Discografie: Schönbergs Gurre-Lieder
De Gurre-lieder moet je tenminste één keer in je leven live hebben gehoord. Geen enkele opname, hoe geweldig ook, kan de overweldiging van een live-uitvoering evenaren. De Nationale Opera biedt daarvoor in september uitkomst. Niettemin zijn er genoeg opnamen om je ook thuis te kunnen laten genieten van dit meesterwerk van Arnold Schönberg. Een overzicht.
Voor mij vormen de Gurre-Lieder één van de mooiste werken ooit gecomponeerd. Op het moment dat de muziek zachtjes begint aan te zwellen, voel ik mij in de zevende hemel. De muziek neemt mij, zoals een Dibbuk, volledig in beslag. Er is geen ontkomen meer aan.
Niet dat ik het erg vind. Je volledig ondergedompeld voelen, je ergens mee vereenzelvigen, dat geeft je een onwerkelijk gevoel van zweven. Een beetje eng, dat wel, maar (sorry voor de uitdrukking) ook een beetje zalvend. De beroemde Weense criticus Julius Korngold noemde het werk “een bloeiende cactus”. Een mooie metafoor.
In ‘Sehnt die Sonne’, het laatste stuk van het werk, bereikt Schönberg iets werkelijk ongehoords, al wist hij dat zelf (nog) niet: hij bouwt een brug tussen vroeger en nu. Denk aan het slot van Iris van Mascagni. En denk aan Schönbergs eigen, na de oorlog gecomponeerde meesterwerk Een overlevende uit Warschau.
De première van de Gurre-Lieder, op 23 februari 1913 in Wenen, werd gedirigeerd door Franz Schreker. Er werkten 757 musici aan mee. De Nederlandse première onder leiding van Schönberg zelf vond plaats in maart 1921. Het idee om het werk scenisch uit te voeren is niet nieuw. Naar verluidt waren er al in 1927 zulke plannen, maar Schönberg heeft zich er altijd tegen verzet.
De allereerste commerciële opname stamt, voor zover ik weet, uit 1932. Het was niemand minder dan Leopold Stokowski die op 8 april dat jaar de Amerikaanse première van het werk verzorgde. Het werd door RCA opgenomen en met een beetje zoeken is er wellicht aan te komen (al is het mij niet gelukt).
In 1961 nam Stokowski de Gurre-Lieder mee naar Edinburgh, waar hij een ware sensatie veroorzaakte. De uitvoering werd door de radio opgenomen en later op Guild (GHCD 2388/89) uitgebracht. Zijn affiniteit met het werk is duidelijk hoorbaar. Het is alsof het zijn liefdeskind is: zijn benadering is strelend, aaiend, knuffelend, maar wel met terechte woede-uitbarstingen als het kind weerbarstig wil worden. Prachtig vind ik dat, echt prachtig.
Gré Brouwenstein is een goede Tove. Mooi van stem, al vind ik haar soms wat afstandelijk. James McCracken is een beetje zware Waldemar, maar nergens ontaardt hij in brullen, iets wat later veel van zijn opnamen ontsierde. Persoonlijk hoor ik liever een stem die wendbaarder is, maar de lyrische benadering van Stokowski slaat ook over op zijn solisten, dus ook op McCracken.
Het concert begint met de aankondiging van de omroeper van de BBC, waarna het ‘God save the Queen’ weerklinkt. Toch wel leuk en sfeerverhogend.
Hieronder de Prelude, gevolgd door het eerste lied van Waldemar (James McCracken):
In 1979 was McCracken al lang over zijn top heen. Jammer, want het is de enige smet op de verder prachtige uitvoering door Seiji Ozawa (Philips 4125112).
De jonge Jessye Norman kon met haar stem werkelijk alle kanten op. Haar donkere sopraan met enorme wijdte is in de partij van Tove zeer sensueel. Een klein beetje dominant, dat wel (niet echt een onschuldige deerne), maar ik mag het wel.
De Waldtaube van Tatjana Troyanos raakt je in je hart. Het geheel is live opgenomen in het Boston Symphony Hall.
Hieronder zingt Jessye Norman ‘Du sendest mir einen Liebesblick’:
De lezing van Riccardo Chailly (Decca 4737282) vind ik enigszins teleurstellend. Het is een studio-opname (in 1985 opgenomen in de Jesus-Christus-Kirche in Berlijn), maar het geluid komt op mijn speakers niet echt over. Ik vind Chailly ook een beetje ‘lawaaierig’, met weinig nuancen.
