OPERA2DAY en de magie van Dr. Miracle
Het zijn de laatste weken voor de première van Dr. Miracle’s last illusion. Bij OPERA2DAY wordt hard toegewerkt naar de eerste voorstelling op 23 juni in Den Haag. De afgelopen dagen waren er repetities in het theater voor de complexe productie. François van den Anker ging kijken en luisteren.
Na een periode van voorbereiden in de studio verhuisden cast en technici van de nieuwe OPERA2DAY-productie Dr. Miracle afgelopen week naar het Theater aan de Schie in Schiedam. Daar wordt de voorstelling gemonteerd: de verschillende scènes worden met elkaar verbonden tot een lopend verhaal en decor, licht en geluid worden ingeregeld. De makers beloven dat “opera, illusionisme en horror zullen samensmelten tot een magisch muziektheater”. Om dat te bereiken, werken ze snoeihard in de donkere zaal van het theater.
“Het is de meest complexe voorstelling die we tot nu toe bij OPERA2DAY gemaakt hebben”, vertelt regisseur Serge van Veggel net voor de avondsessie begint. Hij waarschuwt dat we een allereerste versie van de uiteindelijke voorstelling te zien krijgen, met ongepolijste overgangen. “Als je zo dadelijk zou kunnen zien hoe de verschillende trucs gedaan worden, moet je dat maar niet opschrijven.” Dat beloven we plechtig. Al bij de eerste spectaculaire verdwijning van één van de sopranen op het podium blijkt dat er niets op te schrijven valt: we hebben geen idee hoe dat in zijn werk ging. Ze is weg!
Een uur voor de avondrepetitie wordt er in de catacomben van het theater door de medewerkers gegeten. Tenminste, voor zover dat mogelijk is. Er moet tegelijkertijd ook worden ingezongen, castleden krijgen oproepen uit de zaal voor de opname van een promovideo en op een hoek van de tafel overlegt acteur/goochelaar Woedy Woet, die de rol van Dr. Miracle speelt, met één van de zangeressen over hoe hij haar gaat opbergen in een kist tijdens de voorstelling. Zo net na het eten moet de sopraan er nog even niet aan denken, maar de goochelaar stelt haar gerust: veel oefenen, dan komt het goed.
“Slechteriken, rare types, drama: heerlijk!”
De combinatie van zingen en bezig zijn met grote illusies op het podium was één van de dingen die sopraan Martina Prins aanspraken toen ze auditeerde voor deze productie. Een paar jaar geleden zong ze Freia in Rheingold op de Rijn – in een omgebouwde rijnaak – en ze was één van de Walküren in de laatste Ring des Nibelungen bij De Nationale Opera.
“Ik ben wel wat gewend”, vertelt ze onder het eten. “Mijn ervaring is dat er bij audities altijd dingen gebeuren die je niet verwacht en waarop je je niet kunt voorbereiden. Ik dacht bij de auditie voor deze productie gewoon te kunnen voorzingen, maar het bleek meteen een werksessie te zijn, waarbij ik met Woedy Woet enkele goocheltrucs moest doen. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Het was me meteen duidelijk: je moet er lol in hebben en meer dan gemiddeld bereid zijn nieuwe dingen te proberen.”
Ze zei om twee redenen ja. “Het repertoire is geweldig. Ik zing de slaapwandelscène van Lady Macbeth uit de opera van Verdi. Ooit heb ik die ingestudeerd, maar toen heb ik het weggelegd om te laten rijpen. Nu is een goed moment om hem uit de kast te halen. Verder breng ik Isoldes ‘Liebestod’ uit Tristan und Isolde van Wagner.” Haar tweede reden om mee te doen was het idee achter de productie. “Helemaal duidelijk werd het me niet meteen, maar het klonk geheimzinnig, een beetje magisch en donker. Slechteriken, rare types, drama. Heerlijk!”
In de voorstelling zijn klassieke scènes opgenomen uit opera’s van onder anderen Verdi, Wagner, Offenbach en Thomas. Het vocale aandeel komt van drie zangeressen, die worden begeleid door de musici van het New European Ensemble, dat net klaar is met de tournee van Der Kaiser von Atlantis.
Violist Emlyn Stam – artistiek leider van het orkest – deed samen met dirigent Hernán Schvartzman research naar opnamen uit de periode waarin Dr. Miracle’s last illusion zich afspeelt, rond 1900. Er werd toen heel anders gezongen dan tegenwoordig. Dat spreekt Martina Prins erg aan: “We krijgen van Hernán veel vrijheid in het zingen. Net als toen willen we het maximale halen uit de vocale lijnen, de kleuring van de stem. Je mag de tijd nemen, iets te vroeg komen is juist wenselijk en we zingen ouderwetse portamenti. In die tijd volgde het orkest de zanger. Dat is nu helemaal anders. We zijn anno 2016 erg precies geworden op de partituur.”
“Ik mag eigenlijk niet naar de dirigent kijken”
Martina is de dramatische van de drie sopranen in de voorstelling. Kristina Bitenc is de lyrische en Lucie Chartin de lichte coloratuursopraan. Lucie studeerde oude muziek, zingt bij Capella Amsterdam en de Nederlandse Bachvereniging en was ook te zien in de vorige OPERA2DAY-productie, Mariken in de tuin der lusten. “Zoals er een historisch geïnformeerde benadering is van de barok, zo is die er ook voor het repertoire uit het einde van de negentiende eeuw”, vertelt de in Frankrijk geboren Chartin. “Grote verschil met de barokperiode is dat er opnamen zijn. We weten dus hoe het toen klonk.”
