BuitenlandOperarecensie

Zeppenfeld ster in bloederige Parsifal

Operahuizen lijken massaal Wagners Parsifal op de planken te brengen nu de Duitse componist zijn tweehonderdste verjaardag viert. Dinsdag was het de beurt aan de Vlaamse Opera. De regie van Tatjana Gürbaca was intrigerend, maar niet geheel bevredigend. De ontdekking van de avond heette Georg Zeppenfeld.

Scène uit Parsifal (foto: Annemie Augustijns / Vlaamse Opera).

In het programmaboek ligt een keurige folder met de onschuldige vraag of ik ook bloed wil geven aan het Rode Kruis. Al gauw wordt duidelijk waarvoor deze bloedinzamelingsactie bedoeld is: er vloeit nogal wat bloed in deze Parsifal.

In Amsterdam werd die trend al ingezet en de Metropolitan in New York zette het onlangs voort. In Antwerpen borduurt Tatjana Gürbaca daarop voort door veelvuldig bloed langs de achterwand, een halve cirkel, te laten vloeien. Bloed is natuurlijk ook een belangrijk onderdeel van Wagners Parsifal. Het bloed van Jezus werd immers opgevangen in de Heilige Graal, de beker die beschermd wordt door de Graalridders.

Al in het Vorspiel, prachtig gespeeld door het Symfonisch Orkest van de Vlaamse Opera, gaat het doek omhoog en worden langzaam de contouren zichtbaar van wat later de Heilige Graal van Gürbaca blijkt voor te stellen. Afwachtend kijken een aantal Graalridders met zonnebril de hoogte in van de halve circel, die daardoor een soort van koker lijkt te zijn. Langs de wanden van deze koker vloeit het bloed. Hiermee draait Gürbaca de zaken om: de graal is geen ding, maar de ruimte.

Dit is iets wat ze vaker zal doen in de voorstelling. Zo doolt Amfortas als een waanzinnige door de Graalridders, in het Vorspiel nog innig omhelsd door Kundry. Na deze liefdeshandeling lijkt Amfortas zijn zinnen kwijt te zijn, waardoor hij meer op ‘der reine Tor’ lijkt dan de dwaze Parsifal zelf, die eerder een naïeveling is.

Bij Parsifals entree draait Gürbaca wederom de zaken om, door hem eerst op te laten komen en daarna te midden van iedereen een jongen (de zwaan) te laten doden – mooi uitgebeeld door hem een emmer bloed over de jongen te laten uitgieten.

De tovertuin van Klingsor heeft exact hetzelfde toneelbeeld als de eerste akte. Daarmee breken Gürbaca en decorontwerper Henrik Ahr met de traditie om contrast aan te brengen tussen de sacrale burcht Montsalvat en de Tovertuin van Klingsor (voor mij is zij de eerste die dat doet). De bloemen ontbreken, tenzij de oude vrijsters of de stoeltjes als de bloemen gezien moeten worden. Behalve dat tooien de bloemenmeisjes zich in bloemrijke jurkjes.

De bloemenmeisjes zie ik altijd als het hart van de opera, wat ook in deze voorstelling zo is: ze worden jeugdig en opwindend gezongen, met opvallende bijdrages van An De Ridder en Tineke Van Ingelgem.

De regie riep bij mij uiteindelijk meer vragen dan antwoorden op. Waarom zit Gurnemanz in een rolstoel, terwijl hij er jong uitziet en ook af en toe kwiek rondloopt? Waarom vindt er tijdens de ‘verwandlung’ in het eerste bedrijf een verjongingskuur plaats van Gurnemanz en Parsifal? Waarom doet Amfortas zijn ring af en ontdoet zichzelf van zijn kleren? Waarom wil Kundry zelfmoord plegen aan het einde van de tweede akte?

Intrigerend vond ik het zeker wel, maar een regie mag voor mij ook wel vragen wegnemen. Nu is Parsifal natuurlijk een mysterieuze opera, maar is dat een reden om het publiek naar huis te sturen met zoveel onbeantwoorde vragen?