Siegfried Jerusalem klinkt gewoon Wagneriaans, en dat is in dit geval geen compliment. Ook Susan Dunn, in die tijd een Chailly-protegee, vind ik niet adequaat. Soms heb ik het gevoel dat ze niet weet wat ze zingt. Maar dan komt Brigitte Fassbaender (Tove) voorbij en weg zijn de twijfels!
In 2009 zorgde Esa-Pekka Salonen (SIGCD 173) voor een ware sensatie met zijn uitvoering van de Gurre-Lieder in de Royal Festival Hall in Londen. Terecht. De uitvoering is zinderend en de solisten zijn fantastisch, met de zowat mooiste Tove ooit, Soile Isokoski, voorop.
Stig Andersen is zonder meer een goede Waldemar en Monica Groop een hartverscheurende Waldtaube. Helaas is de opname abominabel. De geluidsbalans is ver te zoeken; je volumeknopen moeten steeds versteld worden. Nou beschik ik niet over een SACD-speler, maar mijn boxen wisten zich er geen raad mee. Jammer.
Voordat ik mijn absolute favoriet onthul eerst nog iets over de uitvoering van Reinbert de Leeuw, door de KRO op 26 maart 2011 opgenomen in de uitverkochte Dr. Anton Philipszaal in Den Haag. Het orkest werd gehalveerd – er deden ‘slechts’ 356 musici aan mee – en de solisten vielen mij niet mee, maar het blijft een document van eigen bodem. Internet biedt genoeg (piraten)opnamen. Of zoek het even op YouTube op.
Hieronder Reinbert de Leeuw over de Gurre-Lieder:
René Leibowitz. Heeft u ooit van hem gehoord? In de jaren vijftig van de vorige eeuw behoorde hij tot een groep topdirigenten die elk hun eigen stempel zetten op alles wat ze onder handen namen. In 1953 dirigeerde hij de Gurre-Lieder in Parijs. Toen ik de cd (Preiser 90575) in handen kreeg, dacht ik: curieus, laat maar komen… Een paar uur later wist ik het wel: beter, mooier of ontroerender bestaat niet! Althans, niet voor mij. Bij Leibowitz hoor je zelfs het klapwieken van de vleugels van de duif!
Richard Lewis zingt een Waldemar zoals ik hem altijd al wilde horen, heel sensibel. Ethel Semser (Tove) was goed bekend met het oeuvre van Schönberg, zij had al eerder zijn Pierrot Lunaire opgenomen.
Nell Tangemann (Waldtaube) blijft een grote onbekende, ondanks de rollen die zij gecreëerd heeft, waaronder ook Mother Goose en Dinah in de wereldpremière van Trouble in Tahiti van Bernstein. Ook Ned Rorem heeft het één en ander voor haar gecomponeerd. Helaas bestaan er geen opnamen van. Deze Gurre-Lieder-registratie kun je dan ook beschouwen als een document en een eerbetoon aan de onbekende mezzosopraan, die beter verdiende. Een absolute must.
Hieronder tot slot een curiositeit: Schönberg dirigeert zijn ‘Lied der Waldtaube’, hier gezongen door Rose Bampton. De opname dateert uit 1934.
De Gurre-Lieder zijn van 2 tot en met 23 september voor het allereerst in een scenische productie te zien, bij De Nationale Opera in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
2Reacties
Alweer iets wat ik helemaal NIET kende.Leuk!
@Basia: complimenten hoe je altijd je persoonlijke touch en enthousiasme meegeeft aan de dingen die je op het Operamagazine schrijft.
Zoals Basia terecht opmerkt, je moet de Gurrelieder live horen, het is overrompelende muziek, ook door het volume. Als het goed is, sleept de muziek je dan vanaf de eerste maat gelijk mee, de beste luidsprekers kunnen het geluid mooi en keurig weergeven maar niet de ervaring van het ‘erbij zijn’. Je moet het enorme orkest, koor en solisten ZIEN. Ik heb het inmiddels 2x live gehoord, volgens mij olv Edo de Waart en de geweldige uitvoering onder Reinbert de Leeuw in Den Haag.