Laurent Pelly laat L’étoile schitteren
Een ‘opéra bouffe’ bij De Nationale Opera is een zeldzame gebeurtenis. In L’étoile van Emmanuel Chabrier vinden de lichtheid van de muziek, de humor van het verhaal en de regiekwaliteiten van Laurent Pelly elkaar in een perfect geheel, dat het operahuis aan de Amstel even verandert in een theater aan een Parijse boulevard.
Had componist Chabrier honderd jaar later geleefd, dan was zijn L’étoile ongetwijfeld een musical geworden en had het Nederlandse publiek zijn werk in het Beatrixtheater of in Scheveningen kunnen zien. Maar toen het werk in première ging in het Théâtre des Bouffes Parisiennes was het 1877 en in die tijd heette het genre van gesproken dialogen met aria’s nou eenmaal ‘opéra bouffe’, oftewel Franse operette. Het was in het Parijs dat net onder handen was genomen door baron Hausmann en waar de impressionisten hun eerste tentoonstellingen hielden.
Operette in Nationale Opera & Ballet? Ach, waarom niet. Als de Nederlandse Reisopera musical brengt en Opera Zuid met een dansvoorstelling door het land trekt, mag De Nationale Opera van mij best operette doen. Zeker als dat zo geweldig gedaan wordt als in L’étoile.
Pierre Audi vond het tijd worden, zo zei hij bij de perspresentatie voorafgaand aan de première. Het is een prima stuk en het past heel mooi tussen de recente Gurre-Lieder-productie en de komende Lohengrin, vond Audi, die overigens van die beide producties de regie deed.
Met een gouden greep koos hij voor L’étoile Laurent Pelly, specialist in het Franse repertoire, voor de regie en Patrick Fournillier als dirigent. Dankzij hen was het zaterdagavond even alsof de uitverkochte zaal van Nationale Opera & Ballet – met een publiek van zeer diverse leeftijden – niet aan de Amstel stond, maar aan één van de Parijse boulevards. De muziek klonk Franser dan Frans en het verhaal was absurd, zoals ze dat alleen in Frankrijk lijken te kunnen maken.
In L’étoile gaat koning Ouf, na een ouverture vol speelse vondsten, op zoek naar een slachtoffer voor de openbare terechtstelling waarmee zijn jaarlijkse naamdag traditiegetrouw wordt opgeluisterd. De buitenruimte op het podium is overdadig voorzien van zuilen met luidsprekerhoorns, een teken dat de koning graag duidelijk, en wellicht wat eenzijdig, met zijn volk communiceert.
Straatventer Lazuli wordt de gelukkige om te mogen worden omgebracht met een creatief gebouwd martelwerktuig, maar juist hij valt voor de charmes van prinses Laoula, de beoogde echtgenote van de koning. Zij is incognito naar hem op weg, vermomd als verkoopster van het warenhuis Nouvelles Nouveautés. Gelukkig (voor Lazuli) ontdekt hofastroloog Siroco dat de sterren van Lazuli en de koning met elkaar verbonden zijn en de koning onvermijdelijk een dag na Lazuli zal sterven.
Het lijkt me bijna ondenkbaar dat niet-Franse zangers geloofwaardig de snelle teksten van L’étoile zouden kunnen brengen. Met de Franse tenor Christophe Mortagne stond er een ideale Ouf op het podium. Hij zong de rol eerder in Frankfurt en droeg de voorstelling als een groteske vorst. Hij leek in zijn spel en beweging een verdwaald lid van het legendarische kwartet Les Freres Jacques.
Op hetzelfde hoge niveau speelde Stéphanie d’Oustrac als de kwajongensachtige Lazuli. De mezzo, die eerder vocaal opviel in Idomeneo van De Nationale Opera, combineerde de pittige vocalen met buitengewoon komisch spel. En dat is niet iets waar conservatoria heel veel lesuren aan spenderen.
Regisseur Laurent Pelly verzamelde, zo blijkt uit de biografieën van de zangers, een cast met vertrouwde gezichten om zich heen en dat verklaart het gemak waarmee de voorstelling zich op het podium ontrolde. Op wat kleine haperingen in de choreografie na liep L‘étoile als een trein.
De zes verrukkelijke Demoiselles d’honneur waren ongetwijfeld nieuw voor de regisseur. In Nederland konden we de jonge talenten, zoals Merlijn Runia en Hrafnhildur Árnadóttir, al eerder horen en als Pelly afgelopen zomer in Arnhem was gaan kijken, had hij één van zijn demoiselles, Zinzi Frohwein, kunnen zien stralen in Die Stumme Serenade.
De zes werken mee aan L‘étoile in het kader van de talentontwikkelingsactiviteiten van De Nationale Opera. Ze zullen hun speelse aanwezigheid, en het merkwaardige kostuum waarin die plaatsvond, vast niet snel vergeten.
In de bak zat het Residentie Orkest en dat bracht de nogal levendige partituur van Chabrier zwierig tot leven. De orkestklank beviel me zeer; het was veel ronder en fluweler dat het geschetter en getetter dat op de opname van John Elliot Gardiner uit Lyon te horen is.
L’étoile is speels, toegankelijk, erg geestig en muzikaal aantrekkelijk. Een voorstelling voor vrijwel iedereen die graag naar het theater gaat, ook voor mensen die het operagenre doorgaans mijden. De voorstelling is nog tot en met 26 oktober te zien. Venez nombreux!
Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
2Reacties
ja echt een werkelijke top voorstelling.
Er hoeft hier inderdaad niet zo geweldig gezongen te worden,
het spel was fantastisch.
Orkest ook en vooral het koor leefde zich helemaal uit. wordt niets over geschreven helaas, Koor was werkelijk geweldig zoals meestal maar nu erg ontspannen.
een boeiend geheel, vooral ook door de geweldige .
Stephanie d oustrac, was al opgevallen paar jaar terug bij de uitvoering van Idomeneo. Goed van stem en leuke acteer prestaties..
Lekkere vrolijke muziek, laat deze productie snel weer terug komen. En geef ons meer van dit soort Offenbach werken.
Ga zeker nogmaals ik zie dat er plaatsen genoeg zijn. Kom op allemaal hierheen.GEWELDIG.
Heerlijke voorstelling. Er zijn nog veel plaatsen. Neem uw vrienden en kennissen eens mee naar de opera. De prijzen voor deze productie zijn heel redelijk.