Death in Venice in vijfsterrenuitvoering
Het operaseizoen in Het Muziektheater sluit af met slechts drie voorstellingen van Death in Venice van Benjamin Britten. Een indrukwekkende theaterbelevenis in regie, vormgeving, licht en beelden, mét muziek op hoog niveau. Theater en opera op topniveau.
Het boek is weliswaar Duits, maar de Britse componist Benjamin Britten en zijn librettiste Myfanwy Piper wisten wel raad met het thema van Der Tod in Venedig van Thomas Mann. Althans, één van de thema’s. Het dilemma tussen hoofd en hart, verstand en gevoel, tussen aangepaste burgerlijkheid en gepassioneerd doen waar je zin in hebt, of – voor wie verder kwam dan de havo – tussen Apollo en Dyonisos.
De Britten maken prachtige kunst over die eeuwige strijd in het hoofd en het lichaam. Misschien wel omdat ze zo goed zijn in ingehouden gedrag en zo goed weten – of vrezen – wat er gebeurt als dat wordt losgelaten. De schrijver E.M. Forster beschrijft dat in boeken als Maurice en A room with a view, waarin het keurig opgevoede meisje Lucy moet kiezen tussen de braafburgerlijke Cecil of de vrijdenker George. Op film is die verwarring weergaloos vastgelegd in Brief Encounter van David Lean.
Over de vraag of de hoofdfiguur in Death in Venice, de uitgeputte schrijver Gustav von Aschenbach, de liefde ontdekt, zijn jeugd hervindt of een lang verscholen deel van zichzelf herontdekt, heeft elke Britten-vorser een andere mening. Mogelijk is het allemaal waar. In de opera van Britten ontwikkelt de figuur van Aschenbach zich met muziek die steeds van kleur en toon verandert. De begeerde Tadzio, de jongen op het strand, heeft slechts een thema, op vibrafoon, dat in de loop van het verhaal niet verandert. Von Aschenbach leren we kennen, de jongen blijft op afstand van de schrijver en van de luisteraar en kijker naar de opera.
Brittens laatste opera, die hij schreef in een periode dat een hartkwaal zijn leven en welzijn bedreigde, is nog maar veertig jaar oud en geeft op een kalme, soms zelfs wat tamme manier weer wat Britten als componist vermocht. Een partituur die thematisch en verhalend veel meer brengt dan zich in een voorstelling van een avond in een theater laat herkennen. Naast de strijkers heeft de percussie een groot aandeel, maar er is ook een piano benodigd, geen vaste bewoner van de orkestbak in veel opera’s.
Dirigent Edward Gardner heeft ruime ervaring met de muziek van Britten en hij laat het Rotterdams Philharmonisch Orkest bloeien in muziek waar het niet per traditie in uitblinkt. De compositie van Britten, die soms een scherp randje ontbeert, is in uitstekende handen bij de Rotterdammers. Ze hebben het zand van hun Parijse Sacre du Printemps nog in de schoenen en werken zich vaardig door de partituur heen met al zijn klankkleuren en thema’s.
Schrijver Von Aschenbach wordt indringend gezongen en gespeeld door John Graham-Hall. Met grote acteervaardigheid en met een loepzuivere tenor is hij de ster van de avond. Het is soms merkwaardig hoe de hoofdrolspeler wordt geacht scènes te spelen maar dat in tekst ook moet uitleggen. De cholera heerst, Aschenbach vindt dat hij de moeder van Tadzio moet waarschuwen, hij oefent voor zichzelf de zinnen, maar bij een ontmoeting in de hal van het hotel zegt hij uiteindelijk niets. “Ik heb dus niets gezegd”, laat de librettiste de tenor dan zingen. Dat is wel driedubbel op.
Deze productie van de English National Opera uit 2007, met John Graham-Hall en de andere twee grotere zangrollen – Tim Mead als Apollo en Andrew Shore in de zeven baritonrollen – was afgelopen maand vijfmaal te zien in het Londense Coliseum. Op dringend verzoek van regisseur Deborah Warner daar zonder boventiteling. Die is er in Amsterdam wel, al zijn de zangers heel goed verstaanbaar.
