DNO brengt Borodins Prins Igor
Op dinsdag 7 februari gaat bij De Nationale Opera (DNO) in Amsterdam de grote historische opera Prins Igor van Alexander Borodin in première. Hiermee geeft DNO een vervolg aan de reeks Russische opera’s die de voorbije seizoenen een prominente plek in het programma innamen.
Het libretto van Prins Igor is afkomstig van Vladimir Stassov en van Borodin zelf en gaat terug op ‘Het lied van Igors campagne’ (‘Slovo o plŭku Igorevě’). Over de authenticiteit van dit lied is eeuwenlang strijd gevoerd, maar de huidige consensus is dat het dateert uit de vroege dertiende eeuw.
In het lied wordt verteld van vorst Igor, die heerst over een gebied in het noordoosten van het huidige Oekraïne, met de stad Putivl als centrum. Het zijn de nadagen van het Rijk van Kiev, de voorloper van het latere Rusland. Het rijk is opgedeeld onder verschillende vorsten en verkeert in een bijna permanente burgeroorlog. Dat maakt het gebied kwetsbaar voor oprukkende stammen uit Centraal-Azië, temeer daar de ruziënde vorsten er geen been in zien om zich met hen te verbinden en gezamenlijk de ‘Russische broeders’ te bestrijden. In dat licht moeten de pogingen van Khan Konchak worden gezien om de door hem gevangengenomen Igor tot een bondgenootschap te bewegen.
Tot de stammen die het Rijk van Kiev met enige regelmaat binnenvallen en plunderen, behoren de Alanen en de Kumanen. Deze laatste stam staat ook bekend als Polovetsers, en onder die naam figureren ze in Borodins opera. In 1185 trekt Igor tegen hen ten strijde, maar hij wordt vernietigend verslagen en smadelijk gevangengenomen. Zijn tegenstrever Khan Konchak behandelt hem echter als gewaardeerde hooggeplaatste gast. Hij wordt met alle egards behandeld en mag zelfs terugkeren naar zijn vorstendom, mits hij belooft niet opnieuw de wapens tegen de Polovetsers te zullen opnemen. Igor weigert dit en wijst ook Konchaks voorstel een bondgenootschap te sluiten van de hand. Maar in het geheim vluchten doet hij evenmin, omdat dit niet strookt met zijn principes als eerzaam strijder.
Het Igorlied kan worden opgevat als een pleidooi aan de vorsten van het versnipperde rijk om de eenheid te herstellen en gezamenlijk het hoofd te bieden aan de dreiging uit het Oosten. Dat is tegen dovemansoren gericht en nog geen halve eeuw later is het gehele rijk onder de voet gelopen door de Mongoolse horden van Batu Khan, de kleinzoon van Dzjengis.
Dit pleidooi heeft in de opera zijn plek gevonden in Igors grote monoloog in de derde akte, nadat hij heeft vernomen dat de Polovetsers zijn rijkje hebben geplunderd en verwoest. Igors vrouw Yaroslavna wordt in Putivl in ere gehouden met een standbeeld. Haar grote klaagzang in de tweede akte gaat eveneens terug op het Igorlied.
Borodin, Glazoenov, Rimski-Korsakov
Als componist is Alexander Borodin (1833-1887) een vreemde eend in de bijt, zelfs naar de maatstaven van zijn Russische tijdgenoten. Hij was zijn gehele werkzame leven actief als chemicus en afgaande op zijn geboekstaafde prestaties op dat terrein was hij zonder meer toonaangevend. Als academisch chemicus kijk ik er met ontzag naar. Componeren was voor Borodin een nevenactiviteit. Dat hij op dat gebied niet meer heeft gepresteerd, zal eerder te wijten zijn aan de beroepskeuze die hij gemaakt heeft dan aan een gebrek aan talent.
Borodin werkte bijna twintig jaar aan Prins Igor en bij zijn dood liet hij een onvoltooid manuscript achter, dat slechts door de intensieve bemoeienis van zijn collega’s Rimski-Korsakov en Glazoenov aan de vergetelheid ontrukt kon worden.
