Herheim maakt spectaculaire Hoffmann
Recent verscheen de registratie van Stefan Herheims productie van Les contes d’Hoffmann, opgenomen tijdens de Bregenzer Festspiele in 2015. Voor liefhebbers van Herheim een adembenemend spektakel. Voor zijn critici de zoveelste aflevering van ‘over the top’ theater.
Jacques Offenbach is voornamelijk bekend als zeer succesvolle componist van operettes. Hoewel hij zich met Les contes d’Hoffmann wilde profileren als operacomponist, verloochende hij zijn achtergrond nooit volledig. Gelet op de indeling in vijf aktes en het grote dansnummer in akte twee vertoont het werk kenmerken van een grand opéra. Met enige fantasie kan zodoende gesproken worden van een ‘grand operette’. Stefan Herheim doet daar nog een schepje bovenop en voegt elementen uit cabaret en musical toe.
De eerste akte is nadrukkelijk gesitueerd in het Berlijn uit de Weimartijd. De vrouwen dragen rokkostuums, de mannen korte jassen met jarretels eronder. De Muze ontpopt zich, bij het even optillen van haar jurk, als travestiet.
Het toneelbeeld is in de sfeer van choreograaf Busby Berkely, onder meer bekend van 42nd Street. We zien een enorme trap, waar de diva na enige onzekere stappen stomdronken vanaf rolt. Gelukkig voor de Muze is het een stuntman. Ook in de genoemde musical valt de diva overigens aan het begin van de trap. Als de trap zich opent, scharnierend naar beide kanten, ontstaat een driehoekig speelvlak waarop de verdere handeling zich voltrekt. En dan wordt het opletten geblazen voor de kijker.
Bij Offenbachs dood was Les contes d’Hoffmann onvoltooid. Goed beschouwd was slechts sprake van een reeks losse scènes waarvan zelfs de volgorde niet geheel vaststond. Dat laat veel ruimte voor ieder die het werk wil ensceneren. Er bestaat immers geen definitieve versie.
Daar komt bij dat het in letterlijke zin gaat om een vertelling waarop Hoffmann zijn vrienden onthaalt als hij hun duidelijk wil maken dat in zijn liefde voor de zangeres Stella drie eerdere vrouwen uit zijn leven zijn versmolten. We krijgen feitelijk flarden uit de herinnering van een dronken Hoffmann voorgeschoteld, wat nog eens extra vrijheid biedt.
Bij Herheim loopt dan ook alles door elkaar. Met name wie nu eigenlijk wie is. Er zijn persoonsverwisselingen, geslachtsverwisselingen, versmeltingen van verschillende personages, etc. Het meest sprekende voorbeeld is de scène waarin Olympia al zingend de rol van Hoffmann overneemt en nadrukkelijk de indruk wekt dat ze seks met hem heeft. In plaats van dat zij vervolgens stukgaat, is het Hoffmann (tijdig vervangen door een pop) die het loodje legt. Ook de andere gasten blijken plotseling robots te zijn. En om de verwarring compleet te maken, komt Hoffmann vervolgens op in Olympia’s uitmonstering.
De toeschouwer wordt voortdurend op het verkeerde been gezet, doordat er in zekere zin standaard kleding wordt gebruikt. De vrouwelijke protagonisten dragen steeds een blauwe jurk en zijn getooid met een blonde pruik. Daaronder zijn ze kaal en dragen ze een roomwitte bodystocking met jarretels. Hoffmann en zijn kwade genius Lindorf worden echter ook zo ten tonele gevoerd, afhankelijk van het moment. In de derde akte zien we op een gegeven moment Antonia, Lindorf en Hoffmann alle drie als kale vrouw in bodystocking. In de vierde akte nemen Oympia en Antonia samen de rol van Giulietta waar en valt er nauwelijks nog een touw aan vast te knopen.
Is dat erg? Nee, het zijn flarden van Hoffmanns herinneringen en sowieso staat zijn verhaal bol van ongerijmdheden. Verliefd worden op een robot, een vrouw die zich dood zingt, een kwade genius die steeds weer opduikt in een nieuwe gedaante om zijn leven te verzieken… Als Hoffmann nog steeds zulke wartaal uitslaat als hij weer nuchter is, kan hij zich maar beter vrijwillig laten opnemen.
Op een ander plan speelt natuurlijk de strijd tussen de artiest (Offenbach, in de persoon van de dichter Hoffmann) en het vijandige establishment (in de persoon van Lindorf en zijn schijngestalten Coppélius, Miracle en Daperdutto).
Het beleven van Herheims Contes d’Hoffmann heeft het karakter van een ritje in een achtbaan. Het is een ervaring waar je je aan moet overgeven; dan valt er veel te genieten. De personenregie is perfect, met name ook in de grote scènes. En de vele details in het decor en de aankleding van de zangers (ook de koorleden) blijven tot het einde toe verbazen.
Maar de muzikale kant, hoe zit het daarmee? Er wordt uitstekend gezongen en de bijdrage van de Wiener Symphoniker is van het niveau dat van dit orkest verwacht mag worden. En behalve bewegen conform de niet geringe wensen en verlangens van maître Herheim kan het Prague Philharmonic Choir ook zeer goed uit de voeten met Offenbachs muziek.
Grote ster is Michael Volle als Hoffmanns kwelgeest Lindorf. Zelfs in jurk en later in bodystocking als de verpersoonlijking van Antonia’s moeder is hij de enige man waarvan niet aan diens geslacht hoeft te worden getwijfeld.
De overige hoofdrollen zijn bezet met minder bekende namen. Daniel Johansson blijkt niettemin een perfecte Hoffmann. Tot op heden is hij voornamelijk te horen geweest in Scandinavië, maar dit seizoen brengt hem ook naar Dresden (Narroboth) en Berlijn (Don José). Mooie bijdragen zijn er verder van de drie dames: Kerstin Avemo (Olympia), Mandy Fredrich (Antonia) en Rachel Frenkel (Nicklausse, Muse).
Deze productie van Les contes d’Hoffmann is zonder meer een aanwinst en verdient het om te worden gerangschikt onder Herheims grotere successen. Na zijn Meistersinger voor de Salzburger Festspiele laat hij hiermee blijken niet langer vastgebakken te zitten aan het te pas en te onpas inbrengen van historische verwijzingen, iets waar hij in zijn Jevgeni Onjegin voor De Nationale Opera nog niet van losgekomen was.