BuitenlandFeaturedOperarecensie

Hermann maakt eigenwijze Zauberflöte

Regisseur David Hermann ging voor de Vlaamse Opera aan de slag met jeugdig elan. Hij maakte een vrijpostige variant op Die Zauberflöte, die nota bene op 12-12-12 in première ging. Toch vormden niet symbolen en betekenissen, maar het avontuur de rode draad.

Sarastro in bad (foto: Vlaamse Opera / Annemie Augustijns).

In de visie van de nog jonge Hermann, van wie eerder dit jaar in Amsterdam een regie van Il turco in Italia te zien was, waren verwijzingen naar vrijmetselarij en politiek afwezig. Tamino, Pamina en Papageno maakten een ontwikkeling door die – conform het libretto – eindigde in ‘schoonheid en wijsheid’, en in liefde, maar wel met een voor de anderen fatale afloop.

Net als in Amsterdam bij Il Turco waren regie en toneelbeeld ontleend aan de film. Het rijk van de Konigin der Nacht was dat van het water, ze huisde in een bunkerachtig, betonnen gebouw. Maar de tempel van Sarasto was een houten blokhut, ik moest ineens denken aan Disney en de Donald Duck. Daarin stonden vroeger ook verhalen over ‘mountain rangers’. De priesters waren in die stijl gekleed. Hermann noemt zelf Indiana Jones als inspiratiebron.

Hermann werkte net als in Amsterdam samen met Christof Hetzer voor decor en kostuums. Er waren snelle, grote changementen, knallende elektriciteitskasten en een opmerkelijke aankleding van het toneel. Veel te zien, niks abstracts.

Sarastro droeg een tuinbroek en hield zich onder meer bezig met het prepareren van geschoten dieren. De drie knapen waren bevers, geanimeerd door echte spelers, en de drie dames leken weggelopen uit een saloon. De voorstelling zat vol met dit soort verplaatsingen van de handeling naar plaatsen waar in de tekst niet echt naar verwezen wordt.

In de bunker van de Konigin, de wereld van het water, treffen Tamino en Papageno elkaar. Tamino is een wat naïeve jongeling, Papageno een nogal primair reagerend soort Tarzan, kennelijk opgegroeid in de jungle en maar ten dele gewend aan de omgangsvormen van de ‘gewone’ wereld.

Het valt met die losse manier van omgaan met het materiaal van Mozart en Schikaneder niet mee om scherp te maken wat er wel of niet deugt aan de voorstelling. Wellicht is het probleem dat regisseur Hermann heel veel betekenissen uit Die Zauberflöte haalt – en dat overigens in alle openlijkheid doet – maar dat de lagen die hij erin stopt niet voldoende tot hun recht komen en vaak geen steun krijgen in de tekst.

Een revolver speelt tot het einde toe een grote rol in het verhaal. Dat is wat Tamino meekrijgt van de Konigin der Nacht. Niet de toverfluit, maar een wapen waarmee uitgebreid Russische roulette wordt gespeeld. En dat aan het einde een bepalende rol speelt.

Een opgewekte typering van deze voorstelling zou ‘origineel’ luiden, een nuchtere benadering zou vallen over het eerst weghalen van symbolen en politiek en het vervolgens onvoldoende slagen daar iets nieuws voor in de plaats te brengen. En wie een gevoelige ziel heeft als liefhebber van traditionele opera, zou zich zelfs wel kunnen ergeren. Het publiek viel, te horen aan het applaus, in de eerste categorie.

(Foto: Vlaamse Opera / Annemie Augustijns)

Muzikaal had ik een prima avond. Ik stel me voor dat dirigent Tomáš Netopil zijn kans schoon zag en die met beide handen aangreep. De lange ouverture werd gespeeld met gesloten doek en dat gaf hem de mogelijkheid het orkest te laten spelen alsof het over elke maat apart had gerepteerd. Zo’n puntige manier van uitvoeren heb ik maar zelden gehoord. Een klein orkest dat een vlotte Mozart neerlegde. Het koor, dat zijn werk volledig backstage deed, zong prima.

Olga Pudova is een veelgevraagde Koningin van de nacht, dit seizoen doet ze die rol in drie producties in Europa. Haar grote aria was vocaal loepzuiver, al stond ze er, in de douchebak van Sarasto’s badkamer, wat merkwaardig bij. Niet lang daarna zou haar tegenstander Sarastro, een rol van Ante Jerkunica, zich grotendeels van zijn kleding ontdoen – zijn lange Jaeger bleef discreet aan – en in bad zittend één van zijn aria’s zingen. Machtige, sonore stem en veel humor heeft deze bas uit Kroatië.

Papageno moest zingen, briesen en schreeuwen als een in de jungle opgegroeid halfmens/halfdier. Vitaal zong en acteerde Josef Wagner zich door de avond, moeiteloos heen en weer springend.

Robin Johannsen kon toveren met haar klank; ze was een prachtige Pamina. Al was het jammer dat deze avond niet haar alternate, de Nederlandse Julia Westendorp, de rol deed.

Het regent Zauberflötes dezer dagen in de Europese operahuizen. Die in Amsterdam is stijf uitverkocht, maar wie zijn kerst wil opleuken, zou een bezoek aan Antwerpen kunnen overwegen. Verrassend, met eigenwijze twists, zie je in elk geval een Zauberflöte die anders is dan andere.

Zie voor meer informatie de website van de Vlaamse Opera.

Vorig artikel

Robert Holl: een vederlicht zwaargewicht

Volgend artikel

Grigolo overtuigt München als Rodolfo

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.