Hyper- en surrealisme in Nixon in China
Componist John Adams en regisseur Peter Sellars maakten 25 jaar geleden furore met hun Nixon in China, handelend over president Nixons baanbrekende staatsbezoek aan China in 1972. Het als ‘anti-grand opera’ bedoelde werk bereikte in 2011 eindelijk de Metropolitan Opera. Die productie is nu verschenen op dvd.
Ondanks opvolgers als Death of Klinghoffer heeft het genre ‘actuele opera’ niet echt school gemaakt. Ook Adams zelf liet zich met A Flowering Tree van een heel andere, sprookjesachtige kant zien. De kunstvorm opera, per definitie gestileerd en ‘bigger than life’, lijkt moeilijk samen te gaan met recente geschiedenis. We gaan tenslotte naar het theater om geconfronteerd te worden met tijdloze menselijke dilemma’s, niet voor een gezongen versie van Andere Tijden…
Het was echter de bedoeling van Adams en Sellars om in Nixon in China het ‘mythisch potentieel’ van onze eigen tijd aan te boren door de historische personages boven zichzelf uit te laten stijgen.
Aan de basis staat uiteraard het libretto van Alice Goodman. Naast alledaagse uitspraken en letterlijke citaten uit Mao’s geschriften bevat het tot diep nadenken stemmende poëtische gedeelten. Toch wekken de zeer realistische toneelbeelden op het eerste gezicht de indruk van een banale satire. Diverse taferelen zijn tot in het absurde gebaseerd op concrete persfoto’s, bijvoorbeeld het bezoek van de First Lady aan een varkensboerderij. Ook het revolutionaire ballet ‘The red detachment of women’ lijkt een nauwgezette reconstructie van de originele productie door de beruchte echtgenote van Mao.
Maar het publieke ceremonieel maakt gaandeweg steeds meer plaats voor surreële elementen, culminerend in de plotloze derde akte. Heden en verleden lopen in elkaar over en er zijn zelfs voorboden van de toekomst. Zoals de ontroerende slotaria van de ernstig zieke Zhou Enlai, fraai maar wat afstandelijk gezongen door bariton Russell Braun. In werkelijkheid stierf de Chinese premier een paar jaar later aan kanker, onbehandeld in opdracht van zijn vijanden.
Eén van die vijanden was Madame Mao, die we op een gegeven moment al in een soort beklaagdenbank zien; haar verdiende loon na de dood van haar echtgenoot. Vertolkster Kathleen Kim steelt de show met een furieuze aria vol hoge noten die de tweede akte afsluit. Zwaaiend met het rode boekje is ze een angstaanjagende verschijning, maar we zien ook glimpen van haar verleden als filmster.
Nixon zelf wordt net als bij de wereldpremière gespeeld door James Maddalena. Zijn vocale achteruitgang is onmiskenbaar, maar dat gaat ook op voor zijn identificatie met het karakter. Eerder een antiheld dan een corrupte boef, pijnlijk zelfbewust van zijn rol op het wereldtoneel. Geen partij voor de sluwe vos Mao, die zich verschuilt achter een masker van seniliteit. Tenor Robert Brubaker geeft een krachtige vertolking van het ongrijpbare personage.
Sopraan Janis Kelly is een aandoenlijk naïeve Pat Nixon. Henry Kissinger wordt als enige hekelend geportretteerd als onbehouwen lomperik. Richard Paul Fink zet hem met bulderende stem lekker vet neer, zeker in zijn dubbelrol als kapitalistische bruut in het ballet. Dat zorgt voor welkome komische noten, net als de drie identieke secretaresses van Mao die eensgezind en werktuiglijk zijn woorden herhalen.
Met John Adams zelf op de bok is de orkestrale uitvoering boven elke kritiek verheven. De wortels van het werk liggen uiteraard in de ‘minimal music’ en direct in het openingskoor horen we de dwingende kracht van steeds herhaalde, sterk ritmische motieven. Maar Adams heeft meer noten op zijn zang, zoals flarden bigbandmuziek of een effectieve Wagner-pastiche.
In de afgelopen 25 jaar is Adams’ muzikale taal naar mijn idee nog gevarieerder geworden. Maar dit ‘jeugdwerk’ biedt met zijn brutaal schallend koper een onweerstaanbare vitaliteit.
Voor liefhebbers is volgende maand in Het Muziektheater die andere op een historisch figuur gebaseerde Amerikaanse klassieker te bewonderen: Einstein on the Beach van Philip Glass.