Visser verovert Moskou met Così fan tutte
Begin april vertrok Floris Visser naar Moskou om als eerste Nederlandse regisseur een opera in het fameuze Bolshoi Theater te gaan maken. Vorige week was de première, met een enthousiast publiek en een zeer lovende pers. Eindelijk klopt Così fan tutte, vonden publiek en kenners. Place de l’Opera sprak de regisseur bij terugkomst in Nederland.
Anderhalf jaar voor vertrek naar Rusland zat Floris Visser thuis om samen met zijn team – met onder anderen decorontwerper Gideon Davey, lichtontwerper Alex Brok en kostuumontwerpster Dieuweke van Reij – zijn ideeën bij Mozarts Così fan tutte te bespreken. “Toen ik mijn concept uitlegde, reageerden enkelen met wat twijfel. ‘Is dit wel ons’, vroegen ze zich af. Ik heb toen gezegd: we kunnen veilig blijven of we gaan iets nieuws doen. En ik heb het gevoel dat we iets nieuws moeten doen. Laten we voor Così maar dat enorme risico nemen. En als het fout gaat, vallen we op onze bek.”
Iets nieuws zou het worden voor Visser, die de laatste jaren in Nederland en Duitsland naam maakte met ensceneringen van onder meer Owen Wingrave (Opera Trionfo) en La bohème (Theater Osnabrück). Iets nieuws werd het ook voor zijn teamleden, die een grote rol speelden in de vormgeving van de Moskouse Così. En nieuw was het voor de medewerkers van het Bolshoi Theater, die verrast zouden worden door de grondige en gedetailleerde aanpak van de regisseur.
Visser is net terug uit Moskou als hij over de hoogte- en dieptepunten van twee maanden hard werken vertelt. We zitten aan de werktafel in zijn Amsterdamse appartement, waar het avontuur begon. Het is zaterdagmiddag, precies een week na de première, die op 25 mei plaatsvond.
Wat deed je een week geleden rond deze tijd?
“Toen liep ik met mijn assistent langs de kleedkamers van de zangers, mensen wegsturend die er niet hoorden te zijn, wat laatste notes gevend aan de solisten. Als een soort waakhond in de gangen achter het podium van het Bolshoi, om ieders concentratie te bewaken.
Ik was op dat moment, een paar uur voor de première, al redelijk gerustgesteld over hoe het zou gaan. We hadden in de week daarvoor dankzij de twee casts ook twee generales gehad en er was al publiek geweest. Ik voelde dat er een ‘vibe’ was rond deze productie. Na de generale was Vladimir Urin, de algemeen directeur van het Bolshoi, naar me toegekomen en had gezegd: ‘Don’t worry, it’s perfect.’ En als je die hele machinerie van cast, orkest, techniek en figuranten, die honderden mensen voor en achter de schermen, ziet denken dat het heel speciaal wordt, dan stelt dat ook gerust.
Van die ‘vibe’ kreeg ik verder niet zo veel mee. De laatste tien dagen moesten we heel hard werken om op het toneel alles in elkaar te zetten. We zaten tot vijf uur ’s nachts met lichtontwerper Alex Brok in de zaal om de belichting rond te krijgen. Veel meer van Moskou dan het Bolshoi Theater en de weg van het hotel erheen hebben we in die periode niet gezien.”
Hoe kwam het contact met het Bolshoi Theater tot stand?
“Zoiets gaat via-via-via. Mijn management heeft daar een grote rol in gespeeld. De mensen van het Bolshoi hebben hier in Nederland mijn ensceneringen van Carmen (in Delft) en Owen Wingrave gezien, en op video Leven met een Idioot bij De Nationale Opera. Toen ging de bal rollen en kwam er een titel van een opera.
Ze wilden bewust een jonge regisseur en ze dachten ook aan een jonge cast. Dat bleek een gouden greep. Met jonge zangers wint Così fan tutte aan geloofwaardigheid. Dat kregen we later ook terug in de recensies. Ons jongste castlid was net 23.”
Hoe was het werken in dat beroemde Moskouse theater?
“Het Bolshoi kent een, laat ik zeggen, zekere mate van chaos. Ze hebben hele goede producenten, maar wat bijvoorbeeld ontbreekt, is een centrale planningsafdeling. Ik ben daarom in maart al eens naar Moskou gevlogen om met twintig afdelingshoofden een planningsvergadering te beleggen. Alle overleggen gingen met een tolk. Sommige mensen spreken wel enig Engels, maar ik had dag in dag uit een vertaalster bij me. Na die maanden in Moskou is het in Nederland weer even wennen om Olga of mijn assistente Alisa niet voortdurend in de buurt te hebben.”
Huiveringwekkend
Visser laat op zijn laptop de productiefoto’s zien. Hij koos voor een enscenering waarbij er op het toneel een echt baroktheater te zien was, aan de voor- en de achterkant. “In dit theater heerste Don Alfonso als kwade intrigant”, vertelt de regisseur. “Met enerzijds ouderwetse theatermachinerie en anderzijds magisch realisme toverde hij dan weer een sneeuwstorm, dan weer een woeste zee en zelfs een complete barokke tuin tevoorschijn. Zo zoog hij alle personages in zijn magisch-realistische universum, om ze vervolgens langzaam te vernietigen.
Ons theater had aan het einde ook publiek in de zaal en in de loges. Daarvoor waren honderd figuranten beschikbaar. In de vormgeving speelden we steeds met de tegenstelling tussen het fraaie klassieke baroktheater dat we op het podium bouwden en de gruwelijke kanten van het verhaal. We gaven het publiek iedere keer absolute schoonheid, maar op het moment dat iedereen in de zaal dacht: ‘hè, eindelijk hebben we een keer iets moois in het Bolshoi’, dan lieten we het barokke decor instorten. Zo kwam ik steeds weer met krassen en kapotte personages.
