BinnenkortOperarecensie

Tcherniakovs Boccanegra: too little, too late

De Bayerische Staatsoper in München hernam vorige week Dmitri Tcherniakovs enscenering van Simon Boccanegra. Een voorstelling die bij vlagen aantrekkelijk was. Niet echt ontroerend, maar met dank aan de sterke cast ook niet geheel zonder dramtische spanning.

Scène uit Simon Boccanegra, eerste speelreeks (foto: Wilfried Hösl).
Scène uit Simon Boccanegra, eerste speelreeks (foto: Wilfried Hösl).

De proloog speelt zich af op Piazza Fiesco, een heuse buitenruimte met levensechte decorstukken. Voor een bar die duidelijk ontleend is aan een schilderij van Edward Hopper staat een vintage auto (jaren vijftig) geparkeerd. In het café zit een groep mannen, de ‘posse’ van de ambitieuze Paolo Albiani. Deze is in gesprek met hun aanvoerder Pietro.

Ze worden het eens: Simon Boccanegra, de plaatselijke Piet Hein, zal geprest worden om een verkiezing tot Doge te aanvaarden. Met Paolo als macht achter de schermen zullen zo de belangen van de plebejers beter worden behartigd.

Simon blijkt al die tijd op de achterbank te hebben gezeten. Hij voelt weinig voor het plan, maar laat zich overhalen. Als Doge zal hij een betere kans maken om zijn geliefde Maria, dochter van de patriciër Fiesco, te trouwen.

Algauw blijkt dit ijdele hoop. De plotseling opduikende Fiesco weigert hem te vergeven dat hij zijn dochter heeft verleid. Slechts als Simon hem het dochtertje uit deze relatie bezorgt, is hij bereid zijn wrok te laten varen. Het kind in kwestie is echter ontvoerd en niemand weet waar ze is gebleven. Bovendien is Maria uitgerekend die avond gestorven. Daarmee bevat de proloog alle ingrediënten voor een verhaal met fatale afloop, dat tot één van Verdi’s somberste opera’s kan worden gerekend.

Dmitri Tcherniakov, bekend van zijn Kitesh-enscenering voor De Nationale Opera in Amsterdam, verplaatst het verhaal van de veertiende naar de twintigste eeuw. Afgezien van de proloog speelt het zich in zijn lezing af in de jaren tachtig. Het door hem ontworpen decor uit de proloog moet daarbij plaatsmaken voor een multifunctionele binnenruimte: een vergaderzaal met veel moderne stoelen, het huis van de familie Grimaldi (waarin Amelia, Boccanegra’s doodgewaande dochter, woont) en het Dogepaleis.

De stoelen geven de protagonisten de gelegenheid om hun boosheid te uiten door ze met veel misbaar om te gooien – een wel erg vervelend cliché. Verder gaat het er vergeleken met Tcherniakovs Kitesh vrij rustig aan toe: geen clowns met mitrailleurs en dergelijke. Goed beschouwd een keurige weergave van het libretto.

Scène uit Simon Boccanegra, eerste speelreeks (foto: Wilfried Hösl).
Scène uit Simon Boccanegra, eerste speelreeks (foto: Wilfried Hösl).

Toch kon het geheel mij niet voortdurend boeien en zeker niet ontroeren. Dat kwam pas na afloop, toen de vergiftigde Doge wegliep om als een dier ergens rustig te gaan sterven. Nadat de laatste maten hadden geklonken uitte Amelia een paar snikkende geluiden, die in dat stille moment door merg en been gingen. Een mooie afsluiting, maar ’too little, too late’.

De dramatisch spanning moest duidelijk van de zangers komen en dat lukte bij vlagen vrij aardig. De titelrol werd vertolkt door de uit Griekenland afkomstige Dimitri Platanias. Als piraat zag hij er nogal slonzig uit, maar als Doge in driedelig grijs zette hij een zelfverzekerde heerser neer.

Tijdens de proloog kon hij vocaal even weinig indruk maken als qua uiterlijk, maar eenmaal Doge wist zijn inmiddels opgewarmde stem een mooie baritonale klank te produceren. Al met al een goede vertolking van de titelrol.

Geen kanttekeningen bij de Fiesco van Oekraïense bas Dmitry Belosselskiy. Deze schitterende bas was duidelijk de beste man de avond. Op zijn repertoire staat ook de titelrol in Boris Godoenov; dat moet zeker de moeite waard zijn eens te beluisteren.

Amelia werd gezongen door de Italiaanse sopraan Serena Farnocchia. Ook bij haar had ik aanvankelijk wat twijfels. Zeker tijdens de eerste akte klonk haar stem tamelijk hard en hoekig. Gaandeweg werd het allemaal wat welluidender en tegen het einde was haar zang zonder meer een genot om naar te luisteren. Qua techniek was er weinig op aan te merken, het was meer een kwestie van timbre.

Haar directe tegenspeler Gabriele Adorno kwam voor rekening van de zeer enthousiast zingende tenor Wookyung Kim. Deze rol is een kolfje naar zijn hand. Zijn acteerwerk is sterk en met zijn prachtige wendbare stem gaat ook de zang hem gemakkelijk af. Hooguit zou je kunnen zeggen dat hij iets te veel Duca di Mantua in de rol legt, wat niet goed past bij zijn sociale status.

De man achter de schermen – Paolo Albiani, die Boccanegra Doge weet te maken, zich later door hem verraden voelt als deze hem verbiedt Amelia te trouwen en ten slotte wraak neemt door hem een langzaam werkend gif toe te dienen – werd uitstekend vertolkt door de bariton van dienst Markus Eiche. Deze zanger is lid van het ensemble van de Staatsoper, waar hij dit seizoen onder meer ook Sharpless en Golaud zal zingen.

Bertand de Billy leidde het orkest van de Bayerische Staatsoper adequaat. En het koor was uitstekend ingestudeerd door de regisseur en door koordirigent Sören Eckhoff.

Alles overwegend toch wel een mooie Verdi-avond.

Vorig artikel

Vrolijke Franz brengt zangplezier

Volgend artikel

Met vervolgt bioscoopseizoen met Figaro

De auteur

Peter Franken

Peter Franken