Bruisende barok in Amore Siciliano
In het weekend dat bezoekers van Operadagen Rotterdam in het water konden staren voor de eerste onderwateropera of onder de gewelven van de stad Orfeo konden beleven, was er ook bezoek van Cappella Mediterranea. Het barokensemble bracht een bruisende voorstelling voor een laaiend enthousiast publiek.
Wie in de zomer door Italië of Frankrijk reist, kan het zomaar gebeuren: je komt aan in een dorp of stadje waar affiches de weg wijzen naar een concert dat net die avond wordt gehouden. Onbekend met de namen die optreden, ga je erheen en laat je je verrassen. En dan kan zo’n avond plotseling een evenement blijken waar je nog vaak aan zal terugdenken.
Zo’n avond bood Operadagen Rotterdam afgelopen zaterdag met Amore Siciliano door Cappella Mediterranea, in het nogal kille beton van de ‘kist van Quist’, zoals de Rotterdamse Schouwburg wel wordt genoemd. Op de voorlaatste festivalavond waren voor het podium de rijen stoelen vervangen door stoelen en tafels waaraan vroege bezoekers konden eten.
In het programma van het festival vormde barokopera een draadje, met de voorstellingen Il Ballo delle Ingrate en Orfeo’s Night Song van de Nieuwe Stemmen, gecombineerd dus met het vroegbarokke en soms naar volksmuziek neigende Amore Siciliano.
Een negenkoppig instrumentaal ensemble onder leiding van de oprichter Leonardo García Alarcón begeleidde de vijf zangers. Het verhaal over fatale liefde werd verteld aan de hand van La canzone di Cecilia, waarvan de componist niet bekend is. Sopraan Francesca Aspromonte zong het lied in delen, waarbij ze aan het eind, als toegift, de hele canzone nog eens bracht.
Voor de muziek was geput uit vroegbarokrepertoire van componisten als Alessandro Scarlatti (de vader van Domenico) en Vincenzo Tozzi, gecombineerd met volksliedjes. Het is muziek uit het tweede deel van de zeventiende eeuw, toen het verschil tussen volks en kunst niet zo groot was. Dit moet de muziek zijn waaraan Henry Purcell mogelijk inspiratie opdeed voor zijn werk. Niet de grootte van de stem is bepalend, maar flexibiliteit en het vermogen om gevoel te leggen in wat je zingt.
Die kwaliteit hadden de zangers in ruime mate. De twee sopranen, Francesca Aspromonte en haar Argentijnse collega Mariana Flores (die al eens indruk maakte op het Festival Oude Muziek in Utrecht), klonken warm en expressief en verklankten alle emoties die het stuk doorliep. Bij de mannen was er de aangenaam getimbreerde countertenor Raffaele Pé, naast tenor Emiliano Gonzales Tor en bas Matteo Bellotto. De solisten zongen hun rollen grotendeels zonder partituur, in een beperkte enscenering, waarbij je dreigde te vergeten dat het bijna concertant was. De levendigheid op het podium kwam van de muziek en de zang.
Een laaiend enthousiast publiek, dat zo op het oog uit heel veel verschillende leeftijden bestond, kon geen genoeg krijgen van de muziek en werd beloond met de complete Canzone di Cecilia en een deels gedanste Riturnella. Het ensemble komt eind augustus terug naar ons land voor een optreden in Utrecht.
Meer bezoekers
Zondag, op de laatste festivaldag, was het nieuws dat 23.000 mensen de voorstellingen van Operadagen Rotterdam bezocht hebben en dat één derde van die voorstellingen uitverkocht was. Door de combinatie met onder meer Classical Next waren er veel buitenlandse bezoekers. Festivaldirecteur Guy Coolen is er heel blij mee, “maar het brengt ook de spannende verplichting met zich mee om elke editie op artistiek niveau het onderste uit de kan te halen”.
Begin volgend jaar wordt het programma van editie 2017 bekendgemaakt, maar nu al is er uitzicht op een aandeel van Leonardo García Alarcón, de aanvoerder van Cappella Mediterranea, die de komende jaren een samenwerking aangaat met Operadagen Rotterdam. Ook het nieuwe werk van Rob Zuidam – Uwe Leipe Mastdramnis, dat recent in wereldpremière ging – zal volgend jaar in Rotterdam te zien zijn.
Hieronder een clip van Cappella Mediterranea met de Riturnella: