Een orkest om lyrisch van te worden
Met werken van Sibelius en Ravel leverde het Koninklijk Concertgebouworkest gisteren (26/8) onder leiding van Mariss Jansons een sublieme prestatie. Zeer lyrisch, zeer spannend. Hoofdgerecht Magdalena Kožená kon met haar liederen van Duparc helaas niet aan die expressie tippen.
Voor de reeks Zomercoryfeeën had Robeco Zomerconcerten besloten het Koninklijk Concertgebouworkest en chef Mariss Jansons te koppelen aan mezzosopraan Magdalena Kožená. Het orkest kwam aan bod met de eerste symfonie in e van Jean Sibelius en de tweede suite van Daphnis et Chloé van Ravel, de Tsjechische zangeres kreeg het woord in vijf liederen van Henri Duparc.
Kožená heeft de afgelopen jaren een behoorlijke reputatie als concertzangeres opgebouwd, maar om eerlijk te zijn: mij kon ze gisteren geen moment bekoren.
Haar stem is zonder meer fraai gekleurd. Echt zo’n klank waar je het etiket ‘caramel’ op kunt plakken. Met name in haar pianissimo rolden de noten als zachte bonbonnetjes uit haar mond.
Maar dat maakt het des te spijtiger dat haar reikwijdte zo beperkt is. Het leek wel alsof er een groffe grens door haar stem was getrokken: haar hoge register was van prima formaat, maar haar lage register miste veel kracht en zonk vaak weg in de orkestklank, ondanks een paar (lelijk vervormde) pogingen om volume te ontwikkelen.
Met zo’n beperkt vermogen is het moeilijk je stem van z’n plek te krijgen en in de zaal te laten landen. Dat Kožená de Franse liederen weinig overtuigend bracht, hielp daar niet bij. De intense liedteksten kregen moeilijk weerslag in haar zang. Het lied ‘Extase’ klonk bijvoorbeeld helemaal niet extatisch, of verheven, of iets in die geest.
De mezzo miste het gevoel voor sferen en gevoelens dat het orkest wel duidelijk aan de dag legde. Ingetogen en teder speelde het de orkestraties bij Duparcs liederen. In ‘L’Invitation au voyage’ waren de ‘natte zonnen’ en de ‘mistige hemels’ haarscherp te horen.
Dat gold ook voor de twee orkeststukken op het programma. Het orkest speelde Sibelius op zeer lyrische, heroïsche wijze, voortdurend van de ene naar de andere spanningsboog gestuwd door de energieke Jansons.
Het balletstuk van Ravel was minstens even spannend en ook daarin was het volop genieten van enkele lyrische samenballingen. Het dikke legato dat de strijkers als met één stok streken, de hoogstaande solistische inbreng: alles was even fraai, met het spectaculaire einde als klap op de vuurpijl.
Jammer dat Kožená zo’n beperkt aandeel had in de schoonheid van het concert. Gelukkig was het orkest van zo’n klasse, dat het ook zonder haar een prachtige avond wist te verzorgen.
Het Koninklijk Concertgebouworkest speelt op 16 september weer in het Concertgebouw. Dan staan het eerste celloconcert van Sjostakovitsj en de derde symfonie van Beethoven op het programma. De Robeco Zomerconcerten duren nog tot en met 31 augustus. Zie voor meer informatie www.concertgebouworkest.nl en www.robecozomerconcerten.nl.