Händel: De Grote Beer tussen de sterren
Anno 2014 lijkt de regisseur soms het helderste licht aan de operahemel, maar begin achttiende eeuw deelden zangers de lakens uit in het theater. Zelfs aan componisten. Barokke grootmeester Händel had heel wat te stellen met zijn wispelturige nachtegalen, maar was zelf ook niet de makkelijkste. Een portret van ’the Great Bear’ en zijn vele sterren.
De in Halle geboren Georg Friedrich Händel (1685-1759) geldt als het prototype van de kosmopolitische componist. Hij beleefde zijn ‘stage’ in Hamburg, centrum van de tegenwoordig praktisch vergeten Duitse barokopera, en perfectioneerde zijn kunst tijdens drie cruciale jaren in Italië. In 1712 vestigde hij zich in Londen, waar hij belangrijkste aanjager was van een ongeëvenaarde maar kortstondige gekte voor de Italiaanse opera. Met Engelstalige werken boorde de componist tot slot een nieuw publiek aan en toonde hij zich een waardig opvolger van Henry Purcell.
Voor ons lijkt Händel het onbetwiste operagenie van zijn generatie, maar destijds ondervond hij flinke concurrentie van de minder diepgravende maar elegante Bononcini en Porpora. Voor alle componisten gold echter dat ze slechts radertjes waren in een operamachinerie die geheel in dienst stond van de voornamelijk Italiaanse zangers. De diva’s en divo’s inspireerden grootse meesterwerken, maar staken met hun hooghartige capriolen hun personages soms naar de kroon. Niettemin bouwde Händel met enkelen van hen een langdurige vertrouwensrelatie op.
Margherita Durastanti
In 1719 werd Händel door de nieuwgevormde Royal Academy of Music (ondanks de naam een puur commerciële onderneming) op een ‘scoutingtrip’ naar het continent gestuurd. De belangstelling bleek niet overstelpend en de grootste ster die hij contracteerde was sopraan Margherita Durastanti, die Händel al uit zijn Romeinse jaren kende. Librettist Rolli vond het een matige keus en omschreef haar zeer onhoffelijk als “an elephant”.
Bij gebrek aan een castraat was Durastanti aanvankelijk naast prima donna ook primo uomo, bijvoorbeeld in de titelrol van Radamisto. Naarmate meer exceptionele zangers zich bij de Academy voegden, zakte ze af tot kleinere rollen, zoals de jongeling Sesto in Giulio Cesare.
Bewust van haar beperkingen nam Durastanti afscheid van Londen, maar met opgeheven hoofd. Tijdens een benefietconcert zong ze een Engelse cantate met de volgende woorden: “Let old charmers yield to new, happy soil, adieu, adieu!” Wellicht onder de indruk van die karaktersterkte en dankbaar voor haar brede inzetbaarheid liet Händel haar jaren later, als inmiddels vijftigplusser, nogmaals schitteren.
Francesca Cuzzoni
Francesca Cuzzoni, de diva waar Durastanti voor moest wijken, was vocaal buitengewoon begaafd, vooral in tranentrekkende aria’s als die van de nobele Asteria in Tamerlano. Ook Cleopatra in Giulio Cesare – een complexer personage, met ook minder positieve trekjes in haar acht zeer uiteenlopende aria’s – was qua karakter geknipt voor de zangeres, die naar verluidt een grillige, spilzieke en vulgaire dame was.
Tijdens haar eerste repetitie bij de Academy weigerde Cuzzoni een aria uit Ottone te zingen die niet specifiek voor haar geschreven was. Händel, ook wel bekend als ‘the Charming Brute’ of ‘the Great Bear’, deed die bijnamen eer aan door te dreigen Cuzzoni uit het raam te werpen: “Madame, ik weet dat u een duivelin bent, maar ik ben Beëlzebub, de chef der duivels!” Bij een latere ontmoeting in Venetië vermoedde de eerder genoemde Rolli, een schaamteloze intrigant, dat Cuzzoni uit wraak Händel in het Canal Grande zou laten duvelen…
In 1726 kreeg Cuzzoni op haar beurt concurrentie in de vorm van de beeldschone mezzo Faustina Bordoni, befaamd om haar lichte en gracieuze zangstijl. Hun beider aanhangers dreven de onderlinge wedijver zo hoog op dat de diva’s tijdens een voorstelling al scheldend elkaars pruiken van het hoofd trokken. Het schandaal werd kort daarna gepersifleerd in The Beggar’s Opera, dat blijk gaf van de groeiende kritiek op het extravagante operabedrijf.
