Het sneeuwt Puccini in Amsterdam
Wat is La bohème toch een wonderwerk. Het verhaal is doodeenvoudig, soms op het ongeloofwaardige af, maar met Puccini’s noten erbij weet het me altijd volledig te bedwelmen. Ook nu weer in Amsterdam, waar De Nationale Opera een nieuwe Bohème-productie met een uitmuntende bezetting in première bracht.
La bohème was de allereerste opera die ik in zijn geheel hoorde. Bij toeval stuitte ik in een cd-winkel met vooral popmuziek op een dubbel-cd waar Giacomo Puccini’s vierakter volledig op stond. Ik kocht hem met mijn zakgeld en draaide hem keer op keer op keer af, soms tot ergernis van mijn ouders, die toch liever Bach hoorden…
Meestal zat ik tijdens het luisteren met mijn neus in het dikke tekstboekje, om zo het verhaal woord voor woord te kunnen volgen en er mijn eigen ‘enscenering’ bij te fantaseren. Met dank aan de buitengewoon realistische muzikale schilderingen van Puccini kon ik het romantische drama daadwerkelijk tot in detail voor me zien.
Die steenkoude zolderkamer bijvoorbeeld, waar het verhaal van de vier vrienden, de bohemiens, zo onschuldig begint. Prachtig hoe je in de muziek kunt horen dat het vuurtje dat ze proberen aan te wakkeren met het manuscript van Rodolfo oplaait en daarna weer langzaam uitdooft. En hoe warm en lyrisch is vervolgens de entree van Mimì! Alsof een engel over de drempel stapt en alle vorst laat smelten, inclusief de vorst op je eigen hart.
Het is een tikje onrealistisch dat Mimì en Rodolfo hierna in minder dan een kwartier gaan van ‘vertel eens wat over jezelf’ naar ‘ik houd van je’, maar Puccini lukt het om zelfs dat aannemelijk te maken. De vonk die tussen deze arme jongeman en dit arme meisje overspringt, brengt hij zo gepassioneerd en herkenbaar onder ‘woorden’ in zijn muziek dat de verrukte liefdesbetuiging ‘O soave fanciulla’ niet meer dan een logisch gevolg is. Natuurlijk vallen ze elkaar in de armen!
Precies dit, die onverwoestbare zeggingskracht van Puccini’s muziek, maakt La bohème in mijn ogen één van de sterkste opera’s uit het repertoire. “Puccini wint altijd”, zei Massimo Cavalletti, de Marcello in deze productie, eerder dit jaar in een interview in Libretto. Daar sluit ik me van harte bij aan. Puccini is niet klein te krijgen, zelfs als je dat met opzet probeert…
Van dat laatste is bij De Nationale Opera (DNO) absoluut geen sprake. Het Amsterdamse gezelschap heeft opperbest castingwerk geleverd voor deze eindejaarsproductie. Zo bewijst Cavalletti zijn eigen woorden met een bijzonder rijk en gul gezongen Marcello. Wat een stem heeft deze bariton! In volume, maar ook in expressiviteit. En hij weet zijn rol nog goed te acteren ook.
Atalla Ayan is een voorbeeldige Rodolfo. Alles klopt bij hem, van zijn uiterlijk en spel tot zijn lyrische, jeugdig-onstuimige tenor. Zijn trefzekere hoge noten zijn heerlijke krenten in de pap.
Sopraan Grazia Doronzio vind ik een innemende Mimì. Haar stem klinkt in de hoogte wat eenkleurig, maar haar middenregister is een weelde van klank. De naïviteit en puurheid van Mimì zijn prachtig van haar gezicht te lezen en in de sterfscène ontroert ze zeer. Daarin lijkt ze vocaal ook helemaal los te komen.
Joyce El-Khoury is een kranige Musetta. Ze zingt haar rol met een kordate stem en stijl, die uitstekend mengt met de grote zang van Cavalletti. De twee hebben beslist chemie, vocaal en theatraal.
De Nederlandse bariton Thomas Oliemans zingt een verdienstelijke Schaunard en Gianluca Buratto een prima Colline, maar regisseur Benedict Andrews heeft van hen weinig kleurrijke karakters gemaakt. Colline is een beetje een grijze muis en Schaunard loopt vooral erg ‘popie jopie’ te doen, uitgedost als een nogal sjofele musicus. Beide personages hadden wat mij betreft wel wat charmanter en romantischer uit de verf mogen komen.
Ik had sowieso meer verwacht van de regie van Andrews, in negatieve dan wel positieve zin. Nu bleef het ertussenin hangen. Andrews volgde vrij nauwkeurig de originele verhaallijn, maar de steriele decors (Johannes Schütz) en enigszins ordinaire kostuums (Victoria Behr) haalden veel geur en kleur uit het drama. Met de jurken van Mimì en Musetta was weinig mis, maar de heren vormden een weinig attractieve groep. Rodolfo zag er bijvoorbeeld uit alsof hij rechtstreeks uit een hardrockcafé kwam gelopen. Dan was de pyjama van Marcello (eerste twee akten) nog beter.