Dat was ook zo in de eindscène, als de jongens de meisjes afwijzen, die letterlijk huilend over de grond kruipen. Dan doet Don Alfonso het doek open en zit er honderd man publiek naar te kijken. Dat zegt ook iets over ons, over onze maatschappij, die toekijkt en het zelfs als vermaak ziet. Aan het eind van de scène begon dat publiek op het podium bravo te roepen, terwijl je de solisten kapot zag gaan bij het voordoek. Dat was heel pijnlijk.
Dat einde was precies waar ik van het begin af aan naartoe werkte. Maar ik had niet alles vooraf onthuld aan de cast. Je bent in zo’n periode als de dood dat die grote klapper niet werkt, maar als er dan bij de repetities mensen in tranen zijn, dan weet je dat je goed zit. Dramaturg Klaus Bertisch noemde het ‘huiveringwekkend’.”
Het was dus bepaald geen luchthartige Così…
“De figuren in het verhaal leggen een pijnlijke weg af en komen erachter dat het toch allemaal niet zo’n roze wolk is. Wat ik, nadat ik me in de opera verdiept had, altijd heb geroepen is dat Mozart het niet voor niets een ‘dramma giocoso’ noemt, een luchthartig drama. Maar let op: het ‘dramma’ komt eerst!
Het Russische publiek heeft heel goed opgepakt hoe Don Alfonso, met wie de twee jongens een weddenschap over de trouw van hun verloofdes aangaan, het leven van die vier jonge mensen verwoest. En uiteindelijk ook dat van Despina. Don Alfonso lijkt op Valmont in Liaisons Dangereuses. Dat theater in mijn regie is niet zomaar toneel-op-toneel, het is de kosmos waarin die mensen leven.”
Heb je bij je regie bedacht: ik maak dit voor een Russisch publiek?
“Nee, totaal niet. We hebben – en zo werk ik altijd – alle overbodige dingen gestript. Kijk, dat het verhaal absurd is, wil niet zeggen dat we die karakters niet serieus moeten nemen! Neem Don Alfonso, met zijn meest verschrikkelijke gedachten over de mens en de liefde en met zijn ongelofelijke woede tegen de wereld. Het gaat over wreedheid, elkaar kapot maken, uit verveling als aristocraat bijna niks anders kunnen doen dan manipuleren. Daarom greep ik meteen naar het boek Liaisons Dangereuses, één van de mooiste boeken die ik ken.”
Dak eraf
Heb je invloed gehad op de casting?
“Die heb ik, in de zomer van 2013, volledig zelf gedaan. Er werden mensen aan me voorgesteld, maar ik kon kiezen. De absolute precisie waarmee ik werk, was nieuw voor hen. De jonge zangers waren heel enthousiast, die werkten zich echt het schompes. Ze vonden wat ik van ze vroeg net filmacteren, waarbij elke blik en elke handbeweging ertoe doet.
Ik werk heel fysiek en dat vraag ik dus ook van de zangers, in een stijl die je ‘uitvergroot naturalisme’ zou kunnen noemen. Het is waarachtig, maar wel groot en expressief en vaak ‘ongemerkt’ muzikaal. Als een ballet: dat niet óp de muziek gezet is, maar mét of zelfs vooruit aan de muziek beweegt.
We hebben heel gedetailleerd gewerkt aan de recitatieven. Dat waren ze niet gewend. Maar ze vonden het fascinerend. De verschillende casts kwamen ook naar elkaars doorlopen kijken. Ik heb er ongelofelijk veel ingestopt, maar dat kwam er ook uit.”
En dan is het zaterdag. Je hebt die ronde door de wandelgangen gemaakt, het is première en dan komt er aan het eind de reactie van het publiek.
“In het slotapplaus hoorde ik het gejuich en de bravo’s en brava’s voor de solisten. Toen dacht ik: top! Ook de dirigent en het orkest werden toegejuicht. En toen kwamen we als team op het podium: het publiek stond op en het dak ging eraf. Een aantal teamleden was zo overdonderd dat ze later de film moesten terugkijken om te zien wat er echt gebeurde.
In het publiek bij de première zag ik veel jonge mensen. Er waren ook intendanten van operahuizen en die zeiden: eindelijk klopt Così. Dat is wat ik wilde: de juiste kern treffen en zorgen dat het begrepen wordt.”
Tevredenheid dus?
“Het grappige is dat het megalomaan had kunnen worden vanwege de pure omvang van de productie. Maar dat is niet gebeurd; het was in balans. We hebben iets compleet nieuws gemaakt, dat niemand van mij en mijn team kent. Al zijn er een paar dingen heel herkenbaar, zoals het strippen van de silhouetten, het duidelijk creëren van je personages erbinnen en de afgesloten ruimte.
Het was heel zwaar, maar bij een volgende keer zal het makkelijker zijn. Ik ga in oktober terug voor de herneming. Dan gaan we praten. Wellicht komen ze met een nieuwe titel. Ik sta open voor alles, ik ga alleen mijn poten niet branden aan een Russische klassieker. Dat is te risicovol…
Ik ben van veel van de mensen in het Bolshoi ongelofelijk gaan houden. Dat is ingewikkeld, want wij hebben als Nederland een politiek en economisch conflict met Rusland. Maar wat we daar deden, gaat over al die grenzen heen.”
Rond de première was er veel media-aandacht voor Così fan tutte, onder meer op RU1 en Kultura.