Interview: alle Verdi-opera’s in 50 jaar
Zelfs in het Verdi-jaar 2013 zou het ondoenlijk zijn: alle opera’s van Giuseppe Verdi in geënsceneerde vorm zien. Is het überhaupt mogelijk? Professor David Snelling lukte het, in vijftig jaar tijd. Een gesprek met hem in Berlijn.
Professor David Snelling is geen muziekwetenschapper. Of in elk geval niet één die je dat stempel op kunt plakken. Zijn beroepsleven speelde en speelt zich voornamelijk af achter de coulissen van grote conferenties met internationale toehoorders en sprekers, of voor de schoolbanken van de universiteit van Triëst, waar hij al bijna dertig jaar als professor Engels actief is.
Een bijdrage aan de operaliteratuur leverde hij met zijn vertalingen van de biografieën van een paar grote Triestiner: tenor Carlo Cossutta en bariton Piero Cappuccilli. Die boeken zijn in twee talen te verkrijgen bij Comunicarte. In de pijplijn zit verder een biografie van Giuseppe Patanè.
Het kostte hem vijftig jaar, maar nu, precies in het Verdi-jaar, heeft hij iets gepresteerd waar de meesten van ons enkel over kunnen dromen en waar slechts zeer weinigen zich op kunnen beroemen: hij heeft alle opera’s van Verdi op het toneel gezien.
Er valt uren te praten met de professor. Ik trof hem slechts voor een kort gesprek in Berlijn.
Professor Snelling, u hebt nu het volledige operarepertoire van Verdi beleefd. Waarom zo’n toewijding aan Verdi?
“Omdat hij met Wagner de grootste operacomponist is – en niet alleen voor mij. En omdat ik gefascineerd ben door zijn vermogen om het grote volk voor opera te enthousiasmeren. Zijn muziek staat boven sociale conventies: het had toen en heeft nu nog de kracht om mensen uit alle lagen van de samenleving in de ban te brengen. Tegelijkertijd introduceerde Verdi ook de ‘massa’ in de kunstvorm zelf, door zijn vele koren.”
Wat is de eerste opera die u gezien hebt?
“Dat was precies die opera die door zijn openlijke aanpak van sociale conventies zelfs wordt geciteerd in een Hollywood-film, waarin een topmanager verliefd kan worden op een hoertje. La Traviata dus. Het was in 1963 in Bristol, waar ik vandaan kom.”
En wat was de laatste, de ‘missing title’, die uw puzzel compleet maakte?
“Un giorno di regno, de absolute rariteit. Ik heb hem op 7 maart bij de Filarmonico van Verona gezien.”
Welke Verdi-opera hebt u het vaakste gezien?
“Macbeth. Of het ermee te maken heeft dat ik mijn Shakespeare gedeeltelijk uit het hoofd kan opzeggen, weet ik niet.”
Welke opera zou u niet meer willen zien?
“De dramaturgisch en inhoudelijk misschien zwakste van allemaal: Aroldo. Zo’n opera die je als ‘single-hit’ zou kunnen betitelen.”
Wat is voor u het meesterwerk van Verdi?
“Ook al riskeer ik nu patriottisch over te komen: ik ga tegenwoordig voor de rijpe kant van de kunst en zeg zonder meer Falstaff.”
En wat is het mooiste moment uit Verdi’s repertoire?
“Het onbedorven geluk van de jonge geliefden Nanetta en Fenton, wanneer ze in de laatste akte van Falstaff onder begeleiding van een menuet opkomen.”
Welke herinnering zult u na deze vijftig jaar als operabezoeker het meeste koesteren?
“Dat zijn er meerdere, en allen zal ik me op unieke wijze blijven herinneren. Hoogtepunten zijn in elk geval Don Carlo in de regie van Luchino Visconti in Covent Garden, 1964. En later Macbeth in de regie van Giorgio Strehler bij de Scala, 1980. Puur muzikaal verder de ongeëvenaarde Falstaff onder Von Karajan in Salzburg, 1986.”
Kunt u na vijftig jaar van Verdi-uitvoeringen zeggen waar de kern van zijn muziek uit bestaat?
“Als iemand die met talen zijn sporen verdiend heeft, heb ik daar een duidelijke mening over. In slechts enkele woorden: ‘la parola scenica’. Daar wordt vaak over gesproken, maar slechts de zeldzaamste, beste uitvoeringen lukt het om te tonen wat Verdi daarmee bedoelde. Als de zangers als acteurs, het orkest en het scenische beeld in één woord samensmelten en een onbeschrijfelijke, artistieke eenheid vormen – dat is voor mij de ‘finest hour’, iets wat alleen in opera te beleven is.”
