Pure zangvreugde bij de African Angels
We zitten in de donkere dagen voor kerst, maar net als vorig jaar brengt het Cape Town Opera Chorus de zomer van thuis mee op Nederlandse tournee. In een bonte parade doorbreken de charismatische zangers alle grenzen van taal en genre. Hokjes kennen deze ‘African Angels’ niet!
In Zuid-Afrika was klassieke muziek jarenlang het exclusieve voorrecht van de blanke minderheid. De zwarte inwoners mochten zelfs geen operahuis betreden. Nu kan gelukkig de gehele bevolking haar muzikale hart ophalen aan dit bij uitstek Europese genre.
Kaapstad is uitgegroeid tot operacentrum van het land, deels omdat de zangafdeling van de universiteit al tijdens het apartheidsregime ‘kleurenblind’ was. Grote talenten als Pretty Yende en Pumeza Matshikiza begonnen vanuit deze stad hun verovering van de internationale podia.
Het Cape Town Opera Chorus, deels samengesteld uit mensen die opgroeiden in de townships, geniet inmiddels wereldwijde erkenning, in 2013 bekroond met een International Opera Award. Het gebrek aan ballast verklaart misschien de onbevangen en gretige uitstraling van deze zangers. Bij ons kleeft het label ‘elitair’ nog steeds aan opera, maar voor hen lijkt de kunstvorm van en voor het volk, overigens zonder concessies te doen aan de artistieke kwaliteit.
De eigen muzikale wortels worden daarbij allerminst vergeten, getuige de gospelsongs en traditionals die woensdag weerklonken in het Agora Theater in Lelystad. De opening was echter voor klassieke koren van Verdi en Gounod, aan de piano begeleid door José Dias, die gedurende de avond het koor ook dirigeerde in de a capellastukken.
Een overrompelend krachtige klank stroomde uit de kelen, maar eerlijk gezegd ook uit de luidsprekers. Alle achttien zangers droegen wangmicrofoontjes; een kleine afknapper voor mij. Luide passages kregen een metalig randje en dansbewegingen veroorzaakten soms storende bijgeluiden.
De versterking maakte tegelijkertijd de individueel gekleurde stemmen duidelijk onderscheidbaar, wat bij het meer populaire repertoire dat de avond domineerde juist een pluspunt bleek te zijn. Voor de meeste koorleden waren namelijk solo’s weggelegd en ook degenen met een bescheiden stemomvang konden zo volop schitteren.
Eigenlijk genoot ik nog meer van de afzonderlijke stemmen dan van het collectief en graag zou ik een aantal namen noemen. Helaas werd geen enkele informatie op papier verstrekt, zelfs niet een blaadje met de uit te voeren werken. Een gemis, want voor de gemiddelde muziekliefhebber was waarschijnlijk niet alles gesneden koek.
In ‘Weeping’ leidde een tengere sopraan met een heerlijk fris geluid het ensemble naar een aangrijpende climax. Pas thuis ontdekte ik dat het een anti-apartheidsnummer uit de jaren ’80 betrof.
Het lied ‘Marabi’ werd gelukkig met een paar inleidende woorden gewijd aan Nelson Mandela. Hand in hand en met grote toewijding bezongen de koorleden hun liefde en dankbaarheid voor ‘Tata’.
De gospelklassieker ‘Battle of Jericho’, met gedreven discipline vertolkt, weerspiegelde eveneens de bewogen geschiedenis van Zuid-Afrika. Zoals donderende bassen de stadsmuren deden instorten, zo viel uiteindelijk het apartheidsbewind.
De parallel met Verdi’s slavenkoor uit Nabucco is onmiskenbaar, maar daarin had een meer klassieke, homogene koorklank naar mijn idee grotere verstilling kunnen brengen. Deze indringende momenten werden misschien al te snel opgeslokt in de kolk van de energieke nummers.
De alt die in ‘Oh Happy Day’ swingend het meeklappende publiek de pauze inleidde, zou zeker niet misstaan op Broadway. Dans vormde sowieso een integraal onderdeel van de voorstelling, vooral bij de volksliederen waarin klederdracht en drumbegeleiding de geur van Afrika heel dichtbij brachten. En die ene blanke zangeres viel absoluut niet uit de boot…
Drie fragmenten uit Gershwins Porgy and Bess, dat het koor in 2012 in Berlijn uitvoerde onder Simon Rattle, pasten uiteraard als een handschoen. Een zowel in postuur als stem reusachtige bas ging het ensemble voor in ‘Lord, I’m on my way’, met veelbetekenende gebalde vuisten. Optimaal contrast daarmee bood een gevoelvolle tenor in het wiegenliedje ‘Tula’.
Kerstliederen ontbraken uiteraard niet in deze periode, maar ook hier kwam het Afrikaanse ‘Come Colours Rise’ het meest oprecht op mij over. De transformatie van Händels Halleluja-koor uit de Messiah tot Miriam Makeba’s ‘Pata Pata’ werd tot slot gevolgd door een nog curieuzere stijlenmix: een stukje Fledermaus in Xhosa-taal, met typerende klikgeluiden!
Doorgewinterde operaliefhebbers zijn vast niet de doelgroep van dit originele en integere cross-overproject. Toch maakt de grote zangkwaliteit gepaard aan even groot enthousiasme een bezoekje zeker aanbevelenswaardig. Vrijwel elke decemberdag is ergens in Nederland de gelegenheid!
Zie voor meer informatie de website van producent Senf Theaterpartners.