Het Britse lied door John Mark Ainsley
Met de zin ‘in sweet music is such art’ bezong John Mark Ainsley zelf het karakter van de avond. De Engelse tenor stond vrijdag in het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ met een programma vol Britse liederen. ‘The British Art Song’ kreeg alle kans zijn kwaliteiten te tonen.
Ainsley heeft een indrukwekkend oeuvre op de plaat en in de zaal opgebouwd. Van een Dido and Aeneas-opname onder Hogwood voor Decca tot zijn bijdragen aan de Hyperion Schubert Edition. In de zaal was Ainsley de eerste Damon in Henze’s L’Upupa en zong hij Captain Vere in de productie van Billy Budd bij de Nederlandse Opera in maart vorig jaar.
Begeleid door Roger Vignoles zong John Mark Ainsley liederen van niet minder dan tien componisten, die heel vaak gebruik maakten van teksten door William Shakespeare. Zijn optreden in de Serie Grote Zangers droeg de titel The British Art Song, en daarvoor was een ruim gesorteerde collectie liederen verzameld.
Het was een staalkaart van het Britse lied, dat een heel andere – en veel latere – ontwikkeling doormaakte dan het Duitse of Franse lied. Zanger, begeleider, componisten en tekstschrijvers, het waren allemaal mannen in dit programma. Slechts de ’tourneuse de pages’ gaf een ander accent.
Het concert begon met liederen van Purcell, die in een pianoarrangement door Benjamin Britten een andere sfeer kregen. Bijna dansend opende Ainsley met ‘Man is for the woman made’, dat snel en levending was. Een hoester in de zaal bood de zanger een geraffineerd bruggetje om met een terloops ‘somebody has the same cold as I do’ zijn neusverkoudheid te verklaren. Vocaal gaf dat geen hoorbare beperkingen; het stoorde de zanger zelf wel wat in zijn optreden.
De drie Songs for Ariel van Michael Tippett (,,Tippett’s songs are few in number but dazzling in quality”, schreef Ainsley eens in een cd-boekje) bewezen hun rijke eenvoud. Vocaal millimeterwerk met merkwaardige uitstapjes in het realistische geluid van een blaffende hond.
In de volgende delen van het programma liet de tenor horen hoe je met een expressief geluid het verhaal kan vertellen met de noten, wat nog iets anders is dan een tekst goed zingen. Waar dat kon in de liederen zette de tenor zijn uiterst Britse gevoel voor inuendo en tongue-in-cheeck in.
Kennelijk was ook Ainsley zich bewust van het feit dat zijn programmering wat breed was voor deze avond. Na de pauze begon hij met een korte toelichting van de thema’s in het tweede deel, Shakespeare en de Eerste Wereldoorlog. Met die verwijzing plaatste hij een denkbeeldige ‘poppy’ op het rever van zijn optreden, net voor de herdenkingen op 11 november in Groot-Brittannië.
In het oorlogsblok kwam George Butterworth voorbij, de componist van de cyclus A Shropshire Lad, die in de loopgraven van de oorlog het leven liet. Ook het meest indrukwekkende lied van de avond, ‘The children’ van James MacMillan, zat in het oorlogsblok. Ainsley zong het deels a capella, het drama klein maar veelzeggend in zijn stem en voordracht.
Moeiteloos zong de tenor zich ook door de liederen van componisten als Roger Quilter en Peter Warlock heen, met tegen het einde het vocaal zeer veeleisende ‘Orpheus with his lute’ van Ralph Vaughan Williams, waaruit het citaat in de eerste zin van deze recensie kwam.
Als je goed keek, zag je hoe de zanger zijn fysiek zowel volledig inzette voor de techniek van het zingen én tegelijkertijd voor zijn expressie en voordracht. Dat maakt John Mark Ainsley een zanger waarbij niets afleidt en wiens zang alle ruimte geeft aan de muziek en de teksten. Begeleider Roger Vignoles speelde fraai, maar leek dat soms vooral voor zichzelf te doen.
Het volgende concert in de Serie Grote Zangers wordt gegeven door Angelika Kirchschlager en Helmut Deutsch op vrijdag 30 november. Zie voor meer informatie de website van het Muziekgebouw aan ’t IJ en de Serie Grote Zangers.