Het Amsterdamse Muziektheaterpubliek is wel wat ver/gewend op het gebied van decor, licht en toneel. Toch verraste de hoge kwaliteit van het toneelbeeld. Het inhoudelijke thema van deze opera en de locatie, Venetië, krijgen een vorm die zo uitgewogen en zo doortekend is dat er zonder een noot muziek al theater van hoog niveau wordt gemaakt. De regie heeft elk detail uitgewerkt en de overgangen in de vele scènewisselingen zijn organisch.
Death in Venice is nog op 5 en 7 juli te zien in Het Muziektheater. Zie voor meer informatie de website van De Nederlandse Opera.
Op Spotify staat een opname van Death in Venice uit 1974, met Peter Pears, John Shirley-Quirk en het English Chamber Orchestra onder leiding van Steuart Bedford.
17Reacties
Mensen – ga erheen!
Top opera in een top uitvoering en ook nog eens zo ontzettend mooi vormgegeven!
Dat maak je niet vaak mee!
Verheug me erop. Ben wel benieuwd of de herinnering aan het boek en met name de film (onvergetelijk, met de muziek van Mahler) de beleving van de opera niet in de weg gaat zitten. Dank voor de vermelding van Spotify. Is ook bekend waarom mevrouw Warner geen boventiteling wilde? Lijkt me weinig publieksvriendelijk.
Onno – in Engeand verstaan ze Engels ook zonder boventiteling, zeker als er ook nog eens zo helder wordt gezongen.
In Amsterdam hadden we de boventitels wel….
Maar vergeet Mahler, alsjeblieft, die zit er niet in 🙂
Veel plezier!
Ik heb de film minstens drie keer gezien, zo mooi vond ik hem. Maar ik zal Mahler uit m’n herinnering weg blokken. En ik snap dat Engelsen helder gezongen Engels prima kunnen verstaan, maar in het verslag stond het zo nadrukkelijk vermeld, dat het m’n nieuwsgierigheid wekte. Boventiteling die de regie in de weg zit? Misschien zoek ik er te veel achter.
Onno – ik weet het niet en ik denk niet dat wij er veel achter moeten zoeken. Wellicht kennen de Engelsen hun klassiekers uit hun hoofd?
Zelf heb ik er niet eerder van gehoord en voor zo ver ik weet werd de opera in Brussel ook met de boventitels gespeeld.
Ik denk, goede Onno en Antonio, dat Deborah Warner wilde dat haar Britse publiek luisterde en naar het toneel keek en niet steeds boven het toneel zat te lezen. Ik zat op zo’n plek waar je de titels niet kunt zien en het was bevrijdend: ik kon de zangers uitstekend verstaan en kwam niet in de verleiding mijn ogen naar boven te laten dwalen.
Deze voorstelling was voor mij alvast het hoogtepunt van dit jaar. Om in te lijsten. Een geraffineerde choreografie, prachtige zangers, en een belichting om je vingers bij af te likken, en dan die tijdloze muziek, subliem begeleid door het Rotterdams Phil olv Gardner. Erg ontroerende slotscene (zoals er veel ontroerende momenten waren). Een verademing om weer eens een regie te zien die niet de aandacht naar zich toetrekt maar volledig in dienst van het werk staat, zonder daarbij saai of ouderwets te zijn. Petje af, zo kan en hoort het dus.
@Antonio: in de engelse pers werd toch wel het gebrek aan boventiteling genoemd (ook bij deze productie), kennelijk is het ook voor engelsen ook niet allemaal goed te volgen, ook al wordt er in de eigen taal gezongen. Ik vind het erg prettig om regelmatig mee te lezen, de woorden dringen dan toch beter door, zonder dat dit meelezen afleidt. Opera’s in het Nederlands zijn doorgaans ook niet te verstaan (al is verstaanbaar zingen sowieso al een verloren kunst, bijvoorbeeld live opnamen uit bv de jaren 50 van Wagner opera’s zijn zonder tekstboek meestal letterlijk te volgen, evenals franse opera’s uit die jaren en daarvoor, een sopraan als Regine Crespin of bariton Souzay waren in elk woord te verstaan.
http://www.telegraph.co.uk/culture/3643750/The-arts-column-why-we-have-to-learn-to-love-surtitles.html
Bedankt, Gerard, dat wist ik niet.
Ik zelf ben meer dan dankbaar voor de boventitels, zelfs bij de opera’s die ik zowat uit mijn hoofd ken en dan ook nog eens in mijn eigen taal!