Vooral wegens financieel mismanagement sloot de Academy in 1728 tijdelijk de deuren en beide ‘Rival Queens’ vertrokken naar het continent. Met Bordoni liep het goed af: als echtgenote van componist Hasse vierde ze triomfen in Dresden en genoot ze een heerlijke oude dag. Maar Cuzzoni verloor behalve haar gouden keeltje ook haar bij elkaar gekwinkeleerde fortuin. Gokschulden deden haar in een Amsterdamse gevangeniscel belanden en uiteindelijk kon ze in een Bolognese fourniturenfabriek letterlijk haar knopen gaan tellen. “Zo vergaat de roem der wereld…”
Senesino
De grootste publiekstrekkers waren in die tijd de exotische castraten. Zoals Senesino, tot 1733 de mannelijke hoofdrolvertolker in vrijwel al Händels opera’s voor de Academy. De klaaglijke antiheld Andronico in Tamerlano en de manhaftige titelrol in Giulio Cesare, in hetzelfde jaar gecreëerd, demonstreren zijn veelzijdigheid. Senesino zelf had waarschijnlijk het meest weg van de eerste. Bij een reprise van Giulio Cesare in 1732 viel een decorstuk naar beneden, net na de frase “Cesare non seppe mai, che sia timore” (Caesar weet niet wat angst is). De van schrik bevende Senesino verloor pardoes zijn stem en barstte zelfs in tranen uit…
Händels ergernis aangaande de ijdele zanger, die over zichzelf in de derde persoon sprak, liep zo hoog op dat hij hem wilde ‘straffen’. De gekozen sanctie is niet bekend, maar betrof vast niet de creatie van de titelrol in Orlando, een fascinerende schets van verstandsverbijstering. Senesino toonde niettemin weinig dankbaarheid en liep over naar de Opera of the Nobility, door de kroonprins opgericht om zijn ouders, de belangrijkste begunstigers van de Academy, te dwarsbomen. Andere zangers volgden en zo ging ook de doorstart van de Academy ten onder.
Artistiek leider van het concurrerende gezelschap was Nicola Porpora, maar in de praktijk stond het bekend als ‘Senesino’s House’, wat de machtsverhoudingen helder maakt. Aan het eind van zijn carrière keerde Senesino terug naar het vasteland. Zijn stijl was inmiddels hopeloos verouderd en hij trok zich terug in een weelderig huis in zijn geboorteplaats Siena, met boven de entree deze woorden: “De dwaasheid van de Engelsen heeft hier de grondsteen voor gelegd.”
Anna Maria Strada
In 1734 begon Händel direct een volgende onderneming, in Covent Garden. Prima donna Anna Maria Strada was hem als enige trouw gebleven, hoewel boze tongen beweerden dat de Nobility haar eenvoudigweg niet goed genoeg vond. Händel dacht er anders over en gunde haar de fenomenale rol van Alcina, zijn wellicht meest aangrijpende vrouwenstudie. Mogelijk herkende de componist zichzelf in de meelijwekkende tovenares, die door iedereen in de steek wordt gelaten.
Stond Durastanti bekend als ‘the Elephant’, Strada genoot de weinig flatteuze bijnaam ‘the Pig’. Zijn we tegenwoordig verwend met onze zingende fotomodellen of telden destijds voor het publiek alleen de muzikale kwaliteiten? Waarschijnlijk waren de schimpscheuten sterk overdreven en tonen ze dat achterklap en sensatiezucht ook in de zogenoemde ‘galante pruikentijd’ hoogtij vierden.
