Binnenkort

Waanzin in nieuwe productie DNO

Waanzin zwaait vanaf volgende woensdag (4/2) de scepter in Het Muziektheater in Amsterdam, als een nieuwe productie van I puritani van Vincenzo Bellini in première gaat. Niet alleen vanwege de krankzinnige Elvira, maar ook vanwege de waanzinnnige hoogte van de oorspronkelijke tenorpartij voor Arturo.

Onlangs bleek maar weer hoe moeilijk sopranen het kunnen hebben met waanzinscènes. De gevierde Anna Netrebko wist tijdens haar rentree op het operatoneel in New York niet te overtuigen als Lucia in Lucia di Lammermoor (Gaetano Donizetti). Waar het misging: de waanzinscène.

Mariola Cantarero als Elvira (foto: Clärchen und MatthiasBaus).
Mariola Cantarero als Elvira (foto: Clärchen und MatthiasBaus).

Er zijn veel overeenkomsten te ontdekken tussen Lucia di Lammermoor en I puritani, die allebei in 1835 in première gingen. Beide verhalen spelen zich af tegen de achtergrond van in onmin met elkaar levende groepen of families. Bij beide staat daarin een driehoeksverhouding centraal; de titelsopranen (respectievelijk Lucia en Elvira) worden in naam van hogere belangen gedwongen tot een huwelijk, terwijl ze van een ander houden. Die omstandigheden drijven hen tot waanzin.

Zowel Bellini als Donizetti pakte in die waanzinscène flink uit. Dat maakt de sopraanpartijen vocaal loodzwaar. Maar dat niet alleen, vanwege de psychologische gesteldheid van Lucia en Elvira zijn de rollen ook geestelijk veeleisend.

In de productie van De Nederlandse Opera (DNO) mag de Spaanse Mariola Cantarero de rol van Elvira op zich nemen. Zij debuteerde in 2007 bij DNO in de titelrol van Lucia di Lammermoor, een debuut dat positief ontvangen werd. Wat dat betreft heeft ze de juiste ervaring op zak.

Haar geliefde Lord Arturo Talbo wordt gespeeld en gezongen door de Amerikaan John Osborn. Zijn partij is even waanzinnig als Elvira aan het einde van de eerste akte. Bellini droeg met zijn opera bij aan de verdere opgang van de tenor als hoofdrolspeler, maar daar stond een (letterlijk) hoge prijs tegenover. De componist schreef een partij die zich voortdurend in een hoog register bevindt.

In ‘Credeasi misera’ durfde Bellini zelfs een hoge f (F5) voor te schrijven. Voor Giovanni Battista Rubini was dat bij de première in Parijs haalbaar, maar vele tenoren na hem moesten afzakken naar een d of zongen de partij helemaal niet. Want de capriolen van Bellini – hoe spectaculair ook – stonden de populariteit van I puritani wel enigszins in de weg.

Soms duikt er echter een uitzondering op. Celso Albelo bijvoorbeeld. Deze jonge tenor zong enkele weken geleden (9 januari) tijdens zijn roldebuut als Arturo in het Teatro Comunale di Bologna de hoge f. Het resultaat was op zijn minst spectaculair. Klik hier voor een opname van zijn prestatie.

Rossini

Met I puritani gaf Bellini zijn carrière een waardig slot, al mag het tragisch heten dat dat slot zo vroeg al kwam. Enkele maanden na de première overleed de Italiaan, slechts 34 jaar oud.

De componist was na onenigheid met zijn vaste librettist Felice Romani uit Italië vertrokken. Hij deed eerst Londen aan en streek uiteindelijk neer in Parijs. Het was een gunstig moment om in de Parijse hoofdstad te arriveren: er was net een artistieke opleving gaande.

Bellini ontmoette andere kunstenaars, zoals Chopin, Hiller en Rossini. Vooral de invloed van de laatste was van groot belang bij de totstandkoming van I puritani. Rossini, zelf gestopt met opera’s componeren, stond zijn jongere vakgenoot bij met raad en daad. Hij was het ook die voor Bellini een opdracht wist te regelen bij het Théâtre des Italiens – wat dus I puritani werd.

Bij de première bracht Giulia Grisi als de krankzinnige Elvira het publiek aan het huilen. Het was een groot succes. Ook onder collega’s oogste Bellini alom lof.

Het successtuk wordt door DNO dus weer in Nederland gebracht. De debuterende Giuliano Carella – specialist in het Italiaanse negentiende-eeuwse operarepertoire – heeft de muzikale leiding over het Nederlands Philharmonisch Orkest en het koor van DNO. Eveneens debuterend is Francisco Negrin als regisseur. Naast John Osborn en Mariola Cantarero soleren onder andere Scott Hendricks, Riccardo Zanellato en Daniel Borowski.

De opera is een coproductie met het Grand Théâtre de Genève en de Griekse Nationale Opera. Na de première op 4 februari volgen nog voorstellingen op 8, 11, 15, 17, 20, 23 en 26 februari en 1 maart. Zie voor details de agenda.

Vorig artikel

Bostridge zingt Brittens laatste opera in het Concertgebouw

Volgend artikel

Israël blijft Wagner negeren

De auteur

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman

Jordi Kooiman is journalist en muziekliefhebber. Hij richtte in januari 2009 Place de l'Opera op en leidt sindsdien het magazine.