Studentenproductie Agrippina slaagt in opzet
Speciaal om studenten een kans te geven op toneelervaring wordt dit weekend een productie van Händels Agrippina opgevoerd in Den Haag. Tijdens de eerste voorstelling gisteren (16/10) slaagde de productie in haar opzet, al was de vocale kwaliteit wankel.
De productie van Agrippina – een opera over een op macht beluste vrouw, die haar zoon Nerone keizer wil maken – is een initiatief van countertenor Michael Chance. Hij wil graag jonge zangers de kans geven om al tijdens hun studie een keer op het grote toneel te staan.
Gisteren vond de eerste van drie voorstelingen in de Koninklijke Schouwburg plaats. De zangers – allemaal afkomstig van het Koninklijk Conservatorium – hadden de zware taak om het trage werk van Händel boeiend over te brengen. Want meer dan drieëneenhalf uur boeien is geen kattenpis.
Het ging dan ook niet altijd goed. Ik vond de vocale prestaties van de cast wisselvallig. Aylin Sezer vertolkte de titelrol en deed dat met veel uitstraling. Maar haar zang was vaak vlak en miste kracht. Ze was lang niet zo goed als tijdens de Così fan tutte-productie van de Dutch National Opera Academy, eind vorig seizoen. De volheid en expressie die ik toen bij haar hoorde, was nu vaak afwezig.
Riccardo Strano zong en speelde daarentegen heel knap Nerone – zeker als je bedenkt dat hij nooit eerder in een operaproductie zong, of überhaupt iets op het toneel deed. Hij acteerde sprekend en verraste mij met zijn natuurlijke vrouwelijke klank als countertenor.
Er was ook veel mis (niet zuiver, uit de maat, onrustig vibrato) maar toch school er altijd overtuiging achter wat hij deed. Bovendien was zijn techniek verbazend voor iemand van 21 jaar. Zeker een countertenor om in de gaten te houden.
Het sterkste optreden kwam naar mijn idee echter van de Canadese Stefanie True als Poppea. Ook zij liep wel eens uit de maat, maar haar techniek was prachtig verfijnd en haar stem licht en helder. En belangrijker nog: zodra zij zong, gebeurde er wat. Er kwam beweging en leven in Händels partituur.
De regie van Floris Visser was grappig en intrigerend
Jan Kullmann zong zijn rol (Ottone) met een stevige countertenor. De derde countertenor, Santiago Cumplido als Narciso, produceerde echter een veel te bescheiden en onzeker geluid.
Achim Hoffmann beschikte wel over een forse stem als Claudio en vertolkte daar ook prima zijn partij mee. Helaas haalde hij niet al zijn lage noten. David Greco zong overtuigend als Pallante, maar leek zijn klank soms onnodig af te knijpen.
Vlekkeloos was het dus niet. Vergeleken met bijvoorbeeld de Dutch National Opera Academy (die uitgaat van de conservatoria van Den Haag en Amsterdam) was het niveau echt lager. Maar als je bedenkt dat het hoofddoel toneelervaring opdoen was en dat sommigen in de cast (zoals Strano) dat nog amper hadden, was het een leuke productie.
Het orkest onder leiding van Hernán Schvartzman liet bovendien nu en dan hele fraaie, spannende dingen horen. Daar stonden saaiere momenten tegenover, maar over het geheel genomen was het beslist aangenaam om naar te luisteren.
De regie van Floris Visser was grappig en intrigerend. Het meest geslaagd vond ik de slimme manier waarop hij de muziek gebruikte. De rol van Amor (mooi gespeeld door Ivan Schauvliege) was ook goed vormgegeven.
Wel denk ik dat sommige karakters overtuigender neergezet hadden kunnen worden. Met name Agrippina maakte de predikaten niet waar die haar in de begeleidende teksten gegeven waren. ‘Een meester-manipulatrice die niet terugdeinst voor samenzwering, incest en moord’, die heb ik niet gezien.
Agrippina is zaterdag 17 en zondag 18 oktober nog te zien in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Zie voor meer informatie de speciale website van Agrippina.