FeaturedOperarecensie

Dreigroschenoper herleeft in Amsterdam

Gedurende het jubileumjaar van het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam wordt steeds een ander decennium belicht. Woensdagavond werden de dertiger jaren gerepresenteerd met Die Dreigroschenoper van Brecht en Weill, door theaterkoor Dario Fo en Asko|Schönberg. Er klonk mooie muziek en prima zang, maar de enscenering was niet ideaal.

Sven Ratzke (foto: Hanneke Wetzer).
Sven Ratzke (foto: Hanneke Wetzer).

Uit 1928 stamt Die Dreigroschenoper, het muziektheaterstuk van Bertolt Brecht en Kurt Weill. Het is zeker geen opera in de klassieke zin van het woord; je hoeft niet mooi en hoog te kunnen zingen voor wat Kurt Weill aan noten schreef.

De muziek weerspiegelt het sarcasme en de strijdbaarheid van de teksten. Het is klassiek maar ook jazzy, het is opera maar ook musical. Hoewel niet iedere zangeres meer, zoals in de jaren tachtig, het lied ‘Seeräuberjenny’ op haar repertoire heeft, klinkt de directheid van Brechts teksten en de stoerheid van Weills muziek nog altijd fris en actueel.

Vier jaar geleden was het door Brecht opgerichte Berliner Ensemble in Amsterdam met een Dreigroschenoper in een regie van Robert Wilson. Veel mooier kon het niet worden, was toen de conclusie, en die conclusie blijft na de semigeënsceneerde versie in het Concertgebouw overeind.

Niet dat de muziek en de teksten het in deze ingekorte versie – zonder speelscènes maar met een verteller – niet goed deden. Integendeel. Wat de leden van Asko|Schönberg op het podium speelden, klonk door de versterking wat ‘poppy’, maar het had exact de ontspoorde toonzetting die het werk van Weill vraagt. Het ensemble leverde blazers, enkele strijkers – waarvoor Brecht in de originele partituur ruimte biedt – en een harmonium. Daarmee zorgde Asko|Schönberg voor een bodem onder de voorstelling en voor continuïteit.

De liedjes uit de Dreigroschenoper hebben sinds 1928 vast vaak geklonken in de Grote Zaal van het Concertgebouw. Niet in de klassieke concerten, maar wel tijdens de legendarische jazzavonden. Het allerbekendste lied, ‘Mack the knife’, had zo tijdens de optredens van Frank Sinatra in de jaren zeventig gezongen kunnen zijn. Al bleek (internet weet alles, dus ook de setlist van die optredens) dat Sinatra het wel in Ahoy zong, maar net niet in Amsterdam.

Overbrugd door een verteller liep de voorstelling van lied naar lied, beginnend met ‘Die Morität von Mackie Messer’, gezongen door Sven Ratzke. Hij was, in zwart met glitters, één van de absolute sterren van de avond. Ratzke bracht de laatste jaren allerlei programma’s in de Nederlandse theaters. Hij heeft het culturele erfgoed van Dietrich, Leander, Lotte Lenya en de complete Comedian Harmonists in zijn vingertoppen zitten.

Brecht koos bij de eerste uitvoeringen voor amateurmusici en zangers hoefden niet geschoold te zijn zoals in de opera. Actrice Betty Schuurman is op het toneel zeker geen amateur en vocaal kwam ze redelijk mee als Frau Peachum. Zangeres Janne Schraa deed het vocaal weer wat beter dan in haar spel.

H.K. Gruber (foto: Lucerne Festival).
H.K. Gruber (foto: Lucerne Festival).

Dirigent/orkestleider H.K. Gruber zong de rol van Herr Peachum. De verhalen over Gruber deden niet veel goeds verwachten. Hij wordt doorgaans afgeschilderd als ‘enfant terrible’, wat me voor iemand van rond de 70 geen aanbeveling lijkt, maar hij zette een uitstekende Peachum neer, naast zijn alerte directie van het orkest.

Je hoefde van Brecht dus niet geschoold te zijn als zanger, maar dat Jolentha Zaat (Polly) en Zinzi Frowhein (Lucy) zulke prima stemmen hadden, was bepaald een bijdrage aan de muzikale kwaliteit van deze uitvoering. Hun ‘Eifersuchtsduett’ was vocaal en theatraal een hoogtepunt in de voorstelling.

Jolentha Zaat heeft op veel terreinen ervaring. Ze zong zowel opera als in het koor van het Kyteman Orchestra. Frohwein en Zaat komen voort uit het theaterkoor Dario Fo, dat deze uitvoering produceerde. Zinzi Frohwein zal komend seizoen deel gaan uitmaken van de Dutch National Opera Academy.

Waar het muzikaal en vocaal allemaal prima in orde was, vond ik de theatrale uitvoering niet ideaal. De voorstelling kwam wat hortend op gang en zoals wel vaker bleek een klassieke concertzaal geen geweldige locatie voor een enscenering. Het inzetten van een verteller dreigde vaak het tempo te verstoren en de grote verscheidenheid van de cast (mogelijk diep doordacht maatwerk) werkte onbalans in de hand tussen de verschillende solisten en scènes.

De grote scènes aan het eind van de twee delen waren indrukwekkend, met het grote koor van Dario Fo, aanvankelijk verstopt tussen het publiek op de tribunes achter het podium.

Na de grote finale – als Mackie Messer niet alleen wordt gered van de strop, maar ook in de adelstand wordt verheven en een landhuis en levenslang pensioen krijgt – brak een geestdriftig applaus los in de Grote Zaal.

Zie voor meer concerten in Amsterdam de website van het Concertgebouw.

Vorig artikel

Wey imponeert in Concertgebouw-debuut

Volgend artikel

LA Opera doopt nieuwe opera Dulce Rosa

De auteur

François van den Anker

François van den Anker

François van den Anker is muziekjournalist. Hij doet verslag van de wereld van opera en lied met interviews, reportages en podcasts.