South Pole: een ijskoude nieuwe opera
Onder veel internationale aandacht ging onlangs een gloednieuwe opera in première bij de Bayerische staatsoper: South Pole van Mirsolav Srnka en Tom Holloway. Mordechai Aranowicz zag het nieuwe werk en raakte onder de indruk.
Al zo’n anderhalf jaar geleden kondigde de Bayerische Staatsoper de wereldpremière van zijn nieuwste opdrachtwerk South Pole aan. Via diverse sociale media en een speciale blog werd het publiek vervolgens interessante inkijkjes in het compositie- en repetitieproces gegund. Al die anticipatie betaalde zich uit. South Pole is een hoogst interessante voorstelling, hoewel niet in alle details even overtuigend.
Zoals de titel al suggereert, gaat het werk van de jonge Tsjechische componist Srnka over de eerste expeditie naar de Zuidpool. Die vond in 1911-1912 plaats in de vorm van een competitie tussen het team van de Noorse Roald Amundsen en het team van de Brit Robert Falcon Scott. Terwijl Amundsen en zijn team vijf weken eerder dan hun rivalen de Zuidpool bereikten en weer veilig terugkeerden, stierven Scott en zijn mannen op de terugweg door honger, kou en slecht weer.
De componist en zijn librettist Tom Holloway focussen in hun als ‘dubbelopera’ omschreven werk op deze wedloop. Het lot van de beide expeditieteams werken ze in twee in elkaar verweven maar toch ook zelfstandige verhalen uit. Beide teams staan voortdurend op het als Antarctica vormgegeven toneel, maar bevinden zich niettemin op geografisch andere plekken. Alleen op het dramatische hoogtepunt – het bereiken van de Zuidpool – staan de makers het de teams toe om een moment alleen op de bühne te hebben.
Op dit hoogtepunt wint de avond enorm aan scenische en muzikale kracht, maar de aanloop daarnaartoe duurt te lang. De langgerekte slapstickscènes en de telkens terugkerende visioenen van Scotts vrouw Kathleen en Amundsens levenspartner, de ‘Landlady’, hebben binnen de dramatische structuur van het werk weinig betekenis. Bovendien houden ze het eigenlijke verhaal over het tragische lot van team Scott nodeloos op.
Na de pauze – als bijna alle vreemde elementen uit de opera verdwijnen en de makers zich geheel concentreren op de gevoelens, gedachten en noden van de karakters – weten Srnka en Holloway momenten van grootse intensiteit en tragiek te creëren. Srnka’s bijzonder veeleisende muziek is hier ook het meest overtuigend.
Het orkest doet qua omvang aan een Richard Strauss-opera denken en is uitgerust met omvangrijk slagwerk (onder meer koebellen, schuurpapier en eiersnijders). Onder de spannende leiding van Generalmusikdirektor Kirill Petrenko laat het van begin af aan een ijskoude, ‘bibberende’ klank horen. Srnka wekt het ijs van Antarctica muzikaal helemaal tot leven.
Wat de zangpartijen aangaat, kiest de componist veelal voor een soort parlandostijl, die slechts zelden ruimte laat voor langere, melodischer passages. De prominente cast laat daarbij niets te wensen over.
Rolando Villazón zingt en speelt de rol van Robert Scott met groeiende intensiteit. Aangrijpend is zijn sterfscène, waarin hij steeds zachter wordende morsesignalen zingt. Tegenover hem staat de stoere, haast roekeloze Roald Amundsen, door Thomas Hampson met krachtige bariton vertolkt. In zijn markante bontkostuum straalt hij van meet af aan zelfverzekerdheid uit. Zijn kracht is door weer noch honger te breken. Zijn toewijding aan de Zuidpool, waarmee de opera eindigt, werkt cynisch richting de dood van Robert Scott.
Ontroerend zijn Kathleen Scott (de warme mezzosopraan Tara Erraught) en de door Amundsen in de steek gelaten ‘Landlady’ (Mojca Erdmann). De twee zangeressen geven geloofwaardige vertolkingen van de bezorgde, maar ook onderling rivaliserende partners van de expeditieleiders. Onduidelijk blijft echter of de Landlady zich werkelijk, zoals het programmaboekje beschrijft, van het leven berooft door middel van chemische middelen.
De overige leden van de expeditieteams zijn op hoog niveau bezet met leden van het huisensemble. Vooral Tim Kuypers als de rebellerende Johansen en Matthew Grills als de aan uitputting stervende Evans blijven je bij.
Dat Srnka’s uitdagende opera bij het publiek in de smaak valt, ligt niet in de laatste plaats aan de duidelijke, ondersteunende enscenering van Hans Neuenfels. Samen met Katrin Konan ontwierp hij ook het onopgesmukte, sneeuwwitte decor, dat een sterke tweedeling creëert voor de twee parallelle verhalen en bovendien op eenvoudige wijze aan de scènes aan te passen is.
De kostuums van Andrea Schmidt-Futterer zijn weelderig, soms zelfs oogstrelend. Hetzelfde geldt voor de als pony’s en honden verklede figuranten.
Het publiek volgde deze uitverkochte voorstelling met grote betrokkenheid en beloonde aan het einde alle deelnemers met royaal applaus. Ik ben benieuwd of Miroslav Srnka’s ‘dubbelopera’ na deze premièrereeks een plek in het hedendaagse repertoire van operahuizen kan veroveren.
Zie voor meer informatie de website van de Bayerische Staatsoper.