Nederlanders sieren nieuwe opera The Tsar
Na in Groningen zijn levenslicht te hebben gezien werd The Tsar, His Wife, Her Lover and His Head van componiste Monique Krüs en librettist Sjoerd Kuyper donderdag in Amsterdam geïntroduceerd, op het Grachtenfestival. De Hermitage was geen ideale locatie, maar de zangers maakten veel indruk.
Dit jaar vieren wij het ‘Nederland-Ruslandjaar’. De betrekkingen tussen beide landen bestaan nu vierhonderd jaar en daar hoort een feest bij. Voor de gelegenheid hebben het Grachtenfestival en het Peter de Grote Festival bij Monique Krüs een opera over het leven van Peter de Grote besteld.
De wereldpremière vond al op 2 augustus in Groningen plaats, maar de gisteren in de Amsterdamse Hermitage (waar anders?) uitgevoerde voorstelling voelde heel erg ‘premièrerig’ aan, ook omdat bijna de helft van het publiek bestond uit ambassadeurs en anderszins belangrijke mensen.
Hoe mooi en sfeerverhogend de entourage van de tuin van de Hermitage ook is, het is niet echt ideaal om er een niet al te makkelijk in het gehoor liggende opera tot je te nemen. Zeker niet als het de eerste keer is dat je het hoort.
Het verhaal is complex en toch snel verteld: tsaar Peter is oud en ziek en voelt het naderende einde. Hij overpeinst zijn leven en haalt herinneringen op aan vroeger, daarbij geholpen door in een rap tempo achterovergeslagen glaasjes wodka. Ondertussen wordt de minnaar van zijn vrouw letterlijk een kopje kleiner gemaakt. En dat terwijl hij hem net gratie wilde schenken.
Het is slim bedacht: middels de flashbacks kom je veel over het leven van de tsaar te weten. Tegelijk is het een beetje oppervlakkig. Je leert hem eigenlijk niet echt kennen. Nou is opera niet echt een medium voor historische studie, maar ik denk dat het gegeven tot meer dan één uur uitgewerkt had kunnen worden.
Over de muziek zelf kan ik moeilijk iets zeggen. In sommige scènes moest ik aan Samuel Barber denken. In scène twee bijvoorbeeld of – nog sterker – tijdens de machteloze dans van Catherina. Maar echt beklijven deed het niet. Ik zou het nog een keer moeten horen, maar dan wel onder betere omstandigheden.
De regie vond ik een beetje vreemd en voornamelijk inconsequent. De kostuums waren ook niet bijzonder behulpzaam. Realistische scènes mengen met surrealisme en humor à la Topor werkt niet echt.
En oranje sjaals en dassen plus een kruik jenever: is dat echt het beste wat Nederland zijn buitenlandse gasten te bieden heeft? Want in de synopsis stond letterlijk dat de burgemeester en zijn vrouw de jonge tsaar vol trots alle verworvenheden van Holland tonen. Maar toegegeven: in deze scène kwam de opera wel tot leven.
De zwarte jurk van Catherina was, in tegenstelling tot het rode design-gevalletje wat Anna droeg, gewoon lelijk. Zat er een bedoeling achter? En waarom moest Anna een (zeer fraaie, dat wel) kamerjas aan toen Peter haar na 12 jaar wilde verlaten? Ook zonder zou de scène zeer ontroerend zijn geweest, net als de daaropvolgende samenzwering van Anna met haar broer.
Ik moest sterk aan de andere afgedankte Anna denken, Boleyn. Wellicht ook omdat Maartje Rammeloo, die de rol meer dan fantastisch vertolkte, een belofte voor de andere Anna in zich heeft? De tijd zal het leren, maar haar fraai getimbreerde sopraan en haar souplesse, evenals de manier hoe zij met noten en overgangen omgaat, doen naar meer smaken.
Over de zangers trouwens niets dan lof! Daar kunnen we trots op zijn, op het potentieel dat wij hier in Nederland hebben. Dat ik er niet echt uitgebreid op inga, heeft te maken met de akoestiek, waardoor ik ze onrecht zou kunnen aandoen.
Peter werd gezongen door de uit Iran afkomstige bariton Arash Roozbehi, maar zo te lezen is hij hier al bijna ingeburgerd. Zijn mooie sonore stem met erotische ondertoon en zijn ‘barihunk-voorkomen’ maken hem bijzonder geschikt voor een Giovanni.
Carolina Luppers imponeerde met haar fraaie verschijning en dito stem. Dansen kon zij ook. Leon van Liere schakelde makkelijk tussen al die karakters; een gave!
Bijzonder onder de indruk was ik van de mezzo Esther Kuiper. Al lang heb ik het geluid van een echte mezzo, inclusief de lage borsttonen, niet meer gehoord, zeker niet bij de jonge zangeressen. Kuiper heeft het allemaal, inclusief de soepele overgangen tussen de registers.
Ook het acht man tellende orkest, met strakke hand gedirigeerd door de meezingende componiste, verdient alle lof. Alleen al de manier hoe de violist alle lyrische passages dat kleine beetje meer gaf, was prachtig.
Ik denk dat de opera veel beter tot zijn recht zou kunnen komen in een (kleine) zaal, met alle gemakken van een minstens redelijke akoestiek. Het werk verdient een tweede kans.