Muzikaal viel er enorm veel te genieten. Eliahu Inbal dirigeerde het prachtig spelende orkest en fantastisch zingende koor van de Vlaamse Opera (het laatste mede ingestudeerd door Winfried Maczewski, jarenlang de koordirigent van De Nederlandse Opera). De muziek klonk zalvend, exact zoals die bedoeld is. Ronduit prachtig. Mooi was ook dat er gebruik gemaakt werd van een jongerenkoor, daar waar Wagner dat voorschrijft.

Scène uit Parsifal (foto: Annemie Augustijns / Vlaamse Opera).

De bezetting die de Vlaamse Opera bijeen wist te brengen, was er één om u tegen te zeggen. Toegegeven, de Parsifal van Zoran Todorovich was uiteindelijk de zwakste bijdrage. Hij intoneerde vaak te laag en had zijn adem niet altijd goed onder controle, maar hij straalde wel de juiste intentie uit en had een uiterst geschikte stem voor deze rol, die hij voor het eerst zong.

Susan Maclean is gepokt en gemazeld in de rol van Kundry. Zij zong haar onder andere in Bayreuth, met veel succes. In Antwerpen was ze sterk, maar ik had het idee dat ze zich niet helemaal lekker voelde in deze regie, waardoor zij mij minder overtuigde dan ik verwacht had.

Georg Zeppenfeld triomfeerde als Gurnemanz. Zeppenfeld bezit een werkelijk perfecte stem voor deze rol. Een prachtige hoogte, fantastische laagte, mooie dictie en wonderschoon legato. Voor mij was hij dé ontdekking van de avond.

Werner Van Mechelen, die een thuiswedstrijd speelde, verraste mij als Amfortas. Hij acteerde deze rol veel intenser dan ik gewend ben en wist desondanks zijn legatolijnen niet te verwaarlozen. Wat niet wegnam dat hij minder ‘romig’ zong dan de gemiddelde Amfortas.

Robert Bork tot slot was een ijzersterke Klingsor, die zoveel power in zijn stem had dat het dak er bijna vanaf vloog.

Al met al een avond met veel intrigerende momenten en prachtige muziek, gezongen en gespeeld door een zeer geïnspireerde groep musici, die een tripje naar onze zuiderburen meer dan de moeite maken.

Parsifal is nog tot en met 5 april te zien in Antwerpen en van 20 tot en met 28 april in Gent. Zie voor meer informatie de website van de Vlaamse Opera.

Vorig artikel

Seizoen Opernhaus Zürich 2013/2014

Volgend artikel

Schwedersky-liederen in première

De auteur

Lennaert van Anken

Lennaert van Anken

1 Reactie

  1. Hans P.
    29 april 2013 at 16:10

    Lennaert ! Goed verwoord. Ik mis één zaak. De geforceerde locatie: op de pauzes na 5 uur lang gevangen op één plaats. Dat je het esoterisch gebeuren wilt vangen in een steriele en zuivere omgeving, mag, alhoewel niet alles even ‘steriel’ is in deze opera, maar om deze opera uitsluitend tussen ‘de maagdelijke kerkwanden van Witte Donderdag’ plaatsen ? Een aanloop naar ‘Goede Vrijdag’ ? Vernieuwend opera brengen blijkt de laatste jaren te veel een zaak van gedurfd ensceneren en balanceert soms geforceerd tussen de muzikale basis van het oorspronkelijk werk en saai of dan weer oversuggestief decor. Meer ‘changement de decor’ had deze maal gemogen. Persoonlijk vind ik, dat het beeld (letterlijk en figuurlijk) dat een opera schept, primair gedragen moet worden door de muziek. Daarom plaats ik de extreem sobere uitvoering van La damnation de Faust in de Gentse Opera uit september 2007 absoluut naast die van Terry Gilliam uit september 2012. Waarom ? Ik sloot mijn ogen in 2007, en zag ‘letterlijk’ Faust en de duivel voor mijn geestesbeeld over de glooiende velden en door de bossen jagen. Mijn beeld geschapen door muziek. Dat is interactie… De sacrale opera Parsifal biedt niet die dynamiek en vraagt om rituele omgevingen. Maar er was buiten een af en toe een bloedende witte wand niets. Zoiets kan hooguit in Bayreuth, dat zijn eigen mystieke omgeving Wagneriaans toevoegt.