Hoffmann in het Duits: er mist iets
Het Mecklenburgische Staatstheater heeft een nieuw artistiek team. Het stelde zich op 28 oktober voor met een nieuwe productie van Hoffmanns Erzählungen van Offenbach. Zet de voorstelling het Schweriner theater op de kaart voor buitenlandse bezoekers?
Jacques Offenbach, hoewel geboren in Keulen, is voor mij onlosmakelijk verbonden met de Franse taal. Zijn smakelijke melodieën en heerlijke humor paren perfect aan de klank en het ritme van het Frans. Als Les contes d’Hoffmann dan Hoffmanns Erzählungen wordt, moet je wel even wennen.
Gespeeld wordt een vertaling uit 1965 van dramaturg, regisseur en Offenbach-kenner Josef Heinzelmann (1936-2010), die het niet heeft over drie akten met proloog en epiloog, maar over vijf akten, en die voor de volgorde Olympia-Antonia-Giulietta kiest, in plaats van Olympia-Giulietta-Antonia. Leo Riemens zou er blij mee zijn geweest; in zijn Groot Operaboek betoogde hij dat dat de meest logische volgorde is.
Waaróm het nieuwe artistieke team in Schwerin voor deze Duitse versie heeft gekozen, staat nergens expliciet vermeld, maar toegankelijkheid zal de belangrijkste overweging zijn geweest. Ironisch genoeg scoort de productie juist op dat punt ver onder de maat. Er is geen boventiteling, wat een naïeve overschatting van de zangers is. In het predigitale tijdperk was het vast anders, maar de meeste zangers anno 2016 kunnen niet mooi én verstaanbaar zingen. Mijn metgezel – Duits, maar opera-onervaren – verstond vrijwel geen woord.
Operadirecteur Toni Burkhardt, overkomend van het Theater Nordhausen, focust in zijn regie op Hoffmann als een kunstenaar die alle oriëntering verloren heeft omdat hij de realiteit niet meer aankan. Hij wordt in de eerste akte flink dronken opgevoerd en verzinkt dan in een droomwereld, waarin hij Olympia, Antonia en Giulietta ontmoet, belichamingen van zijn grote liefde Stella. Grote ogen op het toneel, zowel als projectie als op pilaren, moeten duidelijk maken dat we ons in Hoffmanns hoofd bevinden.
Niklaus is bij Burkhardt geen muze, maar een mens van vlees en bloed (man of vrouw, dat laat de regisseur in het midden). Niklaus helpt Hoffmann voortdurend uit de penarie en toont hem op diverse momenten, ook fysiek, dat hij/zij de enige is die van hem houdt. Hoffmann ziet het echter niet, hij is te druk met zijn fantasieën.
De productie is wat kil en onaantrekkelijk vormgegeven (decor: Wolfgang Kurima Rauschning). Een eenvoudige constructie met projectieschermen moet alle locaties verbeelden. Dat doet het adequaat, maar zonder veel kleur en sfeer. Waarom zijn Duitse ensceneringen toch altijd zo zwart en somber? Alleen in de voorlaatste akte, de scène met Giulietta, wordt (zeer barokke) weelde toegestaan, wat het kijkplezier direct vergroot.
De Mexicaanse tenor Rodrigo Porras Garulo heeft de look en de theatrale energie voor een goede Hoffmann, gepaard aan een masculiene, donkere tenor, maar vocaal lijkt hij over zijn grenzen te gaan. Zeker tegen het einde van de avond lijken de hoge noten uit zijn tenen te moeten komen. Grof en pijnlijk. Hoe zal hij tegen het einde van de speelreeks klinken?
Er zijn weinig zangeressen in de wieg gelegd om alle vier de vrouwelijke hoofdrollen te zingen. De Duitse sopraan Elena Puszta is in mijn ogen niet één van hen. Haar stem is zelfs voor het kleine Mecklenburgische Staatstheater aan de dunne kant. In sommige passages lijkt de ondersteuning volledig weg te vallen.
Haar Olympia is met name een teleurstelling. Puszta zingt de spektakelaria ‘Les oiseaux dans la charmille’ in een tergend langzaam tempo. Ze raakt de coloraturen wel, maar spannend wordt het nergens. Dat het tot tweemaal toe uitvallen van Olympia’s mechaniek weggelaten wordt, maakt muzikaal en theatraal geen enkele zin en maakt de aria nog minder opwindend. Als Antonia toont Puszta meer vocale glans, maar als Giulietta is ze te weinig uitdagend, al weet ze die rol wel overtuigend te acteren.
Sebastian Kroggel heeft de meest solide stem op het toneel en geeft prima vertolkingen van Lindorf, Coppelius, Doktor Mirakel en Dapertutto. Matthias Koziorowski brengt als enige humor in als Andres, Chochenille, Frantz en Pitichinaccio. Het liedje van huisknecht Frantz brengt hij erg over de top, maar dat past wel bij Offenbach.
Antigone Papoulkas laat als Niklaus een fors geluid horen. Soms knalt ze er voor mijn gevoel wel erg hard in en waait haar vibrato wijd uit, maar verder brengt ze de belangrijke betekenis die de regisseur haar rol verleent goed voor het voetlicht.
De Mecklenburgische Staatskapelle Schwerin en het Opernchor en Extrachor van het theater leveren onder Daniel Huppert goed werk. Naast de wisselvallige en onverstaanbare zang op het toneel biedt de orkestbak soelaas.
Hoffmanns Erzählungen is tot en met maart 2017 nog verschillende malen te zien. Zie voor meer informatie de website van het Mecklenburgische Staatstheater.