De band tussen de vier werkte Andrews soms op een wat kinderachtige wijze uit. Natuurlijk zijn de vrienden speels en willen ze vrij zijn van grenzen en beperkingen, maar in deze enscenering leken ze nu en dan meer op jolige tieners dan op bohemiens.
Die kanttekening laat onverlet dat het verhaal op een heldere, transparante manier werd overgebracht. En de set van de derde akte had wél veel atmosfeer, dankzij de mist, het koude buiten en het warme binnen en de vele, vele sneeuwvlokjes.
Op de bok voor het Nederlands Philharmonisch Orkest, het DNO-koor en Kinderkoor De Kickers stond de Italiaanse maestro Renato Palumbo. Ik had moeite om in zijn lezing van de partituur mee te komen. Zeker, hij behandelde Puccini’s muziek met veel bezieling en kon daarbij bogen op voortreffelijke klanknuances van het orkest. Maar hij permitteerde zich wel erg veel vrijheid in de frasering van de melodieën. Voortdurend remde hij af, trok hij op, remde hij af, trok hij op. Het leek me erg vermoeiend voor de zangers en musici en haalde voor mij als luisteraar dikwijls de vaart uit een scène.
Zoals een goed gastheer betaamt, had Palumbo echter het beste voor het laatst bewaard. Op slimme wijze werkte hij in de slotscène toe naar de apotheose. Met korte pauzes, goedgekozen vertragingen en veel pianissimo hielp de dirigent de zangers om het tragische einde van Mimì te laten binnenkomen. Dat lukte. Ik had kippenvel. En een brok in mijn keel.
La bohème is nog tot en met 30 december te zien bij De Nationale Opera in Amsterdam. Een warme aanbeleving voor deze koude decembermaand! Zie voor meer informatie www.operaballet.nl.
10Reacties
WE’LL ALWAYS HAVE PUCCINI
Het was een weinig opwindende avond, gisteren tijdens de première van Bohème. Met uitzondering van die ene onverslaanbare solist, Giacomo Puccini zelf. Ben ik volkomen met Jordi eens.
De hele productie is wat vlak. Zeker, de heren zingen allen uiterst bekwaam, vooral de Rodolfo en Marcello, maar het bracht bij mij geen opwinding teweeg. De dames deden dat wel. Ik vond de stem van Grazia Doronzio als Mimì prachtig, met wonderschone klanken die me zelfs af en toe aan Cotrubas deden denken, maar de echte deskundigen vertelden mij in de pauze dat ik me daarin vergiste. Dus niet eigenwijs zijn.
Wat de casting betreft, die mocht dan stimmlich in orde zijn, fysiek was Doronzio bepaald niet de ideale Mimi. We zagen hier toch echt geen voedselbankafhankelijk, aan vliegende tering lijdend slachtoffer van een falend armoedebeleid. Eerder een Zeeuws meisje dat op zijn tijd een frikandel speciaal niet uit de weg gaat. Nu moet je enorm oppasen om het over het uiterlijk van zangeressen te hebben, want voordat je het weet heb je een steen door je ruit afkomstig van politiek correct Nederland, dus ik zwijg verder stil. Hoewel… De Musetta was in dit opzicht weer uitstekend gecast! Die had ruim geprofiteerd van de vorige week per Zwaan afgeleverde bos hout. De zegeningen van de Lohengrin-expres!
Dan de regie. Viel niet mee en ook niet genoeg tegen om een bevredigende staat van heilige verontwaardiging te bereiken. Vlees noch vis eigenlijk, beetje traditioneel, beetje modern, beetje laf. We zagen in de eerste akte een afschuwelijk lelijk toneelbeeld met veel wit en veel licht. Nooit geweten dat armlastigen die op Kerstavond alles moeten verbranden wat los en vast zit om een beetje warm te worden, lampen met 80.000 Watt in stelling brengen om hun vertrekken als een fabriekshal te verlichten. Ik had eigenlijk geen idee naar welke tijd deze Bohème door regisseur Andrews ontvoerd was, gezien de kleren die de gehele mode van 1830 tot 1970 bestreken. Wel een typemachine, maar geen computer. De derde akte was daarentegen zeer fraai vorm gegeven, met boeiende contrasten en een sterke uitbeelding van de soms beklemmende sfeer. Nog iets over de Bohème-regie in het algemeen. Kan de moderne regie niet eens een afdoende oplossing bedenken voor het ongelofelijk melige jongehonden gedoe van de zolderrakkers? Het was ook in deze productie weer niet om aan te zien hoe het gestoei en gedol op tenenkrommende wijze mislukte.
