Fidelio en Fidelio in Fidelio-stad Wenen
In de stad waar hij meer dan tweehonderd jaar geleden voor het eerst opgevoerd werd, was Beethovens enige opera Fidelio de afgelopen tijd bij maar liefst twee operahuizen te bewonderen: onder Harnoncourt bij het Theater an der Wien en onder Adam Fischer bij de Wiener Staatsoper. Een vergelijking.
Wenen heeft een bijzondere band met Beethovens Fidelio. Hier werd de opera in 1805 gecreëerd in het Theater an der Wien en de Staatsoper werd na de heropbouw in 1955 met dit werk heropend.
Volgend voorjaar brengt de Volksoper een nieuwe productie, maar de fidele Beethoven-fans komen ook nu al aan hun trekken: in maart een nieuwe productie in het Theater an der Wien onder Harnoncourt en in april in de Staatsoper een herneming van de ruim twintig jaar oude productie van Otto Schenk onder Adam Fischer.
Het tempoverschil tussen de uitvoering onder Harnoncourt en die onder Fischer is bijzonder opvallend. Allebei doen ze er ongeveer 133 minuten over, maar in die tijd speelt Fischer voorafgaand aan de finale ook nog de Leonore III-ouverture. Dat scheelt, inclusief een stormachtig applaus, minstens 12 tot 13 minuten.
Harnoncourt haalt uit het Concentus Musicus Wien een ‘superb’ onheilspellende intro tot het tweede bedrijf, laat bij herhaling de blazers excelleren en zorgt voor extreme contrasten. In de ‘publieke’ passages holt hij door de partituur; de mars waarmee Pizarro zijn entree maakt lijkt een sprint te begeleiden. In de ‘intieme’ passages gaat het dan weer niet vooruit.
Als Fidelio na een zoektocht van twee jaar eindelijk haar echtgenoot terugvindt en hem op het nippertje redt van de dood, zingen ze samen over de ‘namenlose Freude’ die na ‘unnennbaren Leiden’ de hunne is. Vreugdevol klinkt het echter niet; twee schildpadden die pas uit hun winterslaap ontwaakt zijn vertonen meer emotie en snelheid.
De regie van Herbert Fottinger versterkt dat gevoel van emotieloze traagheid nog, want het komt bij Fidelio niet op haar man te bevrijden uit zijn ketens. Ze laat hem in een bijzonder oncomfortabele houding – beide armen opgetrokken – staan. Haast om hem uit dat ‘unnennbaren Leiden’ te verlossen heeft ze kennelijk niet.
Fottinger verplaatst de handeling naar de tijd van een militaire dictatuur, zo’n 50-60 jaar geleden. Zowat iedereen draagt een militair uniform. Ook Marzelline, Rocco’s dochter, is militair. Bij aanvang van de opera staat ze voor een keer niet de strijk te doen op de binnenplaats van de gevangenis, maar doet ze bureauwerk in een naargeestig grijs kantoor ergens in een grauwe kazerne.
Ondanks de verplaatsing in de tijd volgt Fottinger het verhaal en we zien dus wel degelijk Fidelio van Beethoven en niet Fidelio van Fottinger. In het eerste bedrijf voert hij wel een overbodige fotograaf op die een familieportret moet maken van Rocco, Marzelline en Fidelio, vervolgens nog een paar keer in de weg loopt en helemaal aan het einde van dat eerste bedrijf door Pizarro wordt doodgeschoten.
Beter geslaagd is het begin van het tweede bedrijf. Florestan (Michael Schade) ligt in zijn pikdonkere kerker, onzichtbaar begint hij na de onheilspellende intro te zingen en hij wordt pas zichtbaar als hij langzaam naar voren komt. Daarmee zorgt Schade, ook vocaal, voor een onvergetelijk moment waar Lance Ryan in de Staatsoper niet tegenop kan.
Na het weerzien vol ‘namenlose Freude’ brengt Fottinger de finale concertant. Het decor verdwijnt en het koor (fantastisch Arnold Schoenberg Chor) staat in avondkledij op een leeg toneel. Ook de solisten komen op in avondkledij en de ‘boodschap’ wordt gebracht, terwijl het hele gezelschap langzaam naar voren komt en het licht in de zaal aangaat.
Alleen jammer dat voor Don Fernando, de minister die redding komt brengen, een uitzondering wordt gemaakt: Garry Magee komt op verkleed en vermomd, inclusief grote pruik, als Beethoven. Beethoven als de redder… Het is wellicht goed bedoeld als hommage, maar het heeft iets clownesks.
Geen clowns in de Staatsoper. Schenks enscenering is zo traditioneel als maar kan. De binnenplaats van een gevangenis, een strijkende Marzelline, een diepe kerker die alleen te bereiken valt via een hele lange trap, enz… Daar is op zich niks mis mee, maar het is toch een beetje als telkens weer kijken naar datzelfde prentenboek met voorspelbare plaatjes.
Fischer probeerde niet om met extreme contrasten voortdurend de aandacht te trekken, maar zorgde met gloed voor ‘namenlose Freude’.
De Fidelio an der Wien, Julianse Banse, was volgens een mededeling voor aanvang van de voorstelling een beetje ziek. De Staatsfidelio van Anja Kampe was alleszins haar meerdere.
Een bijzondere vermelding verdient de Moldavische winnares van de Cardiff Singer of the World Competition 2011, Valentina Nafornita. Ze is vast verbonden aan de Staatsoper en zong een jeugdige Marzelline. En strijken kan ze ook…