Het was vooral theorie, vertelt Lucie Chartin over de eerste repetitiedag met dirigent Hernán Schartzman. “Hij heeft veel onderzoek gedaan naar de manier van zingen rond 1900. Veel aspecten daarvan zijn in deze tijd anders. We zingen – ik ben even technisch – tot aan de G met onze borststem, dat levert een andere klank op. De klinkers zijn heel helder. Tegenwoordig worden die wat vlakker gezongen.”
Haar samenwerking met de dirigent is anders dan normaal. “Samen zijn met het orkest is minder belangrijk. Sterker nog: ik mag eigenlijk niet naar de dirigent kijken, ik moet bijna vergeten dat hij er staat.”
Ze zingt in de voorstelling onder meer de aria van Olympia uit Les contes d’Hoffmann van Offenbach. Het zingen als een mechanische pop is één van de vele uitdagingen voor haar rol in de productie, vertelt ze. “Door de choreografie is het een heel fysieke rol en dat helpt eigenlijk goed om mijn stem te ‘verankeren’ in de beweging. Ik moet naast het zingen op heel veel andere zaken letten. Het zit vol trucs, props, decorwisselingen en speciale effecten.”
“Tegenwoordig willen we een wat ik noem ‘gepasteuriseerd’ geluid”
Muzikaal leider Hernán Schvartzman is op weg naar de opname van de promovideo met een grammofoonplaat onder zijn arm. “Dit is een 78-toerenplaat van Adelina Patti uit 1905”, legt Schvartzman uit. “Zij was de allergrootste operaster van het eind van de negentiende eeuw. De omvang van haar roem kunnen we ons nu niet meer voorstellen. Er zijn indertijd studio-opnamen gemaakt om haar geluid voor de eeuwigheid te bewaren. Er zijn mensen die beweren dat de term ‘belcanto’ is uitgevonden om haar manier van zingen te beschrijven.”
Dankzij de opnamen uit het begin van de twintigste eeuw kunnen we anno 2016 horen hoe het toen klonk. De 78-toerenplaten vormen ook een schakel met de grote componisten uit de negentiende eeuw. Schvartzman legt uit: “De componist Verdi hoorde Patti zingen en noemde haar de beste zangeres die ooit had geleefd. Net als Nellie Melba en Lilli Lehmann werkte ze nauw samen met de componisten die we nu nog altijd horen in het operahuis. Melba werd door Ambroise Thomas – wiens Hamlet in de voorstelling zit – beschreven als de Ophélie van zijn dromen, Lilli Lehmann zong in de eerste uitvoering van Der Ring des Nibelungen in Bayreuth. Ze schreef een boek, How to sing, dat we kunnen raadplegen.”
Al vanaf de audities is de dirigent met de drie sopranen aan het werk gegaan in de stijl van rond 1900. “Het zijn alle drie solide stemmen. Ze stonden open voor een andere benadering en vonden die ook wel bevrijdend. Tegenwoordig willen we precisie, een wat ik noem ‘gepasteuriseerd’ geluid. Vroeger was er voor de zangers meer vrijheid. Je hoort bij hen een grote borststem en een lichte kopstem. Toch is mijn ervaring dat de gedigitaliseerde versies niet alles laten horen. Ik heb thuis een originele 78-toerenspeler en daarop klinkt het rijker en met meer detail.”
“Mensen kopen geen kaartjes voor een risicoloze voorstelling”
En dan vangt de avondrepetitie aan. Woedy Woet, die er onder het eten nog heel ongevaarlijk uitzag, is in kostuum en geschminkt als Dr. Miracle ineens een angstaanjagende magiër en Lucie Chartin ziet eruit als een ballerina die zo van een speeldoos is afgestapt. Het licht wordt getest, de technici oefenen met het wisselen van de enorme decorstukken op de maat van de muziek en uit de speakers klinkt de voice-over: acteur Tom Jansen die stem geeft aan Dr. Miracle.
Serge van Veggel heeft het concept bedacht en doet de regie van de voorstelling. Net voor hij plaatsneemt achter de regietafel midden in de zaal, is er nog tijd voor een antwoord op de vraag hoe het zit met zijn eigen illusies rond Dr. Miracle’s last illusion. “Nee, ik ben er tijdens het intensieve maakproces geen kwijtgeraakt”, constateert de bedenker van het spektakel. “Nu zitten we in de fase dat alle elementen moeten gaan samenvallen. Wat deze montagedagen voor mij opleveren, is dat er een nieuwe eenheid aan het vormen is. Het zat ooit in mijn hoofd en het blijkt nu, op het toneel, te werken. Natuurlijk, we lopen risico met de complexiteit van deze productie. Maar mensen kopen geen kaartjes voor een risicoloze voorstelling.”
Iedereen zit en staat op zijn plaats voor een lange avond proefdraaien. Dr. Miracle en de zangeressen zijn al in kostuum. Ook bij deze eerste zaalrepetities zingen de drie sopranen voluit. Hun coloraturen en frases zijn adembenemend, en echt. De verdwijningen en verschijningen die Dr. Miracle op het podium laat gebeuren, verlopen – afgezien van wat theaterbloed – vlekkeloos en zien er zeer geloofwaardig uit. Goocheltrucs en illusies, toch. Of zou dat ook allemaal echt zijn…?
Dr. Miracle’s last illusion gaat op 24 juni in première in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Op 23 juni is er een voorpremière. Verder is er een voorstelling op 25 juni. Op 5 september keert de productie terug naar de Koninklijke Schouwburg voor meer voorstellingen en vanaf februari 2016 is er een uitgebreide tournee door Nederland. Zie voor meer informatie de website van OPERA2DAY.