Tot slot de dirigent. Die sukkelde een beetje weg bij tijd en wijle, daar moeten nieuwe batterijen in.
Zeker, het was Puccini gisteren. En daar is weliswaar veel, maar dan ook wel alles mee gezegd.
Geen vergelijk met bijvoorbeeld de Homoki productie uit Berlijn die een paar jaar geleden in Brussel te zien was (die met de grote kerstboom). Prachtig gefocusseerd en echt ontroerend. Deze productie zou waarschijnlijk zelfs in het (te) grote Muziektheater gewerkt hebben.
Zag gisteren wel om mij heen dames met traantjes in de ogen dus zelfs deze Amsterdamse productie heeft zijn doel bereikt 🙂 bij mij bleven de ogen echter droog…
@Olivier Keegel: Toch spijtig dat U zelfs “de bevredigende staat van heilige verontwaardiging” niet bereikt hebt”! Maar de gebruikte uitdrukking getuigt wel van grote zelfkennis. Daarvoor toch een welgemeende proficiat!
Mooie recensie, zoals bijna altijd. Helder en to the point, niet hoogdravend of aanmatigend.
Waren er maar meer van zulke recensenten.
Ik vind het ook een mooie recensie, maar ik beleefde het zelf toch anders. Het was voor het eerst dat ik deze opera zag, en ik vond hem eerlijk gezegd tegenvallen. Misschien kwam het omdat ik helemaal achterin op het derde balkon zat, maar het drama nam me niet mee. Misschien kwam dat den dele ook door de wat vlakke regie, maar ik vind het verhaal wat rommelig, beter geschikt voor een feuilleton en het einde sentimenteel. Terwijl bijvoorbeeld Madame Butterfly mij wel helemaal meeneemt.
Groet,
Paul
Ik heb eigenlijk altijd La Boheme een nogal zoet-sentimenteel verhaal gevonden. En eigenlijk vind ik Madama Butterfly ook nogal een zwaar-melodramatisch en éénzijdig verhaal. Maar met een goede regie kan dat wel ietwat opgevangen worden, zoals Carsen destijds voor beide werken (schitterend!) bewezen heeft in de Vlaamse Opera. Mijn lievelingswerk van Puccini is… La Fanciulla del West (trouwens destijds in dezelfde cyclus even schitterend geensceneerd door diezelfde Carsen…). En wat La Boheme betreft, waarom speelt men nooit de ‘andere’ Boheme, die van Leoncavallo? Akkoord, het bevat niet zulke ‘hits’ als die van Puccini, hoewel de aria’s van Musetta en Mimi in I, en de latere aria van Marcello (hier de tenor)… Ge zult me niet horen zeggen dat dit werk in alle opzichten ‘beter’ is dan dat van Puccini, maar het libretto is alleszins veel samenhangender en veel minder sentimenteel… en ook muzikaal is het meer dan de moeite…
Zeer genoten van de informatieve recensie van Jordi Kooiman en de kleurrijke bijdrage van Olivier Keegel. Bravi!
Volkskrant was ook bepaald niet juichend…
http://www.volkskrant.nl/recensies/lofzang-op-liefde-en-jeugd-in-kale-koude-loft~a3804999/
ik weet niet of ik de verkeerde oordopjes in had ,maar soms zat ik naar een hele andere Boheme te luisteren. De opkomstvan Mimi b.v . hoorde ik heelmanders dan normaal het einde van de grote aria van Rodolfo was ook vreemd en het duet in 4 van Marcello en Rodolfo, miste im de vioolsoslo.
Vond beide herenn fantastisch qua zang en spel, Marcello inn zijn pyama, vreemd om zo de straat opmgte gaan en Rodolfo kwam uit een rockcafe of nichtenkroeg..
Nee was ook mijn Mimi niet, wat licht en schel in de hoogte.Geweldig was Musetta. ok TheoOliemans alsSchaunard was erg goed, alleen waarom zo nichterig=. De regie viel me niet tegen alleen in 3 waar was de boom=,ergkoud en grijs decor paste wel bij het weer van de afgelopën week. vond dirigent vreemde,< dngen doen hield vaak de spanning eruit door trage tempi.
Nee niet bepaald mijn Boheme, wel erg genoten van detenor wat een stem.
Ik vond het een aardige voorstelling. ‘Het jongehonden gedoe van de zolderrakkers’ (Olivier) had ook van mij wel wat minder gemogen. Hoogtepunt vond ik de derde akte. Erg atmosferisch, Ik kreeg het er koud van. Mijn opera vriendin (geen kenner) zei mij in de pauze dat ze het een nogal sentimenteel verhaal vond. Aan het einde hield ze het niet droog. Dus toch waarachtig?!