Rebeka: ‘Waarom staat daar sforzando?’
Ze is voor het eerst in haar leven in Amsterdam en heeft direct een unieke rol te zingen. Sopraan Marina Rebeka staat vanaf maandag 28 januari als Mathilde op het toneel van De Nederlandse Opera, in een nieuwe productie van Guillaume Tell. Een enorm project, vertelt ze in gesprek met Place de l’Opera.
Rebeka komt uit Riga, Letland, en is sinds haar afstuderen in 2007 rap opgeklommen naar de top van de operawereld. Met rollen van onder andere Mozart, Verdi en Rossini heeft ze haar plekje verdiend bij huizen als de Metropolitan Opera, het Royal Opera House en de Wiener Staatsoper.
Op 2 december streek ze neer in Amsterdam, voor de eerste keer in haar leven, om een hoofdrol in Pierre Audi’s nieuwe productie van Guillaume Tell te zingen. De wind en regen waren een weinig warm welkom, maar nu ze af en toe ook de zon heeft zien schijnen, heeft ze het prima naar haar zin. Te meer daar de bijna twee maanden lange repetitieperiode erg voortvarend verlopen is.
“Normaal gesproken zijn de laatste weken voor de première heel gestresst, maar hier is de repetitieperiode eigenlijk heel kalm verlopen. Iedereen wist duidelijk wat die wilde en toen het orkest erbij kwam, was iedereen voorbereid.”
Dat klinkt niet vanzelfsprekend voor zo’n groots project.
“Van de eerste dag af aan viel me al op hoe uitstekend alles hier georganiseerd is. Het is als de Metropolitan Opera, maar dan kleiner. Alles is tot in detail perfect voorbereid, van de repetitieschema’s tot het decor. Veel operahuizen gebruiken bijvoorbeeld hout in het decor. Hier is alles van staal, maar zó goed geschilderd dat het hout lijkt. En de stenen op het toneel, die zien er zo echt uit dat we ze tijdens de repetitie wilden aanraken om te geloven dat ze niet echt waren.”
Hoe heb jij je persoonlijk voorbereid op deze rol?
“Ik lees altijd eerst het verhaal. Dan pak ik de partituur erbij en vervolgens luister ik verschillende opnamen. Vanuit de muziek benader ik dan het personage. Haast als een advocaat ga ik door de partituur. Waarom staat dat sforzando daar? Wat vertelt de muzikale lijn over het karakter van het personage? Het laatste stadium is dat ik de partij instudeer. Dat is vaak al een half jaar voor de repetitieperiode. Zo had ik de persoonlijkheid van Violetta uit La Traviata al heel lang in mijn hoofd zitten voordat ik haar begon te zingen.”
Dat is veel werk, zeker voor een rol in een opera die niet vaak uitgevoerd wordt. Is dat de investering waard?
“Het is een behoorlijke investering ja en de opera wordt inderdaad niet vaak opgevoerd. Maar het is een hele mooie rol. En ik denk dat ik deze partij de komende vijftien, twintig jaar wel kan blijven zingen.
Ik zing de rol in elk geval nog deze zomer in Pesaro, met Juan Diego Flórez als Arnold. Daar doen we de volledige versie van de opera, zonder coupures. Die voorstelling wordt ook opgenomen op cd en dvd voor EMI. En in 2018 ga ik de rol waarschijnlijk ook in New York zingen, in de productie van Pierre Audi. Maar dat is nog niet rond.”
Zijn hier in Amsterdam wel coupures in de opera aangebracht?
“Een paar. Ik weet dat een aria van Jemmy weggelaten wordt en we slaan een terzet in de derde akte over.”
Is Guillaume Tell anders dan andere opera’s van Rossini?
“Er zijn wel overeenkomsten. De vrouwen zijn bij Rossini bijvoorbeeld bijna altijd heel sterk en spelen een beslissende rol in het verhaal. Dat geldt voor Anai in Moise et Pharaone, een rol die ik eerder gezongen heb, en dat geldt ook voor Mathilde. Nadat Tell de appel van het hoofd van zijn zoontje heeft geschoten, laat Gesler hem en zijn zoontje meenemen. Maar Mathilde staat dat niet toe en neemt Tells zoon onder haar bescherming. Daarmee verandert ze de situatie; het is een impuls voor de rest van het verhaal.
Muzikaal en vocaal is Guillaume Tell wel heel anders. Rossini schreef veel minder coloraturen. Het is meer lyrisch, romantisch. Ook orkestraal. Neem de bekende aria van Tell. Die is zo gevoelig, en er komt bijna geen coloratuur aan te pas. Dat gaat richting de romantiek. Je ziet het ook in andere late werken van Rossini, zoals zijn Stabat Mater en Petite Messe Solennelle. Die klinken niet als Rossini. Het is anders.”
Is het een moeilijk werk?
“Zeker. Het koor en orkest hebben een veel grotere rol dan in andere opera’s van Rossini. Dat betekent een grote uitdaging voor het koor van een operahuis, en ook voor de balletafdeling. Verder is dé moeilijkheid het vinden van een tenor voor de rol van Arnold. Ik denk dat er in de hele wereld maar een stuk of drie tenoren zijn die de partij aankunnen. Toen Pierre Audi deze opera wilde gaan doen, zei hij dan ook: laten we eerst kijken of John Osborn vrij is, daarna zoeken we de rest wel.”
Wat is de uitdaging van je eigen partij?
“Het is niet een hele grote partij, maar wel hele moeilijke en zware. De partij is dramatisch en in de finale van de derde akte zit een scène die ik vaak een ‘screaming scene’ noem, met een paar hele hoge noten die boven het koor van zo’n honderd man uit moeten komen. Tegelijk kent de rol ook hele tedere, timide passages. Het is dus echt een lyrische partij.”
Wat kunnen bezoekers van deze productie verwachten?
“Het is lang, de muziek is geweldig, de cast is sterk – al moet je dat natuurlijk zelf beoordelen – de enscenering is modern en de belichting is interessant. Alles is goed doordacht en gerechtvaardigd. En de kostuums zijn prachtig klassiek. Ik heb er vier. Allemaal zwart-wit, maar echt mooi.”
De voorstellingen moeten nog beginnen, maar is je trip naar Amsterdam voor herhaling vatbaar?
“Jazeker, volgend jaar kom ik Lucia zingen in Lucia di Lammermoor!”
Guillaume Tell gaat op maandag 28 januari in première in Het Muziektheater in Amsterdam. Daarna volgen tot en met 18 februari voorstellingen. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.