Carestini
Als nieuwe castraatster engageerde Händel Carestini, wederom een capricieus heerschap. Deze weigerde het beeldschone ‘Verdi prati’ in Alcina te zingen, omdat het te simpel zou zijn. Händel reageerde met “you dog!” en een dreigement in gebroken Engels om hem niet “ein stiver” te betalen.
Het is de bekendste maar ook meest discutabele anekdote; de componist sprak hoogstwaarschijnlijk Italiaans met zijn zangers. Bovendien had hij te veel esprit voor een ordinaire scheldpartij. Toen de zanger van een kleine rol bijvoorbeeld eens uit onvrede over Händels begeleiding zijn klavecimbel dreigde te bespringen, kreeg hij het volgende weerwoord: “Prima, ik zal ervoor adverteren, want het publiek geniet vast meer van je acrobatiek dan van je zangkunst!”
John Beard
Het intensiefst werkte Händel samen met tenor John Beard, die in praktisch al zijn Engelstalige werken zong. De componist bracht niet alleen het oratoriumgenre tot een ongekende hoogte, maar emancipeerde ook de tenorstem, die aanvankelijk slechts voor bijrollen en schurken werd benut. Al in Tamerlano betrof de ware hoofdrol niet de titelheld maar de tragische sultan Bajazet, vertolkt door de speciaal aangetrokken karaktertenor Francesco Borosini.
Met rolletjes als Alcina’s generaal Oronte begon Beard zijn carrière bescheiden, maar al snel besteeg hij de Olympus der zangers. In het wereldlijke oratorium Semele (een verkapte opera vol onverbloemde erotiek) verbeeldde hij zowel Jupiter als Apollo! De meeste indruk maakte Beard echter met bijbelse helden als Jephta en Samson, rollen waarin ijdele virtuositeit moest wijken voor waardige expressie.
Talloze malen zong Beard tijdens benefietuitvoeringen de tenorpartij in de Messiah. Toenemende doofheid dwong hem tot terugtreden, eerst als zanger en later als leider van Covent Garden. Maar dankzij een luistertrompet kon hij op hoge leeftijd Michael Kelly, Mozarts eerste Don Basilio, bewonderen en adviseren. Een mooi voorbeeld van continuïteit tussen de generaties.
Händel zelf verloor in zijn laatste levensjaren geleidelijk zijn gezichtsvermogen. Tijdens een herneming van Samson wist Beard met de woorden “total eclipse, no sun, no moon” het aanwezige publiek, zich bewust van de blinde componist achter het orgel, tot tranen te roeren. Een bewijs dat de Engelsen de lastige maar briljante Händel onvoorwaardelijk in hun hart hadden gesloten.
5Reacties
Dank Martin voor dit lezenswaardige informatieve stuk.Twee vraagjes: is bekend waar die bijnamen voor de componist (o.a Grote Beer) vandaan kwamen? Van zijn zangers, het publiek, de concurrentie? En in welk stuk liet Haendel Durastanti als vijftigplusser schitteren?
Volgens mijn informatie was dat in Arianna in Creta, waar Durastanti de rol van Tauride voor haar rekening nam. Dat was in 1734, in het King’s Theatre.
@Leendert: oké, dank voor de info. Ik heb die opera op MDG op de schap staan en ga straks meteen luisteren.
Maarten-Jan, in een reprise van Ottone nam Durastanti haar vroegere sopraanpartij van koningin Gismonda weer op. Maar met haar inmiddels lagere tessituur zong ze in nieuwe werken vooral mezzorollen, zoals inderdaad Tauride in Arianna. Ze vertolkte ook Calliope in Il Parnasso in festa, dit najaar te horen bij de Matinee.
De bijnaam Great Bear kreeg Händel van de Londense society vanwege zijn forse postuur en lompe manier van lopen. Maar ook zijn opvliegende karakter speelde een rol: ‘he let loose his great bear upon him’ meldt een ooggetuige bij Messiah-repetities, toen een koorlid niet voldeed aan de hoge eisen…
Ah, fijn. Dank voor je reactie Martin.