En je hebt absoluut gelijk dat er tegenwoordig weinig verstaanbaar wordt gezongen, veel zangers zingen “op klank”.
Maar hier, in deze productie, die voor mij nu al de productie van het jaar is, hier klopt alles!
Mensen – ga erheen! Geen enkele operaliefhebber mag het missen!
De opera is heel actueel. Bij de affaire van Heleen Mees moet ik telkens aan “Death in Venice” denken. Allebei even tragisch.
Paul Huygen
Paul – Wat dacht je van ‘The Tragic Story of Heleen Mees’ als opera? Met Eva Maria Westbroek in de hoofdrol (die heeft als Anna Nicole al wat ervaring opgedaan).
Mooie associatie trouwens: de deftige Von Aschenbach en de feministe Heleen Mees, alle twee wanhopig op zoek naar een onbereikbaar iets (schoonheid) of iemand (geliefde).
Deze opera is van een betoverende volmaaktheid. Het ideaal waar Gustav von Aschenbach zijn leven lang naar streefde wordt in de klanken en beelden van deze uitvoering bereikt. Een wonder van een voorstelling. Aangedaan en vervuld van schoonheid reisde ik naar huis.
Wat een interessante vergelijking tussen het thema van Death in Venice en een nogal onbelangrijk conflictje tussen een mevrouw in New York en haar voormalige scharrel. Ik zou de reageerder vooral aanraden de krant van de dag even uit het hoofd te zetten en niet krampachtig te zoeken naar parallellen die er niet zijn.
@Aart
Dank voor uw reactie, Ik vond uw reactie ook interessant. Een conflictje hoeft niet belangrijk te zijn om toch interessant te zijn. Het conflict tussen Apollo en Dionysis ligt er bij Mees duimendik bovenop. Het is ook heel leuk om, als je de krant leest, de opera die je de dag ervoor hebt gezien niet uit je hoofd gezet te hebben.
Groet,
Paul.
Fijn dat zoveel mensen van deze voorstelling hebben genoten. En geen kwaad woord over orkest, regie of zangers. Maar ben ik de enige die zich na verloop van tijd begint te ergeren aan de overdreven articulatie van de zangers? Het elitaire Engelse karakter van de hele opera. Alsof je een kopje thee zit te drinken met je pink omhoog. De wanhoop die onder de oppervlakte schuil gaat, maar nooit eens lekker uitgeschreeuwd (of uitgegild) wordt. Ik vond het een verstikkende ervaring. Iets wat me twee jaar geleden (maar dan in mindere mate)ook al bij Billy Bud overkwam. Ik had gewaarschuwd kunnen zijn, door het beluisteren van de 1974 uitvoering op Spotify.
Geloof het of niet: maar op de terugweg in de trein eerst keihard twee nummers van Janis Joplin geluisterd. Daarna mijn toevlucht gezocht bij La Gioconda
Ik vond de duidelijke articulatie wel een pluspunt. Wat mij betreft zat dat “beheerste” er in dat het libretto voor het grootste deel bestaat uit monoloog van de hoofdpersoon die zijn gedachten uitspreekt. Vooral vóór de pauze stoorde mij dat wel. Ik vraag me af of opera wel de goede vorm is voor zoiets. Naar mijn gevoel zou opera meer moeten tonen dan uitleggen. Ik kan me niet meer herinneren dat ik zo een gevoel had bij “Billy Bud”.
Groet,
Paul.
Ik denk dat alles een stuk duidelijker wordt als men de oorspronkelijke novelle van Thomass Mann zou lezen. Het ‘beheerste’ heeft niets met de Engels stiff upper lip te maken maar komt in dit geval gewoon uit het Duits. Aschenbach is een beroemd schrijver die van binnen al bijna dood is, zozeer heeft hij zichzelf altijd beheerst en gedisciplineerd. De opera geeft de novelle voortreffelijk weer.
Dat neemt niet weg dat zowel de opera als de novelle na verloop van tijd wat saai en voorspelbaar worden. In de opera wordt dat verholpen middels een spectaculaire enscenering. Bij die novelle helpt dat niet, meer dan 10 bladzijden achter elkaar kon ik niet lezen zonder af te dwalen.
Overigens, mooi vormgegeven, uitstekend uitgevoerd, ook die ‘West Side Story dansers’. Aardig detail die relatief wanordelijke Russische familie waar de Polen niets mee te maken willen hebben.