Naar verluidt waren Borodins voltooide stukken goed leesbaar, maar was zijn werk in uitvoering een absolute janboel. Stukken in potlood werden overschreven met nieuwe ideeën in pen en daarover stonden weer correcties in potlood. Andere ingevingen werden genoteerd in de notenbalken van een instrument dat toevallig ergens rust had. Het is dan ook onmogelijk om van een authentieke Borodin-versie te spreken.
Glazoenov leverde een compositorische bijdrage in de vorm van 1.680 maten, waaronder de gehele ouverture. Dat is overigens een prachtig stuk geworden, bijna filmisch, met brede muzikale gebaren. Cecil B. DeMille zou het zo gebruikt kunnen hebben voor een vroege historische Hollywood-film over Igor.
De bijdrage van Rimski-Korsakov kwam meer op het gebied van de orkestratie te liggen, al droeg ook hij flink wat eigen materiaal bij. Prins Igor is dus meer het product van een componistencollectief dan van Borodin zelf. Maar ach, wat geeft dat, het is een meeslepend drama met tal van muzikale hoogtepunten, vooral natuurlijk de beroemde Polvetser dansen.
Tcherniakov
In 1996 kon men in ons land genieten van een hoogwaardige uitvoering van deze opera. Valery Gergiev kwam toen naar Den Haag met zijn Mariinsky-gezelschap, naar aanleiding van zijn verbintenis met Nederland in de vorm van een chef-dirigentschap in Rotterdam en een platencontract met Philips. In het muziektheater aan het Spui konden de bezoekers bij een Philips-stand de nieuwe opname van Igor aanschaffen, die Gergiev eind 1993 in Sint Petersburg had gemaakt met beroemde namen als Mikhail Kit, Galina Gorchakova, Gegam Grigorian en Olga Borodina.
De komende voorstellingen bij De Nationale Opera zijn een coproductie met de Metropolitan Opera. De regie en het decor zijn van Dmitri Tcherniakov, bij DNO bekend van De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja. De titelrol is in handen van Ildar Abdrazakov en Yaroslavna wordt gezongen door Oksana Dyka. Dmitri Ulyanov neemt zowel de rol van Igors onbetrouwbare zwager Galitsky als die van zijn tegenstrever Khan Konchak voor zijn rekening. Uiteraard is dat technisch mogelijk – hun bijdragen zijn keurig gescheiden – maar het is te hopen dat Ulyanov hiermee niet overbelast wordt.
Prins Igor is van 7 tot en met 26 februari zeven keer te zien in Nationale Opera & Ballet in Amsterdam. Zie voor meer informatie de website van De Nationale Opera.
8Reacties
Beste Place de l’Opera,
Als ik goed heb begrepen probeert Tcherniakov terug te gaan naar wat Borodin zelf gecomponeerd heeft, zo hoorde ik van mensen die de voorstelling in New York hebben gezien. Ik meen dat Glazunovs ouverture daar ook niet gespeeld werd. Is het misschien mogelijk om hier in Place de l’Opéra meer aandacht aan te besteden? Ik ben daar wel benieuwd naar. Zelf ken ik alleen de genoemde Kirov-opname.
Bedacht me net dat er op Place de l’Opera misschien een bespreking was van de productie toen deze bij de Met in première ging.
Inderdaad, op deze onvolprezen site: http://www.operamagazine.nl/buitenland/26461/zeldzame-igor-verovert-in-een-klap-de-wereld/
Men kan natuurlijk van principe zijn, alleen de muziek van Borodin te spelen en niet de aanvullingen van Rimski Korsakow en Glazounov maar als daardoor het ganse 3de bedrijf moet sneuvelen (op het trio na dat in de slotscene wordt ingelast)en ook nog de ouverture, dan bevalt dat mij (persoonlijk) helemaal niet.