Hebt u daar een voorbeeld van?
“Ik vertel erover in mijn persoonlijke bijdrage aan de biografie van de legendarische Cappuccilli. Toen hij als Doge in de laatste akte van Simon Boccanegra zijn mantel met die van een visser wisselde, in de regie van Strehler bij de Scala, zag je de haven van Genua, de zeilen bol van de zeewind. Je blik was ononderbroken op het toneel gericht, als op de oneindigheid van de zee. En toen zong hij ‘Refrigerio’. In één woord werd alles gezegd, de gehele ziel van het personage, in een perfecte scenische context. Een moment van ‘sheer stage magic’.”
Hebt u nu genoeg van Verdi of blijft u zijn opera’s bezoeken?
“Natuurlijk blijf ik gaan! Ik wil minstens één keer per maand mijn Verdi hebben.”
9Reacties
The menuet from FALSTAFF is the musically most beautiful moment in “all of Verdi” for him? He has gotta be joking.
Wel een aardig idee (ik geef toe, een beetje ‘middelbare school’): het favoriete Verdi-moment van de Place de l’opéra-lezers! We hebben er niets aan natuurlijk, maar toch. Operaliefhebbers (deze in ieder geval wel) zijn in de regel dol op rijtjes… Misschien gaan we er nog eens anders door luisteren.
Als ik het mijne mag noemen (en het duurde lang voordat ik het wist, waarmee de moeilijkheid van deze vraag maar weer geïllustreerd is): het begin van de derde akte van Rigoletto. Geen originele keus misschien, maar dat in- en intriest strijkersmotief vind ik pijnlijk mooi.
Hm, misschien kunnen we beter een top tien maken, want wat ik nu niet allemaal vergeet, wat ik evenzeer ‘pijnlijk’, ‘verscheurend’ of ‘opwindend’ vind…
Lijstjes maken is van alle tijden. Ik heb zelfs een boek met de titel The Book of Lists met daarin ’the list of most ridiculous songtexts’. Hoog genoteerd staan “Where did Robinson Crusoe go with Friday on saturday night?” en “Ice cream you scream”(je moet het uitspreken om te kunnen waarderen).
Maar goed, Verdi, mijn mooiste moment:
Uiteraard de hartverscheurende cello solo aan het begin van de grote aria van Filips II “Ella giammai m’amo” en natuurlijk de aria zelf.
Nu jullie het tòch over `verscheurend` en `hartverscheurend` hebben
-zonder er een gewetensvraag van te maken- : Otello, het eerste woord van de laatste zin van het Wilgenlied, Ah!(Emilia, Emilia, addio, Emilia, addio!)
Loesje, nog voor ik jouw reactie gelezen had was dat ook wat mij spontaan en meteen inviel: die hartverscheurende cello net voor de grote aria van Filips’ in Don Carlo. Misschien valt me nog wel iets anders te binnen, maar voorlopig hou ik het ook daar maar op.
“E tardi!” De hartenkreet van Violetta in de derde akte van La Traviata.
Overigens over hoeveel opera’s praten we hier eigenlijk?
Zijn het er 26 of moeten we Jérusalem en I Lombardi zien als twee aparte werken? En hoe zit het met Aroldo/Stiffelio?
Voor liefhebbers die de lijst afwerken: in juni komt de Aalto Opera in Essen met I Masnadieri, die zal menigeen nog niet op zijn of haar lijstje hebben staan. Voor mij wordt dat nummer 22.
Moeilijk.
Jérusalem en I Lombardi zijn, wat mij betreft, twee verschillende opera’s en dat niet alleen vanwege de taal.
Aroldo en Stiffelio bevatten veel verschillende muziek, dus toch?
Maar wat doen wij met I Vespri Sicilani en Les Vepres Siciliennes?
Don Carlo/Don Carlos?
En dan hebben we ook nog eens Gustavo III, de ongecensureerde versie van Ballo.
We kunnen doorgaan, want de eerste versie van Simon B. is behoorlijk anders dan de “definitieve”…..
To me, some of the best moments in verdi are… wagnerian! “Theme of friendship” in Don Carlo, and “Final Kiss” in Otello…