Vorstelijke Prohaska delft vocaal goud op
Een kleurrijke sopraanstem, een karrenvracht charisma en de levendige steun van Il Giardino Armonico geleid door Giovanni Antonini. Daarmee blies Anna Prohaska dinsdag in het Concertgebouw de lang vervlogen koninginnen Dido en Cleopatra leven in. Haar grote aandacht voor tekstdetails was vaak, maar niet altijd, een pluspunt.
De Afrikaanse koninginnen Dido en Cleopatra, de één mythisch en de ander historisch, inspireerden met hun hartstocht en wanhoop talrijke deels vergeten barokopera’s. Anna Prohaska (Neu-Ulm, 1983) en het bijna even oude ensemble Il Giardino Armonico deden voor hun cd Serpent & Fire een keuze uit dit repertoire en presenteerden het resultaat dinsdag trots aan het Amsterdamse publiek.
Een alert en homogeen gespeelde ouverture tot Henry Purcells Dido and Aeneas opende de avond. Maar in ‘Ah Belinda’ kon Prohaska me niet volledig overtuigen. Ontegenzeglijk prachtig hoe haar slanke sopraan door de lange lijnen vloeide, inclusief smaakvolle ornamenten. Maar haar vertolking klonk me te zelfbewust, in muziek die juist gebaat is bij een weemoedige lichte toets.
Overbekend ging naadloos over in obscuur met een aria van Menalippe uit Dido, Königin von Carthago. Hiermee debuteerde de 24-jarige Christoph Graupner, later bekend van talloze geestelijke cantates, in 1707 aan de Hamburgse Gänsemarkt, waar men Duitstalige libretti doorspekte met Italiaanse aria’s. Dirigent en fluitist Giovanni Antonini beantwoordde Prohaska’s zoete tonen met één van zijn diverse instrumenten.
Graupner gaf zijn titelheldin een beduidend explosiever karakter dan Purcell en hier kwam Prohaska’s zorgvuldige tekstbehandeling volledig tot zijn recht. De opgestapelde medeklinkers in een frase als “ein grimmer Strudel schreckt” knetterden als haardvuur.
Even gloeiend van hartstocht klonk de aansluitende aria. ‘Agitato da tempeste’ betreft de standaard barokke metafoor van een storm op zee, maar Graupner zweept de golven ongekend hoog op. Haar frêle uitstraling ten spijt hield Prohaska het scheepje moeiteloos op koers, waarbij haar sonore laagte nog meer imponeerde dan haar stralende hoogte.
Ook Cavalli’s Didone (1641) is een assertieve dame, die de ongewenste avances van Iarbas resoluut afwijst. Prohaska’s aandacht voor individuele woorden bracht de ironie van dit arioso prachtig naar voren, misschien ten koste van de melodische souplesse. De minimale bezetting van enkele strijkers en continuo boden de overige instrumentalisten een kort respijt.
Voor het chronologisch andere uiterste van het programma, Hasses Didone abbandonata uit 1742, was het zeventienkoppige ensemble volledig present. Deze hoogbarokke componist vraagt het uiterste aan vocaal machtsvertoon, zelfs bij een aria van een secundair personage. Prohaska’s precisie en flair in de coloraturen dwongen respect af, maar de stem zelf klonk vanaf het balkon ietwat dunnetjes.
Hetzelfde gold enigszins voor ‘Morte col fiero aspetto’, een aria uit Hasses vroege serenade Antonio en Cleopatra. Eigenlijk niet zo vreemd als we bedenken dat de eerste vertolker Farinelli was, zoals de meeste castraten gezegend met een formidabele longinhoud. Om misverstanden te voorkomen, het betreft hier een aria van Cleopatra! In een bizarre dubbele travestie-act vertolkte destijds een vrouwelijke alt de veldheer Marcus Antonius.
Op en top vrouwelijk is Cleopatra in Antonio Sartorio’s Giulio Cesare in Egitto (1676). Twee kokette aria’s onthulden haar sluwe kant, hoofdzakelijk begeleid door continuo met speelse echo’s van de zangstem in de theorbe. Prohaska’s glinsterende jurk met hoge zijsplit paste overigens beter bij Cleopatra dan bij de berouwvolle weduwe Dido. Mogelijk vanwege haar vervaarlijke stilettohakken nam ze alleen bij opkomst de beruchte trap…
Händel gebruikte in grote lijnen hetzelfde libretto als Sartorio voor zijn Giulio Cesare (1724). In ‘Se pietà di me non senti’ is de concurrentie groot, ook van dramatischer getinte stemmen. Maar Prohaska’s lezing mankeerde nergens aan tragische allure. Boeiend vond ik haar aanpak van het da capo: met subtiele ‘sprintjes’ gaf ze de elegische aria een gevoel van urgentie, passend bij de plaats in het drama.
Een absoluut hoogtepunt was een aria uit La Cleopatra (1662) van de vrijwel vergeten Daniele da Castrovillari. Waar Hasses koningin vermetel zinspeelt op haar zelfmoord, behandelt Castrovillari het stervensmoment zelf, ontdaan van elke bravoure. Antonini volgde de schrijnende zanglijn met holle en desolate fluitklanken. Prohaska’s gebiedende laagte deed even de trots opwakkeren (“nooit zal Rome mij als slaaf zien!”) maar in een ultiem pianissimo vervloog onherroepelijk haar laatste adem.
Purcells vrolijke chaconne uit The Fairy Queen stak schril af bij deze misère. Maar er zat lijn in de instrumentale intermezzi: het principe van een ‘ground bass’ keerde terug in Luigi Rossi’s Passacaille, waar de voortreffelijke theorbespeler even het rijk alleen had, en lag ook ten grondslag aan de twee aria’s uit Dido and Aeneas die het officiële programma besloten.
Met Dido’s lamento ‘When I am laid’ veegde Prohaska mijn eerdere bedenkingen resoluut van tafel. Tegen zo veel muzikaliteit en doorleefde passie is geen hart bestand… Natuurlijk volgde op het ovationele applaus een toegift: met ‘Piangerò la sorte mia’ gaf Prohaska een nóg kwetsbaarder portret van Händels Cleopatra. Dat belooft wat als ze in november in Jephtha haar debuut bij De Nationale Opera maakt!
3Reacties
Anna Prohaska heeft een vrij kleine stem met een weinig onderscheidend timbre. Halverwege de zaal klonk het allemaal wat dunnetjes.Na de pauze waren mijn oren kennelijk gewend aan haar geluid en heb ik erg van het concert genoten. Vooral Händel’s Cleopatra en Purcell’s Dido werden prachtig doorleefd gezongen.Het orkest speelde zeer alert en waar nodig onstuimig. Het publiek was niet overdreven enthousiast.
Ook ik had moeite om de stem van Prohaska te horen. Wellicht kwestie van gewenning, maar toch. Wat wel te horen was was prachtig en het orkest was geweldig.
Dit orkest profileert zich meer en meer als hét authentiek spelende (begeleidings)ensemble van onze tijd. Heel veelzijdig ook. Op Alpha startte Il Giardino Armonico inmiddels een serie die in 2032 een compleet overzicht van Haydns symfonische oeuvre moet opleveren (inclusief de opera-ouvertures). Zie ook dg.nl/luistermee.