouverture, maar vooral de muziek wanneer niet Cherubino maar Susanna uit de kleerkast van de gravin komt, zijn overduidelijk geplagieerd van Grétry.
Philidor (1726-1795), die vooral wereldfaam verwierf als schaker (!) en daar ook een bestseller over schreef, componeerde tussen 1756 en 1795 een dertigtal opera’s. Zijn eerste volwaardige opéra-comique was Blaise le savetier, die in maart 1759 in de Parijse Opéra Comique in première ging.
Het verhaal blinkt uit in zijn eenvoud. Blaise en Blaisine zitten door de liederlijke levenswandel van Blaise in geldnood, waardoor ze de huur niet meer kunnen betalen aan Mr and Mrs Pinch. Ze verzinnen een list à la Le nozze di Figaro om zich uit de situatie te redden.
Grétry (1741-1813), die in Luik werd geboren en in Italië studeerde, trok in 1767, onder meer op aanraden van Voltaire, naar Parijs. Hij werd er een vaste waarde aan het Franse hof, waar hij tussen 1764 en 1803 maar liefst 70 opera’s componeerde.
De drieakter L’amant jaloux vertelt het verhaal van de rijke Don Lopez uit Cadiz, die niet wil dat zijn dochter Léonore, die jong weduwe werd, hertrouwt. Léonore is echter verliefd op de jaloerse Don Alonze. Als ook Don Alonzes zus Isabelle en haar minnaar Florival zich onder het gezelschap mengen, is de verwarring compleet.
Beide opera’s, in een sobere maar spitante enscenering van Gray en French, werden gezongen door jonge, beloftevolle zangers. Vooral de dames sprongen in het oog en oor. Blaisine werd sterk vertolkt door de Australische en hoogzwangere sopraan Martine Grimson. Grimson zou ook de rol van Isabelle in L’amant jaloux zingen, maar moest tijdens de onderbreking in allerijl naar het ziekenhuis worden overgebracht. Ze werd vervangen door Gilly French, die debuteerde in deze rol.
Ster van de avond was de mezzo Máire Flavin als Jacinte. Flavin, die in 2011 Ierland vertegenwoordigde tijdens de Cardiff Singer of the World, stak met haar erg krachtige en warme stem boven de anderen uit. Ook haar fonkelend acteertalent, met bewust zeer Ierse tongval, was puur genot.
Aoife O’Sullivan, als Mrs Pinch en Léonore, was behoorlijk, maar klonk als Léonore wat onzeker en had het soms moeilijk in de hoogte. Bij de heren overtuigden vooral de bas Oliver Dunn als Don Lopez en Robert Anthony Gardiner als Blaise en Don Alonze. Oliver Mercer als Mr Pinch en Florival was eerder matig.
The Orchestra of Bampton Classical Opera stond onder de kundige leiding van de jonge Andrew Griffiths.