Groots Omroepkoor in meeslepende Elias
Tussen alle Messiahs en Weihnachtsoratoria door bracht het AVROTROS Vrijdagconcert op 23 december Elias van Felix Mendelssohn, een componist diepgaand geïnspireerd door Händel en Bach. Met een ontketend Groot Omroepkoor sloeg dirigent Marcus Creed in TivoliVredenburg de perfecte balans tussen barokke transparantie en romantische vervoering.
Enigszins curieus is het wel: vlak voor kerst een oratorium uitvoeren over de meest onverzoenlijke oudtestamentische profeet. Wanneer Elia opdracht geeft om alle Baälpriesters over de kling te jagen, lijkt ‘vrede op aarde’ ver weg… De slotdelen kondigen weliswaar de Messias aan, maar dat is zowel in christelijke als in joodse zin te interpreteren. Tijdens de moeizame samenwerking met liefst twee librettisten verzette Mendelssohn zich fel tegen een expliciet nieuwtestamentische invalshoek. Het blijft een raadsel of zijn joodse komaf daarbij een rol speelde.
Mendelssohn, als 7-jarige om praktische redenen gedoopt, toonde zich naar buiten toe een voorbeeldig Lutheraan. Toch benoemde hij bij zijn historische revival van de Matthäus-Passion in 1829 de ironie dat een “jood het volk haar grootste christelijke meesterwerk teruggeeft”.
Na het succes in 1836 van zijn evangelische oratorium Paulus zette hij zijn zinnen direct op Elias, maar de tekstsamenstelling sleepte zich jarenlang voort. Een opdracht uit Birmingham forceerde koortsachtige notenarbeid, in augustus 1846 leidend tot een glorieuze wereldpremière. In april dirigeerde Mendelssohn nieuwe Britse uitvoeringen van een gereviseerde versie, maar door zijn vroege dood in november 1847 hoorde hij zijn werk nooit in het Duits. Een kleine zegen dat hem daarmee Wagners antisemitische lastercampagne bespaard bleef.
Zijn mislukte operaondernemingen compenseerde Mendelssohn door in dit werk het drama voorop te stellen. In de gedenkwaardige recitatief-opmaat voorspelt Elias als straf voor Israëls afgoderij jarenlange droogte, maar al snel neemt het koor haar centrale rol in. Door de streng fugatische openingsdelen mengde het Groot Omroepkoor vrijdag doeltreffend de angst van het lijdende volk.
De gevarieerde expressie maakt Elias tot een dankbare uitdaging voor elk koor. Hun operabloed lieten de zangers vloeien als de steeds wanhopiger Baälpriesters; niet met buldertoon, maar met venijnige accenten. Daartegenover gloeiden de koraalachtige delen van vreedzame puurheid. Continu imponeerde het koor met haar toonvorming en articulatie. Bijzonder raak getroffen was het fluisterend ontzag in visionaire momenten als de verschijning van God op de berg Horeb.
Als vermaard koorspecialist komt dirigent Marcus Creed ongetwijfeld veel van de credits toe. En hij verrichtte evenzeer wonderen met het Radio Filharmonisch Orkest. Soms bijna dansend op de bok injecteerde hij enorme schwung in het ensemble en bleef zo verre van het zalvende Victoriaanse sentiment dat dit werk nog steeds aankleeft. Wie weet hoe Mendelssohns première destijds klonk, maar in de nu ondenkbare bezetting van 400 zangers en instrumentalisten zullen de strijkers vast niet zulke subtiele lijnen hebben geweven of de houtblazerssoli zo intiem hebben gekwinkeleerd.
Scheidend casting director van de omroepseries Mauricio Fernández zocht wederom een schitterend solistenensemble uit. Valentina Farcas’ sopraan is wellicht iets te slank voor het ‘Höre Israel’, gecomponeerd met diva Jenny Lind in gedachten. Haar portret van de radeloze weduwe was echter buitengewoon expressief en vrij van enige scherpte, net als haar kordate engeltonen in de slotdelen.
Tijdens hun duet en het slotkwartet vlijde Farcas zich zusterlijk tegen Paula Murrahy, een vrij droog getimbreerde mezzo, maar treffend geserreerd als engel. Via luttele frasen blies ze ook boosaardig leven in koningin Izebel.
Sebastian Kohlhepp was gelukkig niet ouwelijk als de prekerige Obadja en in de woorden “leuchtende Sonne” glansde zijn vrije tenorhoogte toepasselijk. Een overtuigende knapenstem van sopraan Maria Valdmaa kondigde vanaf het balkon de bevrijdende stortbuien aan.
In de titelrol trad halve Nederlander André Morsch in de recente voetsporen van collega’s Henk Neven en Thomas Oliemans. Zijn enigszins verweerd en poreus klinkende bariton paste wonderwel bij een woestijnprofeet, maar zijn voordrachtskunst imponeerde het meest. Goeddeels vrij van de partituur, de ogen hemelwaarts gericht, belichaamde hij zowel Elias’ bevlogenheid als vertwijfeling. Zijn levensmoeheid in ‘Es ist genug’ werd weergaloos overgenomen door het orkest. De barse toon van sommige illustere voorgangers ontbrak, maar dat droeg juist bij aan dit zeer humane portret.
Tot slot keer ik terug naar het Groot Omroepkoor. Uiteraard zonder anderen tekort te doen, wil ik Tanja Obalski met name noemen. In de diverse kleinere koorensembles voerde zij letterlijk en figuurlijk de boventoon. Terugreizend van dit topconcert bleef haar zoete sopraanzang en vreugdevolle charisma (mag ik zeggen, als van een kerstengel?) me nog het meest levendig bij.
1 Reactie
Mooie recensie, maar wat moet ik mij voorstellen bij een poreus klinkende bariton? Een stem met gaatjes? En ‘zalvend Victoriaans sentiment’ kleeft echt al lang niet meer aan de Elias, dat is al net zolang verdwenen als de pompeuze Mengelberg-aanpak van de Matthaeus.