Bovendien beviel die enscenering (een aanklacht tegen de oorlog, waarbij de gevangenschap van Igor als een idealistische droom wordt geinterpreteerd) me eigenlijk ook helemaal niet. Prins Igor is een heldenepos en zo zie ik het liefst. Het mag desnoods getransponeerd worden naar een ‘ander’ tijdperk maar het moet een epos blijven…
Een niet te missen productie. Een aangrijpende voorstelling. In Nederland zijn we niet verwend met Prins Igors.Ik herinner mij een zeer traditionele maar overtuigende uitvoering (14 september, 1978) door de Staatsopera van Bulgarije in de vreselijke akoestiek van het Rai Congrescentrum in Amsterdam in een bijna lege zaal. In de VARA-Matinee voerden het Synfonieorkest en Koor van de Kirov Opera, Sint-Petersburg op zaterdag 24 april,1993 de versie uit 1888 uit die voltooid en georkestreerd werd door Alexander Glazoenov en Nikolai Rimski-Korsakov. Deze prachtige uitvoering werd gedirigeerd door Valery Gergiev en de solisten waren o.a. Sergei Leiferkus, Galina Gorchakova, Gegam Grigorian, Alexander Morozov en Olga Borodina.
waarom geen aandacht voor de schitterende uitvoering van de voormalige Ned.Opera op 18 november1963 amsterdamse schouwburg met o,a Pieter van de Berg Mizzi van der LANZ, Caspar Broecheler als Igor, Cora Canne Meijer,’Johan van der Zalm, Bert Bijnen .’
Onder Toenmalig chef dirigent Franz Bauer Theussl.
Dit was wel met de ouverture.
Is al zolang geleden maar staat nog o pmijn netvlies als gister,ik was toen 17 nu 70 .
Niemand heeft het er over. Jammer
Meneer Horsmeier de voorstelling waar U het over heeft werd in het Duits gezongen en de regie was in handen van de vermaarde Peter Scharoff die in Nederland veel toneelstukken van Tsjechov regisseerde. De première was op 8 november, 1963. Op de datum die U noemt 18 november, 1963 speelde De Nederlandse Opera De Vier Huistirannen van Wolf-Ferrari in Utrecht. (bron: Het tijdschrift OPERA oktober 1963, 4e jaargang-8).
Op 20 november, 1937 was er een buitenlandse gastvoorstelling van Prins Igor in het Russisch in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag door de Nouvelle Opéra Russe uit Parijs. De eerste voorstelling van Prins Igor in Nederland was in september, 1932 in Scheveningen en gezongen in het Russisch.(bron: Annals of Opera 1597-1940).
Geachte Heer R.Duppen.
Sorry U heeft volkomen gelijk,. Heb de 1 per ongeluk ingetikt.Bewwar alle krantenknipsels en inderdaad het was 08 11 1963 en krant recensie is van
09 11 63 TELEGRAAF en Algemeen dagblad.
Mijn oprechte excuses zal volgende keer beter opletten.
Ja de Vier Huistirannen was toen ook erg leuke voorstelling in het Nederlands,mag wel weer eens opgevoerd worden ,maar denk dat het te oubollig is voor deze tijd.
Vriendelijke groet
C.Horsmeier.
Meneer Horsmeier U hoeft zich absoluut niet te verontschuldigen.Ik had toevallig dat tijdschrift Opera bij de hand anders had ik dat niet geweten. Ik heb ook plakboeken vol krantenknipsels en recensies en het is interessant om te lezen hoe in de loop der tijd het taalgebruik en de muzikale smaak zijn veranderd en dat bij operarecensies de nadruk veel meer is komen te liggen bij de regie. Ook is het interessant om te lezen hoe recensenten zich laten leiden door hun muzikale vooroordelen. Zo had de bekende recensent Lex van Delden een hekel aan Richard Strauss. Hij schreef boven een recensie van een concert door Het Concertgebouworkest o.l.v. George Szell:”Richard Strauss’ Kunst allang afgeschreven”‘. De uitvoering van de Vier letzte Lieder door Elisabeth Schwarzkopf wordt geprezen maar de muziek is week-sentimenteel en hij spreekt van onpersoonlijke burgerlijke salonromantiek. Don Quixote komt er helemaal slecht vanaf. “Ook hier is sprake van een kunstmatige poging nog leven toe te kennen aan een stuk dat allang dood is en begraven diende te zijn”.(19 juni, 1964) Een les om vooral recensies niet te serieus te nemen.