CD-recensies

Carsen ziet Rosenkavalier zonder roze bril

Richard Strauss’ succesnummer Der Rosenkavalier neemt een belangrijke plaats in op het tableau van de Salzburger Festspiele. In 2004 maakte Robert Carsen er een nieuwe enscenering van de opera. Een voortreffelijke productie, getuige de heruitgave op dvd.

Rosenkavalier coverSinds de Salzburger première van Der Rosenkavalier staat het werk van Richard Strauss gemiddeld één op de vier jaar op het programma van het zomerfestival. Tot op heden kunnen er maar liefst tien verschillende ensceneringen worden geteld.

De lijst van medewerkenden heeft het karakter van een ‘hall of fame’ van Strauss-specialisten, zowel wat betreft dirigenten als wat betreft zangers. En ook bij de regisseurs treffen we beroemde namen aan, zoals Rudolf Hartmann (1961), Herbert von Karajan (1983) en Harry Kupfer (2014).

In 2004 was de beurt aan Robert Carsen. Zijn lezing van het werk werd vrijwel direct na afloop van de Festpiele op dvd uitgebracht. Nu komt Arthaus Musik in de serie ‘Legendary performances’ met een heruitgave.

Carsen kiest ervoor de typische Hofmannsthal-nostalgie niet te zeer op de voorgrond te laten komen. In plaats daarvan licht hij de onder de oppervlakte aanwezige decadentie uit. En die is er zeker, daarvoor hoeven we slechts onze roze bril af te zetten als we het gedrag van de protagonisten bekijken. De Marschallin zouden we vandaag de dag karakteriseren als ‘desperate housewife’ en Octavian als haar ‘toyboy’. Ochs is natuurlijk ook geen lieverdje, maar die beseft het tenminste van zichzelf.

In de Salzburger enscenering neemt Carsen de toeschouwer mee naar het Wenen vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het keizerrijk bestaat nog en zo ook de aanhangende sociale verhoudingen. Van adel zijn is nog van belang, iets om naar te streven om zo hogerop te komen.

De Marschallin wordt getoond als een ervaren minnares die het voorzien heeft op jonge kerels. Een knappe officier als Octavian behoort precies tot haar doelgroep. We kunnen ervan uitgaan dat veel van haar aanbidders via haar hogerop proberen te komen. Kortom, een bevredigend arrangement voor alle betrokkenen.

Ochs wordt ten tonele gevoerd als een zelfverzekerde, niet onknappe officier die in plaats van een stel huisknechten een klein peloton morsige soldaten in zijn kielzog voert, een soort privémilitie. Faninal is de nouveau riche die geen maat kan houden en zijn dochter Sophie is beslist niet zo onervaren als het libretto aangeeft.

Doordat het toneel van het Großes Festspielhaus zo enorm breed is, kunnen links en rechts zijkamers worden getoond. Hierdoor zien we links Ochs ongeduldig wachten tot hij naar binnen kan in de slaapkamer van de Marschallin en later rechts Octavian boos wegrennen.

In de tweede akte wordt de breedte benut voor een enorm lange tafel waaraan wel honderd personen kunnen plaatsnemen. Sowieso zijn er voortdurend heel veel figuranten aan het werk.

De derde akte speelt zich af in een bordeel. Om elke twijfel dienaangaande weg te nemen, vinden er in het halfduister seksuele handelingen plaats en lopen mensen geheel of gedeeltelijk ontkleed over de bühne. Zeer toepasselijk wordt de uitbater gespeeld door een travestiet.

Van de transformatie van Octavian in Mariandl is veel werk gemaakt. Zij oogt zeer vrouwelijk, met een flinke boezem en netkousen. In akte drie ziet ze eruit alsof ze op haar werk is en neemt ze voortdurend het initiatief. Ochs wordt duidelijk door haar in het defensief gedrongen.

Als Ochs is vertrokken en de Marschallin even is weggelopen, beginnen Octavian en Sophie onbeschaamd te vrijen op het grote bed dat tot het standaardmeubilair van elke bordeelkamer behoort. Nee, dit stel laat er geen gras over groeien en evenmin krijgt de toeschouwer de indruk dat hun relatie meer is dan een vluchtige affaire.

Voor mooie sopraanzang hoeven we niet tot het terzet te wachten

De gehele update naar 1914 beviel me wel. Het libretto wordt vrijwel in zijn geheel geloofwaardig gevolgd en de harde kanten van de handeling worden bekwaam geaccentueerd. Behalve dat weet ook de cast indruk te maken.

Adrianne Pieczonka is een uitstekende Marschallin, die Carsens versie van haar rol zeer geloofwaardig gestalte weet te geven. Angelika Kirchschlager is vooral in haar element als Mariandl; haar Octavian is net iets te ouwelijk om geloofwaardig te zijn. Beide dames zijn een genot om naar te luisteren in de slotscènes van de eerste akte.

Hetzelfde geldt voor het duet van Octavian met Sophie (Miah Persson) begin tweede akte. Nee, voor mooie sopraanzang hoeven we echt niet te wachten tot het terzet aan het einde.

Franz Hawlata is adequaat als Ochs; wel goed, maar niet bijzonder. In de kleinere rollen zien we Franz Grundheber als Faninal en Piotr Beczala als de Italiaanse zanger, een opgewonden standje.

Semyon Bychkov dirigeert de Wiener Philharmoniker en laat dit orkest ondanks de vaak toch behoorlijk omvangrijke partij zo schitterend in dienst van de zangers spelen dat alles versmelt tot een welluidend geheel. Richard Strauss zou meer dan tevreden zijn geweest.

Vorig artikel

Delft Chamber Music over Hoofd & Hart

Volgend artikel

Saris zingt Florestan in Bad Hersfeld

De auteur

Peter Franken

Peter Franken