Contucci neemt liederen Hugo Staehle op
Wat zou er van Hugo Staehle zijn geworden als hij niet op 21-jarige leeftijd was overleden? Niemand zal het weten, maar historische bronnen en zijn bewaard gebleven oeuvre getuigen van een bovengemiddeld muzikaal talent. Over zijn liederen kunt u nu zelf oordelen. Sopraan Eleonora Contucci heeft ze bij Brilliant Classics opgenomen.
Hugo Staehle werd geboren in 1826 als zoon van een officier. Als peuter verhuisde zijn familie naar Kassel. Daar kreeg hij pianolessen en vioollessen en werd hij later de pupil van Louis Spohr, destijds een virtuoos à la Paganini, een tijdgenoot. Spohr zag in Staehle een “buitengewoon talent”.
Staehle begon jong met componeren en vertoonde volgens diverse figuren uit de muziekwereld van toen veel potentieel. In Dresden zag hij Wagner de opera Adolf von Nassau van Marschner dirigeren en werd hij geïntroduceerd bij Robert en Clara Schumann. Terug in Kassel werd zijn eerste en enige opera Arria opgevoerd, onder leiding van Spohr. Niet lang daarna kreeg hij meningitis en overleed hij.
Het oeuvre van Staehle is gezien zijn vroege dood beperkt. Het is bewaard gebleven in de universiteitsbibliotheek van Kassel en bevat onder meer een symfonie, de nodige kamermuziek, militaire muziek, psalmen en liederen.
Sopraan Eleonora Contucci en pianist Costantino Mastroprimiano hebben bij Brilliant Classics veertien liederen, twee gebeden en een mars voor piano opgenomen. De liederen vormen twee cycli: Sechs Lieder op teksten van Heinrich Heine en Emanuel Geibel en Acht deutsche Lieder op teksten van Geibel.
Het repertoire heeft beslist kwaliteit, vind ik. De melodieën vloeien als vanzelfsprekend door de eenvoudige maar doeltreffende pianobegeleiding heen. Het heeft wel wat van de liederen van Schubert en Schumann. Minder emotionele zeggingskracht misschien, maar zeker ‘waardig’ genoeg om tijdens liedrecitals te klinken.
De fraaie, gevoelige melodie van ‘Ich hab’ im Traum geweinet’ zou een recitalprogramma bijvoorbeeld niet misstaan. En ook het ‘Gebet’ en het beeldrijke lied ‘Abendfeier in Venedig’ zouden zo uitgevoerd kunnen worden.
Helaas moet ik aan bovenstaande toevoegen: jammer dat de uitvoering te wensen overlaat. Liedzang vergt in mijn ogen een perfecte stembeheersing, omdat je in staat moet zijn om een – vaak breekbare – atmosfeer op te roepen en vast te houden. Een atmosfeer met vele nuances en kleuringen. Contucci’s zang kent te veel oneffenheden om die nuances aan te brengen en die sferen niet te laten ‘knappen’.
In de hoogte lijkt de sopraan zich schrap te zetten en verwatert haar uitspraak. Ze mist nog weleens het zuivere midden van een noot en weet haar volume niet voldoende te doseren, zodat ze de climaxen in de liederen al snel uitvergroot tot opera-achtige proporties.
Ze zingt zonder meer fraaie passages waarin Staehles muziek tot zijn recht komt – vooral als hoge frases achterwege blijven – maar toch kon ik bij het luisteren een gedachte niet onderdrukken: hoe zouden deze liederen klinken uit de mond van een meer bedreven liedzanger?
Begeleider Mastroprimiano speelt op een fortepiano uit 1826. Dat is even wennen, maar wel interessant. Al hadden de opnametechnici zich meer moeite kunnen getroosten om de klankkleur van het antieke instrument beter uit de verf te laten komen.